ECLI:NL:GHSHE:2023:3038

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
200.326.741_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over een minderjarige. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag, omdat de rechtbank in eerste aanleg zijn verzoek had afgewezen. De vader stelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat er geen perspectief was op verbetering van de communicatie tussen hem en de moeder. De moeder, die ook in de procedure betrokken was, voerde aan dat de vader niet bereid was om samen te werken aan de communicatie en dat zij in staat was om in het belang van de minderjarige te handelen. Het hof heeft de situatie van de minderjarige en de communicatieproblemen tussen de ouders zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om zelfstandig beslissingen te nemen die in het belang van de minderjarige waren en dat er geen basis was voor een werkbare communicatie tussen de ouders. Daarom heeft het hof besloten om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan de vader toe te wijzen. De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 september 2023
Zaaknummer: 200.326.741/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/384271 / FA RK 22-3238
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. M.H.A.J. Slaats.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling)
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
IN HET KORT
De vader is het er niet mee eens dat de rechtbank zijn verzoek om eenhoofdig gezag over de tweejarige [minderjarige] heeft afgewezen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 mei 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog te bepalen dat het eenhoofdig gezag omtrent [minderjarige] dient te komen bij de vader en dat de moeder dient te worden ontslagen uit het medegezag wat zij over [minderjarige] heeft, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 juni 2023, heeft de moeder verzocht de vader in het door hem ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-partijen, bijgestaan door hun advocaten;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 2 februari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021.
De vader heeft [minderjarige] erkend en de ouders oefenen samen het ouderlijk gezag over haar uit.
[minderjarige] woont vanaf haar geboorte bij de vader.
3.2.
Sinds 6 oktober 2021 staat [minderjarige] onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 6 oktober 2023. De GI heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij de rechtbank recent om verlenging van de ondertoezichtstelling heeft verzocht.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om te worden belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] , afgewezen.
3.4.1.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. In zijn beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, voert hij, samengevat, het volgende aan.
Er is sprake van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen partijen en niet valt te verwachten dat dit binnen afzienbare tijd zal verbeteren. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat onvoldoende vast is komen te staan dat de vader moeilijkheden ondervindt in de uitoefening van het gezag over [minderjarige] en dat de moeder gezagsbeslissingen frustreert. De vader heeft ter zitting aangegeven dat de moeder veelal onbereikbaar was. Hij heeft ook vele malen vergeefs getracht om telefonisch contact te krijgen met haar, maar zij neemt op de bekende telefoonnummers niet op. Ook de GI heeft aangegeven dat de moeder moeilijk bereikbaar was en is. De rechtbank heeft ten onrechte geen acht geslagen aan het belang van [minderjarige] ; zij ondervond problemen bij medici, ziekenhuis etc., alwaar toestemming van de moeder noodzakelijk was.
De rechtbank is tevens voorbijgegaan aan het feit dat de moeder psychische problemen had en heeft. Ten gevolge van deze psychische problemen loopt de begeleide contactregeling zeer moeizaam en wordt [minderjarige] veelal teleurgesteld, omdat de moeder onbereikbaar is of de omgangscontacten afzegt. De moeder heeft [minderjarige] sinds 15 maart 2023 niet meer gezien. De GI is gestopt met de omgangsbegeleiding, vanwege beledigingen en bedreigingen vanuit de moeder. Tijdens de contactmomenten liet de moeder zich tegenover [minderjarige] erg laatdunkend uit over de vader.
Evenmin heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat er absoluut geen communicatie of samenwerking tussen partijen over [minderjarige] mogelijk is. Met de moeder valt niet te communiceren of rustig te overleggen over [minderjarige] , omdat zij steeds agressief en boos wordt. Het hulpverleningstraject dat is opgestart heeft niet tot enig resultaat geleid of althans niet tot het resultaat dat er weer enig overleg over [minderjarige] tussen de ouders mogelijk is. Ook de begeleiding van de GI en [instantie] heeft niet geleid tot enige inhoudelijke communicatie tussen partijen omtrent [minderjarige] . Als partijen überhaupt geen overleg kunnen plegen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , heeft gezamenlijk gezag totaal geen zin. Alle trajecten om de communicatie tussen partijen op gang te brengen, zijn beëindigd. De moeder heeft zich bedreigend uitgelaten naar de hulpverlening en de vader toe. De GI heeft de vader geadviseerd om geen rechtstreeks contact met de moeder te zoeken, omdat dat tot problemen leidt.
Het gezamenlijk gezag is niet uitvoerbaar en er is geen perspectief dat het nog beter wordt. Bij de rechtbank was dat perspectief er nog wel, maar de moeder gooit alle deuren dicht.
De vader biedt bewijs aan om zijn stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens, speciaal door getuigen.
3.4.2.
De moeder voert in haar verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aan.
