ECLI:NL:GHSHE:2023:3040

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
200.328.368_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beslissing van de rechtbank inzake vervangende toestemming voor erkenning van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een minderjarige door de vader. De moeder was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de vader vervangende toestemming had verleend om de minderjarige te erkennen. De moeder voerde aan dat de erkenning haar in een onevenwichtige psychische toestand zou brengen, waardoor zij niet in staat zou zijn om de minderjarige een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. De vader daarentegen betoogde dat de bezwaren van de moeder emotioneel van aard waren en niet voldoende grond vormden om de erkenning te weigeren. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord, evenals de adviezen van de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof concludeerde dat de erkenning in het belang van de minderjarige was en dat de zorgen van de moeder niet zodanig waren dat deze de erkenning konden blokkeren. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af. De uitspraak benadrukt het belang van de familierechtelijke relatie tussen de vader en de minderjarige, ondanks de emotionele bezwaren van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 september 2023
Zaaknummer: 200.328.368/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/404438 FA RK 22-5684
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.F.A. Cadot.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
-
mr. [bijzondere curator], in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
IN HET KORT
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank aan de vader vervangende toestemming heeft verleend om de minderjarige [minderjarige] (1 jaar oud) te mogen erkennen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 28 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 juni 2023, en zoals verduidelijkt op de mondelinge behandeling in hoger beroep, heeft de moeder verzocht, voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de erkenning betreft en, opnieuw rechtdoende, de vervangende toestemming voor de erkenning te weigeren.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 14 juli 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans dit aan
haar als zijnde ongegrond en of onbewezen te ontzeggen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door mr. R.E. Teusink, waarnemend advocaat voor mr. Cadot;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van de brief van de bijzondere curator van 16 juli 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
Omdat partijen het erover eens zijn dat het biologisch vaderschap van [minderjarige] geen onderwerp van geschil is, zal het hof partij [de vader] aanduiden als ‘de vader’.
Bij de rechtbank
3.2.1.
Voor zover in deze procedure relevant, heeft de vader de rechtbank verzocht om hem ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder toestemming
te verlenen tot het erkennen van [minderjarige] .
3.2.2.
De rechtbank heeft bij tussenbeschikking van 9 januari 2023 de huidige bijzondere curator benoemd over [minderjarige] onder aanhouding van de zaak met het verzoek aan de bijzondere curator om schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het afstammingsverzoek in te nemen.
3.2.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in deze procedure relevant, het verzoek van de vader toegewezen en hem, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, toestemming verleend tot het erkennen van [minderjarige] .
Bij het hof
3.3.1.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert zij, samengevat, het volgende aan.
Door de erkenning zal de moeder in een zodanig onevenwichtige toestand komen te verkeren dat zij niet in staat is om [minderjarige] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft.
De vader kampte met ernstige agressieproblematiek (gericht tegen zowel de moeder als tegen [minderjarige] ), binnen een patroon met kenmerken van dwingende controle. Na einde van de relatie zette zich dit voort en kwam het zelfs tot een doodsbedreiging gericht aan de moeder en haar ouders. De vader is hiervoor ook verschenen bij de Officier van Justitie. De afgelopen periode is één grote achtbaan geweest: de problematische relatie met de vader, de onbedoelde zwangerschap, de vroeggeboorte van [minderjarige] (5 weken te vroeg) met alle complicaties die daarbij kwamen, de relatiebreuk en het gedrag van de vader dat heen en weer ging van onverschilligheid naar zeer agressief. De jeugdige leeftijd van beide ouders maakt het ook ingewikkeld. Om al deze redenen is het verlenen van vervangende toestemming (nu) niet opportuun, omdat dit moeder nog veel verder uit balans zal brengen dan tot nu toe al het geval is.
Haar bezwaren tegen erkenning zijn meer dan enkel emotionele weerstand. De moeder heeft zelf veel meegemaakt met de vader en ze moet nu, op haar 20e, al behandeling ondergaan. Zij is door de gemeente verwezen naar [instantie] te [plaats] en heeft daar anderhalf uur per week therapie. De moeder leert daar om met deze situatie om te gaan en zij vindt de therapie fijn. Misschien moet dit nog worden uitgebreid met traumatherapie. De moeder schiet bijvoorbeeld meteen in stress als er in haar bijzijn een telefoon afgaat met dezelfde ringtone die de vader heeft. Het was niet, zoals de vader beweert, dat partijen een ‘botsende relatie’ hadden. De relatie was niet gelijkwaardig. De moeder moest naar de vader luisteren en deed zij dat niet, dan zorgde de vader wel dat ze luisterde. De relatie werd verbroken omdat de vader [minderjarige] dood wenste, toen [minderjarige] niet stopte met huilen. Toen werd het de vader teveel en dat gaat eigenlijk altijd zo. De moeder heeft zelfs een moment overwogen om de relatie met de vader te herstellen, zodat ze [minderjarige] kan beschermen. Zolang de erkenning er niet is, is de deur voor de vader dicht en dat geeft de moeder rust en een gevoel van veiligheid. De moeder vreest voor de impact als er contact komt tussen de vader en [minderjarige] .
