ECLI:NL:GHSHE:2023:3057

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
20-000940-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging in het openbaar met voorwaardelijke geldboete en proeftijd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging en had tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 8 juli 2021 te Terneuzen, waarbij de verdachte de aangeefster beledigde door haar kwetsende woorden toe te voegen in de tegenwoordigheid van anderen.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte de beledigende uitlatingen had gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk beledigende woorden heeft geuit, die door meerdere getuigen zijn gehoord. De verdediging voerde aan dat de verdachte de woorden niet had gezegd, maar het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen betrouwbaar waren en de belediging in het openbaar had plaatsgevonden.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,00, met een proeftijd van 2 jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de belediging, de omstandigheden waaronder deze is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte, maar deze zijn niet als nadelig meegewogen in de strafoplegging. De uitspraak benadrukt het belang van het respecteren van de eer en goede naam van anderen, vooral in het openbaar.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000940-23
Uitspraak : 19 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 31 maart 2023 in de strafzaak met parketnummer 02-286098-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 300,00 met een proeftijd van 2 jaar.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 8 juli 2021 te Terneuzen opzettelijk mevrouw [benadeelde] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "die kanker zwarte reed tegen mijn auto", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 8 juli 2021 te Terneuzen opzettelijk mevrouw [benadeelde] , in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: "die kanker zwarte reed tegen mijn auto", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juli 2021 (dossierpagina’s 5A-5C), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik doe aangifte van belediging. Een vrouw heeft mij beledigd. Op 8 juli 2021 had ik mijn auto geparkeerd net voor de T-splitsing op [adres 2]
(het hof begrijpt: [adres 2] )[adres 2] . Mijn vriend woont op [adres 2] .
Omstreeks 23:00 uur wilde ik vertrekken.
Ik reed heel langzaam achteruit en voelde een tik. Ik ben in de auto blijven zitten, en heb mijn vriend gebeld. Terwijl ik aan het bellen was hoorde ik iemand heel hard op mijn raam tikken, een persoon wilde mijn autoportier opentrekken. Ik heb toen mijn portier opengemaakt en gevraagd of het haar auto was. De vrouw bleef maar tegen mij schreeuwen en was heel erg boos.
Inmiddels was mijn vriend samen met zijn moeder bij mijn auto aangekomen. Inmiddels waren er nog mensen naar buiten gekomen. Op het moment dat de vrouw wegliep bij mijn auto, en naar de flat liep waar zij uit was gekomen, hoor ik de vrouw zeggen: "Die kanker zwarte heeft tegen mijn auto aangereden." Dit vond ik heel erg.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 juli 2021 (dossierpagina 2A), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] , wonende [adres 2] :
U vraagt mij wat ik heb gehoord over een eventuele belediging naar mijn vriendin
(het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] )op donderdag 8 juli 2021. Ik hoorde geschreeuw en ik hoorde de auto van mijn vriendin nog lopen en ik ging naar buiten. Mijn vriendin had tegen de auto van een vrouw aangereden. De vrouw was daar boos over. Ik weet dat ze [verdachte] heet
(het hof begrijpt: de afkorting van de voornaam van/roepnaam van verdachte). Ik hoorde dat ze zei: “Kanker zwarte heeft tegen mijn auto aangereden.”
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 juli 2021 (dossierpagina 3A), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
U vraagt mij wat ik heb horen zeggen over een eventuele belediging tegen mijn schoondochter op 8 juli 2021 op straat. Ik hoorde: “Kijk eens, die zwarte kankerwijf heeft mijn auto kapot gemaakt.” Ik was buiten omdat mijn schoondochter tegen haar auto was gereden. Daar was de vrouw boos over.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 23 juli 2021 (dossierpagina 4A), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
U vraagt mij wat ik heb gehoord van een eventuele belediging of discriminatie op 8 juli 2021 op straat voor de flat
(het hof begrijpt: op de [adres 2] ).De jongen die op de hoek woont heeft een buitenlandse vriendin. Deze reed weg en reed per ongeluk tegen de auto van [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte) aan. Zij stond te schelden. Zij was grof. [verdachte] liep terug en ik hoorde dat haar vriend/partner vroeg wat er was gebeurd. Ik hoorde dat ze zei: “Die kanker zwarte, kankeraap reed tegen mijn auto.”
5.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor door van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 4 augustus 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 3] :
De vriendin van de overbuurjongen raakte de auto van [verdachte] bij het inparkeren. Die vriendin is getint. [verdachte] begon te schelden. De vriendin van de overbuurjongen is in tranen uitgebarsten. Ze voelde zich echt geraakt door die woorden en was heel verdrietig. Ik weet nog wel dat de vriendin van de overburen erg geraakt was door de woorden van [verdachte] .