De vader wil niet (eens) proberen te werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie. Hij schildert de moeder af als een onmogelijk persoon om mee samen te werken, zonder daadwerkelijk te proberen samen te werken. De moeder heeft kort na de geboorte in het kraambed een psychose gehad. Zij kon destijds niet zelf voor [minderjarige] zorgen. De moeder is hersteld. Zij is rationeel prima in staat om het belang van [minderjarige] voorop te stellen en om beslissingen in het belang van [minderjarige] te nemen. De moeder probeert afstand te nemen van de machtsstrijd over [minderjarige] die eerder tussen ouders werd gevoerd en die, gezien de inhoud van het beroepschrift, nog niet helemaal is beëindigd.
Bij het ontbreken van communicatie kan niet zomaar worden gesproken van klem of verloren raken. De vader vermijdt elke communicatie en de moeder mag geen direct contact opnemen. Het opzetten van deugdelijke communicatie is zeker nog mogelijk en ook indien zou blijken dat dat toch niet goed mogelijk is, dan kan gezamenlijk gezag onder regie van een derde blijven voortbestaan. Daarbij speelt ook een rol dat [minderjarige] pas twee jaar oud is en dat de ondertoezichtstelling nog geldend is en helpend kan zijn. [instantie] is gestopt met het begeleiden van de omgang, omdat de moeder boos was geworden en had gezegd ‘dan sla ik erop’. De moeder kan flink boos worden als de emoties haar hoog zitten, maar zij handelt er nooit naar. De hulpverlening weet dat ook van haar. De moeder wordt nooit zo boos als [minderjarige] erbij is. De moeder vraagt in de groepsapp met de vader en de GI om informatie over [minderjarige] , maar die krijgt ze niet meer. Ze heeft een keer een foto van [minderjarige] op social media geplaatst.
De vader heeft onvoldoende gesteld en het is onvoldoende aannemelijk dat het toewijzen van eenhoofdig gezag over [minderjarige] aan hem in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] woont bij de vader en zolang dat goed gaat, kan de moeder daar ook mee instemmen.
De moeder ziet in het voortduren van het gezamenlijk gezag juist kansen om elkaar als ouder te (gaan) ondersteunen bij het nemen van (soms ook) moeilijke beslissingen over [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] als het gezamenlijk gezag door beide ouders zal worden voortgezet.
3.4.3.
De GI heeft op de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende verklaard.
De moeder is tijdens een begeleid contact met [minderjarige] in maart 2023 zo boos geworden op [instantie] , dat [instantie] niet meer met haar in contact durfde te komen en de omgangsbegeleiding heeft stopgezet. Het was lastig om een nieuwe instantie te vinden om de omgang te begeleiden. Om de veiligheid van de GI en [minderjarige] te waarborgen, moet er een professional bij betrokken worden. Dat is gelukt. In september 2023 wordt het contact weer hervat onder begeleiding van het aXiehuis. De opdracht binnen de ondertoezichtstelling is gericht op communicatie tussen de ouders. Deze communicatie is nog steeds niet mogelijk. De GI is hierbij noodzakelijk als tussenpersoon. Ouderschapsbemiddeling is niet geslaagd en de GI gaat dit niet opnieuw inzetten. De bereidheid is er nog wel bij de GI, maar bij de ouders niet. Er is al zoveel geprobeerd. De GI verwacht dat deze ouders nooit met elkaar kunnen communiceren. Als het gezamenlijk gezag in stand blijft, vreest de GI dat het een jarenlange ondertoezichtstelling gaat worden. Als de vader het eenhoofdig gezag zou krijgen, zou dat rust kunnen betekenen. Hij kan dan alles zelf regelen zoals een ID-kaart aanvragen. Dan zou de ondertoezichtstelling ook niet meer noodzakelijk zijn. Het klopt dat de moeder een foto van [minderjarige] op social media had geplaatst.
3.4.4.
De raad heeft op de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om het hoger beroep van de vader toe te wijzen zodat hij voortaan alleen het gezag over [minderjarige] krijgt. Naar aanleiding van het incident in maart 2023 waar de moeder zich bedreigend heeft uitgelaten richting de omgangsbegeleider [instantie] , heeft er al geruime tijd geen contact meer tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden. Tijdens de omgang werd gezien dat de moeder niet kon aansluiten bij [minderjarige] en negatieve uitlatingen maakte over de vader in het bijzijn van [minderjarige] . Hiermee belast zij [minderjarige] . De moeder is er meerdere keren op gewezen dat dit niet goed was voor [minderjarige] , maar ze bleef het doen. De moeder heeft geen inzicht dat haar gedrag schadelijk is voor [minderjarige] . Uit de rapportages blijkt ook dat de moeder moeilijk stuurbaar is. Het voordeel van gezamenlijk gezag is dat de GI beide ouders schriftelijke aanwijzingen kan geven. Maar ook dit is niet doorslaggevend, want de moeder houdt zich nu ook niet aan de afspraken, bijvoorbeeld toen ze een foto van [minderjarige] op social media plaatste. [minderjarige] zit nu nog niet klem, omdat de gezinsvoogd er tussen zit. Tussen de ouders vindt geen enkele communicatie plaatst en er is geen perspectief dat dit gaat verbeteren. Alles is al geprobeerd, maar het gaat niet lukken. Deze ouders kunnen niet met elkaar invulling geven aan hun ouderschap.