3.3.2.
De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bezwaren tegen de erkenning emotioneel zijn ingegeven en dat dit geen grond vormt om het verzoek tot erkenning af te wijzen. Ook in hoger beroep voert de moeder enkel emotionele bezwaren aan. Het bestaan van emotionele weerstand is ingevolge de jurisprudentie onvoldoende om aan voormelde zwaarwegende uitzonderingsgrond, die een weigering van de erkenning rechtvaardigt, te voldoen. De moeder komt met een algemene uiteenzetting over dwingende controle, maar een toespitsing wat er concreet bij moeder speelt, ontbreekt. De relatie van partijen is kort na de geboorte van [minderjarige] ten einde gekomen en partijen hebben daar beiden hun eigen visie op. Dit als zodanig is vervelend, maar staat een erkenning niet in de weg. De ouders hadden een botsende relatie met elkaar. Het was geen leuke relatie, maar ze hielden wel veel van elkaar. De periode rondom de onverwachte zwangerschap en de vroeggeboorte van [minderjarige] was voor beide ouders een stressvolle tijd. Dat de ouders jong zijn, wil ook niet zeggen dat dit tot bijzondere voorzichtigheid moet leiden. In het ziekenhuis zijn dingen gebeurd die niet kunnen, maar ook vanuit de moeder. De vader had toen teveel stress. Vanwege zijn ADHD en autisme kon hij daar toen niet goed mee omgaan. Nu hij hier zo op kan terugkijken, laat hij zien dat hij inmiddels over een behoorlijke zelfreflectie bezit. De vader heeft geen ernstige agressieproblematiek die zou passen binnen het patroon van dwingende controle. Er is sprake geweest van een incident naar aanleiding waarvan de moeder aangifte heeft gedaan. Dit heeft geleid tot een voorwaardelijk sepot. Met uitzondering van de aangifte die door de moeder is gedaan, is de vader nimmer in aanraking gekomen met justitie of politie. Van fysiek geweld dan wel andere ernstige handelingen is in de relatie ook nooit sprake geweest. Hoewel de vader het positief acht dat de moeder persoonlijke hulpverlening heeft, mag ook op grond daarvan niet geconcludeerd worden dat er sprake is van een situatie waarin erkenning de ongestoorde relatie tussen de moeder en [minderjarige] zou schaden. De vader heeft bemerkt dat de relatieverbreking en voornamelijk het geen deel uit mogen maken van het leven van [minderjarige] de nodige emoties en prikkels met zich hebben meegebracht. De vader heeft sinds zes maanden twee keer per week therapie bij de GGZ. Deze therapie is tweeledig: traumatherapie en muziektherapie. Het bevalt goed. De traumatherapie ziet op de gebeurtenissen rondom [minderjarige] maar ook op gebeurtenissen vanuit de jeugd van de vader. Tijdens de muziektherapie leert de vader zijn emoties te uiten met behulp van een muziekinstrument zoals de piano of drums.
3.3.3.
In haar brief en op de mondelinge behandeling heeft de bijzondere curator gepersisteerd bij haar eerder uitgebrachte advies dat er tot erkenning overgegaan dient te worden. De bijzondere curator ziet alleen maar emotionele bezwaren bij de moeder. Er moet duidelijkheid en rust komen voor partijen. Het is belangrijk dat de ouders uit de sfeer van de rechtszaken komen.
3.3.4.
De raad heeft ter zitting geadviseerd om de beslissing van de rechtbank in stand te laten. Als er wordt gewacht met de erkenning tot [minderjarige] ouder is, heeft [minderjarige] een slag gemist en heeft hij een hele kant van zijn familie niet leren kennen terwijl hij daar wel recht op heeft. Er zijn echter wel zorgen. De angst van de moeder is terecht en de vader moet iets met zijn gedrag. Dat doet hij nu via de GGZ. De vader zou de moeder het vertrouwen moeten geven dat [minderjarige] veilig is bij hem. Beide ouders zijn nog jong, ze waren 19 en 20 jaar toen [minderjarige] werd geboren. Hun hersenen zijn nog aan het rijpen, dat gaat door tot het 25e levensjaar. Er valt nog veel te verbeteren en er moet worden gekeken naar de kansen. De zorgen zijn niet zodanig dat deze aan erkenning in de weg staan. Dit vanwege de ontwikkelingskansen die beide ouders hebben. De raad hoopt dat de ouders uit de strijd gaan en dat ze oog krijgen voor de ontwikkelingen van elkaar. De ouders moeten allebei bepaalde beelden over elkaar loslaten, zoals dat de vader niet deugt (beeld van de moeder) en dat de moeder het niet aankan (beeld van de vader).
