De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling voor zover van belang, – samengevat – het volgende aan.
De inhoud van het beroepschrift gaat vooral over de moeder in plaats van over de kinderen. De kinderen, hoe het met hen gaat, wat zij nodig hebben en wat in hun belang is, worden in het beroepschrift niet genoemd.
Het is de moeder tot op heden onvoldoende gelukt om een stabiele opvoeder voor de kinderen te zijn. De eerder door de GI benoemde zorgen zijn nog steeds actueel. Daarnaast heeft de moeder sinds de uithuisplaatsing geen stappen inzichtelijk gemaakt aan de GI waaruit blijkt dat zij vooruitgang heeft geboekt in de ontwikkeling tot een stabiele opvoeder. De GI heeft aan de moeder voorwaarden gesteld waaraan zij dient te voldoen alvorens een thuisplaatsing kan worden overwogen. De moeder laat op geen enkele manier zien dat zij vooruitgang boekt wat betreft deze voorwaarden. Een voorwaarde is onder meer dat de moeder een breed diagnostisch onderzoek aangaat zodat duidelijk en inzichtelijk wordt waar de sterke kanten van de moeder, haar mogelijkheden en haar onmogelijkheden liggen, zodat de juiste hulpverlening kan worden ingezet. De huisarts kon de moeder hiervoor eerst niet doorverwijzen omdat de moeder zelf geen hulpvraag had. Door tussenkomst van de GI is uiteindelijk alsnog een verwijzing naar de GGZ tot stand gekomen. Van belang is dat duidelijk wordt wat de moeder nodig heeft om te kunnen leren. Tevens heeft er op 12 juli 2023 een startgesprek plaatsgevonden met [instantie 1] . [instantie 1] gaat door middel van een gezinsonderzoek (onafhankelijk) de pedagogische vaardigheden van de moeder onderzoeken en de voortgang van de moeder op de voorwaarden waar zij aan moet voldoen vóór thuisplaatsing, in beeld brengen. Het onderzoek gaat zich richten op de contactmomenten tussen de moeder en de kinderen (waaronder of de moeder responsief en sensitief op de kinderen reageert); dit onderzoek gaat daarmee verder dan een BOR-traject. Het gezinsonderzoek dient de kinderen binnen een voor hen acceptabele termijn duidelijkheid te geven over waar zij gaan opgroeien. De intake heeft inmiddels plaatsgevonden. Het gezinsonderzoek gaat zes tot negen maanden in beslag nemen. Het is op dit moment nog onduidelijk wanneer [instantie 1] met het gezinsonderzoek kan starten. Om die reden dient het subsidiaire verzoek van de moeder te worden afgewezen. Anders dan de moeder stelt, wordt door de GI reeds sinds de aanvang van de uithuisplaatsing van de kinderen getracht om met de moeder toe te werken naar een thuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . De situatie van [minderjarige 2] dient apart gewogen te worden gezien zijn medische situatie. [minderjarige 2] zal – vanwege zijn epilepsie – altijd intramurale zorg nodig hebben. Hij profiteert van de plaatsing op [instantie 2] , al is die plaatsing niet helemaal passend omdat hij nu tussen volwassenen is geplaatst. [minderjarige 2] staat op de wachtlijst voor een plaatsing op [instantie 3] ; het is nog onduidelijk wanneer hij daar geplaatst kan worden.
In het verleden hebben zowel in België als in Nederland onderzoeken plaatsgevonden, waaronder MST-CAN. MST-CAN is de meest intensieve behandeling die in de thuissituatie kan worden ingezet. Aan de moeder zijn diverse kansen geboden om haar opvoeders-handelen te vergroten, haar opvoedsituatie op orde te brengen en zich te laten onderzoeken. Tot op heden heeft zij deze kansen niet aangegrepen. Uit het eindverslag van MST-CAN blijkt dat de moeder geen uitvoering heeft willen geven aan de klinische behandeling door MST-CAN. Zij heeft alleen gebruik willen maken van de praktische ondersteuning die naast de behandeling werd geboden. De GI vindt het zorgelijk dat de moeder steeds blijft herhalen dat de bevindingen van alle betrokken partijen onjuist zijn, dat deze partijen naar de mening van de moeder niet gedaan hebben wat zij moesten doen en dat de door hen gesignaleerde zorgen onterecht zijn. De indruk dat de moeder overvraagd lijkt in de taken die van haar als opvoeder en ouder worden gevraagd, blijft bestaan. De moeder is enkel in staat om de zorgen over haar (opvoeders)handelen en de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen te betwisten en niet aan de slag te gaan met de gesignaleerde zorgen. Hierdoor toont de moeder temeer aan over onvoldoende reflectievermogen te bezitten. Alle zorgen blijven in stand en de kinderen hebben hier last van. De moeder heeft naast de verantwoordelijkheid om voor inkomen te zorgen, ook de belangrijke taak en verantwoordelijkheid om een goed opvoedklimaat te creëren voor de kinderen en te werken aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen. De zorg van de GI is er met name in gelegen dat de moeder haar opleiding en haar werk als een doel op zich beschouwt, terwijl dit middelen zijn waarmee de moeder haar kinderen voor een gedeelte zo goed mogelijk kan ondersteunen in het opvoeden en opgroeien. Daarnaast is het zorgelijk dat de moeder hierin enkel haar eigen visie over hoe dit georganiseerd en geregeld moet worden centraal stelt. Wanneer andere partijen aan de moeder adviezen geven waarmee zij meer praktisch haar eigen wensen en daarnaast de kinderen centraal kan stellen, staat de moeder hier onvoldoende voor open en volgt zij deze adviezen niet op. Er wordt sinds medio 2022 door verschillende partijen, waaronder MST-CAN, de GI en de rechtbank, aan de moeder geadviseerd om (praktische) ondersteuning voor zichzelf te accepteren door bijvoorbeeld een maatschappelijk werker. Zorgelijk is dat er door de keuzes en het handelen van de moeder met enige regelmaat ad hoc situaties ontstaan, waarbij de moeder geen verantwoordelijkheid neemt en van de ander verwacht om het op te lossen. Zij lijkt hierbij niet in te zien dat deze situaties, die vervelend zijn voor de kinderen, voorkomen hadden kunnen worden.