Het hof overweegt het volgende.
3.5.1.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Het hof is van oordeel dat het anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de vader voortaan alleen het gezag over haar krijgt. Het hof baseert deze beslissing op de volgende overwegingen.
3.5.2.
Uit het dossier is gebleken dat de moeder verstandelijk beperkt is en dat zij in het kraambed een psychose heeft gehad waardoor zij niet voor [minderjarige] kon zorgen. [minderjarige] is altijd volledig door de vader verzorgd en opgevoed. De moeder heeft nog nooit zelfstandig voor [minderjarige] gezorgd en de ouders zijn het erover eens dat [minderjarige] bij de vader zal opgroeien. De contacten tussen de moeder en [minderjarige] hebben altijd onder begeleiding plaatsgevonden. Deze begeleiding is nog steeds noodzakelijk. Tijdens de contactmomenten heeft de moeder zich negatief uitgelaten over de vader en is zij niet in staat gebleken haar gedrag te veranderen, ook niet nadat ze hier meerdere malen op was aangesproken. De moeder ziet niet in dat haar gedrag schadelijk is voor [minderjarige] . Het hof hecht hierbij waarde aan de verklaring van de raad dat [minderjarige] ‘nu nog niet klem zit,’ omdat de gezinsvoogd er nog tussen zit. De rechtbank heeft bij beschikking van 23 mei 2023 de begeleide contacten, op verzoek van de GI, teruggebracht naar één keer per veertien dagen twee uur. Deze regeling is nog steeds niet uitgevoerd, omdat er geen instanties meer beschikbaar waren om de omgang te begeleiden, nadat [instantie] de begeleiding stopte vanwege grensoverschrijdend gedrag van de moeder. Al met al heeft de moeder vanaf [minderjarige] ’s geboorte weinig tot geen invulling gegeven aan haar moederrol. Gebaseerd op het verloop van de afgelopen twee-en-een-half jaar acht het hof de moeder niet in staat om nog ten aanzien van [minderjarige] beslissingen te nemen die in voldoende mate aansluiten bij haar huidige ontwikkeling(s-fase). De moeder kan dit, ondanks haar wellicht goede intentie, niet waarmaken. Het valt niet te verwachten dat de moeder in de nabije toekomst wel in staat zal zijn om de verantwoordelijkheid te dragen die het ouderlijk gezag met zich brengt.
3.5.3.
De communicatie tussen de ouders is een andere zorg die het hof laat meewegen in de beoordeling. Uit het dossier is gebleken, zoals bevestigd op de mondelinge behandeling, dat er tussen de ouders onderling geen enkele basis aanwezig is om enige vorm van respectvolle, althans tenminste werkbare, ouderlijke communicatie op te starten. De ouders zijn niet in staat gebleken om een samenwerkingsrelatie met elkaar te hebben, ook niet met tussenkomst van de hulpverlening. De GI is nog wel bereid om met de ouders om de tafel te gaan om de communicatie vlot te trekken, maar beide ouders willen dit niet meer. Anders dan ten tijde van de procedure bij de rechtbank, ziet het hof nu geen perspectief meer op verbetering van de communicatie. [minderjarige] is erbij gebaat als er rondom haar voortvarend beslissingen kunnen worden genomen. Hiervoor is het noodzakelijk dat haar ouders samenwerken zodat er zonder onnodige vertraging, gezagsbeslissingen kunnen worden genomen. Vanuit beide ouders zijn er geen mogelijkheden om te werken aan de communicatie. Op die manier wordt het zeer moeilijk – zo niet onmogelijk – om met elkaar houdbare afspraken te maken over [minderjarige] . Omdat de ouders nooit met elkaar hebben kunnen communiceren, heeft het hof niet de verwachting dat in deze situatie binnen afzienbare tijd verbetering zal komen. Het is duidelijk dat de ouders het samen niet kunnen en dat dit zal leiden tot schadelijke gevolgen voor [minderjarige] . Het hof zal [minderjarige] hiertegen beschermen. Voor de ontwikkeling van [minderjarige] acht het hof het van essentieel belang dat de vader – als enige verzorgende ouder van [minderjarige] – in staat wordt gesteld om zelfstandig beslissingen te nemen met betrekking tot haar verzorging en opvoeding.
3.5.4.
Onder al deze beschreven omstandigheden acht het hof het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd en dat het eenhoofdig gezag aan de vader wordt toegewezen. De bestreden beschikking dient te worden vernietigd en het primaire verzoek van de vader zal alsnog worden toegewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] (geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021) aan de vader alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, J.C.E. Ackermans-Wijn en E.P. de Beij en is op 21 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.