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 augustus 2021( dossierpagina 7A-7B), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
U vraagt mij of ik betrokken ben geweest bij een belediging op donderdag
8 juli 2021. (…)
Even daarvoor had een zwarte auto tegen mijn auto aangereden. (…)
Ik heb toen vrij luid gezegd kankerlijers.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte de woorden zoals tenlastegelegd nooit heeft gezegd. In plaats daarvan zou zij hebben gezegd: “Die kanker zwarte bak heeft tegen mijn auto aangezeten,” daarmee doelend op de donkergekleurde auto waarin aangeefster reed en niet op aangeefster zelf. De verdediging heeft daarbij gewezen op de getuigenverklaringen die uiteen zouden lopen. Er zou geen sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet en bovendien is de opmerking niet in het openbaar gemaakt.
Het hof stelt het volgende voorop.
Het hof stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 8 juli 2021 is aangeefster [benadeelde] tegen een andere auto aangereden: de auto waarin verdachte regelmatig reed. De verdachte was boos en heeft tegen aangeefster geschreeuwd. Toen de verdachte terugliep naar de flat waar zij vandaan kwam hoorden aangeefster en meerdere getuigen de verdachte hard roepen “Die kanker zwarte reed tegen mijn auto”, althans woorden van gelijke aard of strekking. Dat de getuigen in hun verklaringen niet exact dezelfde bewoordingen van de uitlating van de verdachte benoemen, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Voor zover door de verdediging naar voren is gebracht dat de getuigen met elkaar hebben gesproken voordat zij (later) door de politie zijn gehoord, doet ook die omstandigheid naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan die betrouwbaarheid. Al deze verklaringen – ook die van de getuige [getuige 3] die naar het oordeel van het hof niet als partijgetuige kan worden aangemerkt en met wie de verdachte volgens haar eigen verklaring in hoger beroep een vriendschappelijk contact had – hebben de strekking dat de verdachte met haar uitlatingen niet de auto van aangeefster, maar aangeefster zelf adresseerde. Hierin past ook dat verdachte zelf heeft verklaard dat zij op enig moment vrij luid ” kankerlijers” heeft gezegd. Ook dat woord gaat niet om een voorwerp maar om (een) pers(o)n(en). De door verdachte gebruikte bewoordingen zijn reeds naar hun aard en strekking onmiskenbaar beledigend.
Aangeefster was hierdoor erg geraakt, hetgeen bevestigd wordt door voornoemde getuige [getuige 3] die tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat aangeefster na de belediging erg verdrietig was en in tranen is uitgebarsten.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de uitlating in het openbaar heeft gedaan, namelijk terwijl zij buiten van de plek van de aanrijding terugliep naar de flat. De uitlating, die weliswaar niet rechtstreeks fysiek in het gezicht van aangeefster werd gedaan is door meerdere personen, waaronder aangeefster, die een getinte huidskleur heeft, gehoord. De belediging is in zoverre ook in de tegenwoordigheid van aangeefster gedaan. Naar het oordeel van het hof is in de gegeven omstandigheden het opzet van de verdachte – ook al heeft of zou de verdachte de opmerking fysiek in de richting van haar vriend (hebben) gemaakt – minst genomen in voorwaardelijke vorm gericht geweest op het beledigen van aangeefster.
Het hof verwerpt mitsdien de gevoerde bewijsverweren.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

eenvoudige belediging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is derhalve strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich vanuit hevige emotie schuldig gemaakt aan belediging van aangeefster [benadeelde] nadat deze [benadeelde] tegen de auto van verdachte was gereden. Door de bewezenverklaarde belediging te uiten heeft de verdachte de eer en goede naam van voornoemde [benadeelde] aangetast. Het hof neemt bij de beoordeling van de ernst van dit bewezenverklaarde feit mede in aanmerking dat de belediging is gedaan in de openbare ruimte, waardoor ook omstanders daarvan kennis hebben genomen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 7 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor een mishandeling is veroordeeld. Dit feit dateert evenwel van relatief lang geleden. Het hof weegt die omstandigheid niet ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Tot slot heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straf zich rekenschap gegeven van de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid op dit gebied. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een first offender, een geldboete van
€ 150,00. De hoogte van de straf wordt mede bepaald door de aard van de belediging, de mate waarin de belediging als kwetsend wordt ervaren en de aanwezigheid van getuigen.
Het hof heeft in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (haar gezinssamenstelling en haar financiële situatie) aanleiding gevonden om tot de oplegging van een geheel voorwaardelijk geldboete over te gaan.
Het op te leggen bedrag zal, in het kader van de rechtsgelijkheid nu deze in tegenstelling tot bij anderen geheel voorwaardelijk wordt opgelegd, wel hoger zijn dan voormeld bedrag.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof acht een voorwaardelijke geldboete, als stok achter de deur, passend om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst nogmaals aan een dergelijk feit schuldig te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 19 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Onder dit kopje wordt telkens – tenzij anders vermeld - verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2021188250 met sluitingsdatum 14 september 2021, doorgenummerde pagina's 1 tot en met 7B. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.