Het hof overweegt het volgende.
3.4.1.
Op grond van artikel 1:204 lid 3 BW kan de toestemming (tot erkenning) van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, dan wel de toestemming van het kind van twaalf jaren of ouder, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen door de toestemming van de rechter worden vervangen, tenzij deze erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon: a) de verwekker van het kind is, of b) de biologische vader van het kind, die niet de verwekker is en in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.
Zoals eerder opgemerkt is tussen partijen niet in geschil dat de vader de verwekker is van [minderjarige] .
3.4.2.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de moeder is in de wet nader omschreven als haar belang bij een ongestoorde verhouding met haar kind. Wanneer de moeder emotionele weerstand heeft tegen de erkenning is dit op zichzelf onvoldoende grond om de vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Dit kan echter anders liggen indien de weerstand van de moeder belangrijke negatieve gevolgen heeft voor [minderjarige] . Van schade aan de belangen van [minderjarige] is sprake indien ten gevolge van de erkenning er voor hem reële risico’s zijn dat hij wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou het geval kunnen zijn wanneer de moeder, zoals zij betoogt, ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is [minderjarige] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft. Dat deze procedure bij de moeder veel weerstand oproept en haar psychische gesteldheid geen goed doet dan wel mogelijk verergert, is op zichzelf onvoldoende grond om de vervangende toestemming te weigeren. Het enkele feit dat [minderjarige] (enige) weerslag zou ondervinden van de inbreuk die de erkenning maakt op zijn gezinsleven met de moeder, kan niet worden aanvaard als schade aan zijn belangen.
De vraag die daarom voorligt, is of de moeder
ten gevolge van de erkenningin een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is [minderjarige] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft.
Het hof is van oordeel dat daar geen sprake van is en overweegt daartoe als volgt.
3.4.3.
De verklaring van de moeder over de grensoverschrijdende gebeurtenissen die zij met de vader heeft meegemaakt, vindt steun in het dossier waar de ziekenhuisverslagen een objectief beeld geven van de zorgwekkende gedragingen van de vader. Het hof merkt op dat de angst van de moeder voor de vader en haar weerstand tegen de erkenning invoelbaar zijn. Op de mondelinge behandeling heeft het hof waargenomen dat de moeder gedurende de hele zitting emotioneel is geweest. Het is duidelijk dat deze rechtszaak spanningen met zich brengt en dat de moeder momenteel een zware tijd doormaakt. Het is positief dat beide ouders actief een hulpverleningstraject zijn aangegaan. De moeder heeft professionele hulp gezocht om de ervaringen met de vader te verwerken en de vader is zes maanden geleden begonnen met een intensief traject bij de GGZ waar hij twee keer per week therapie krijgt. De hulp houdt onder meer verband met zijn autisme, ADHD en het gezond leren omgaan met zijn emoties.
3.4.4.
Dat de zorgen van de moeder invoelbaar zijn, maakt niet dat deze bezwaren – gebaseerd op vervelende gebeurtenissen met de vader uit het verleden – en de daaruit voortvloeiende weerstand tegen de erkenning, grond zijn om het verzoek tot erkenning af te wijzen. De moeder heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij ten gevolge van de erkenning niet langer in staat is [minderjarige] het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat hij nodig heeft. Niet is gebleken dat de weerstand die de moeder heeft tegen de erkenning zulke negatieve gevolgen heeft voor haar ongestoorde verhouding met [minderjarige] dat de toestemming geweigerd dient te worden. Daarbij vindt het hof het belangrijk dat beide ouders professionele hulp hebben gezocht en het hof met de raad nog ontwikkelingskansen ziet. Verder heeft de moeder het hof ook niet kunnen overtuigen dat haar psychische problemen direct te herleiden zijn tot de erkenning. Uit de verklaring van de moeder leidt het hof af dat de moeder met name vreest dat de erkenning de deur naar de omgang openzet. Dit leidt bij haar tot grote zorgen over de gevolgen en veiligheid van [minderjarige] . Het hof acht deze angst invoelbaar, maar een beslissing over de omgang ligt in hoger beroep niet voor. Het is aan de rechtbank om hier binnenkort verdere beslissingen in te nemen.
3.4.5.
Het hof is van oordeel dat de verzochte erkenning ook overigens niet in strijd is met de belangen van [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] dat hij met de vader in een familierechtelijke betrekking komt te staan. Daarbij neemt het hof tevens in aanmerking dat zowel de raad als de bijzondere curator erkenning van [minderjarige] door de vader in het belang van [minderjarige] acht. Het hof is ook niet gebleken dat de huidige ontwikkeling van [minderjarige] directe aanleiding geeft tot zorg. Integendeel, [minderjarige] ontwikkelt zich goed.
3.4.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.P. de Beij en is op 21 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.