ECLI:NL:GHSHE:2023:3025

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
20-002583-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van € 25.000,00 voor verschillende feiten die in strijd zijn met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte heeft op grote schaal in verdovende middelen gehandeld, waaronder synthetische drugs en erectiepillen, en was betrokken bij de productie van deze middelen. Daarnaast had hij een geladen vuurwapen in zijn woning, wat een ernstig risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht.

Na een eerdere veroordeling in hoger beroep heeft de Hoge Raad de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbeoordeling van de strafoplegging. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak in aanmerking genomen en de gevangenisstraf gematigd van 48 maanden naar 30 maanden. De verdachte is ook veroordeeld tot hechtenis voor de duur van 2 maanden voor een overtreding van de Geneesmiddelenwet en 4 maanden voor een andere overtreding. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de drugshandel op de maatschappij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002583-22
Uitspraak : 4 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen, na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 juli 2018 met parketnummer 03-700518-16 in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
wonende te [adres] .
Procesverloop
Bij vonnis (parketnummer 03-700518-16) van 24 juli 2018 is de verdachte ter zake van
- het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 1),
- het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (feit 2)
- het om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit (feit 3),
- het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 4),
- overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, meermalen gepleegd (feit 5),
- het medeplegen van overtreding van het voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 40 tweede lid van de Geneesmiddelenwet (feit 6),
- het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (feit 7)
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 25.000,00 subsidiair 160 dagen hechtenis. Voorts heeft de rechtbank een aantal inbeslaggenomen goederen verbeurd verklaard, een groot aantal inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer en teruggave aan de verdachte gelast van een aantal inbeslaggenomen goederen.
Namens de verdachte is op 30 juli 2018 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 16 juni 2021 zich verenigd met het vonnis waarvan beroep en met de gronden waarop dit berust, met uitzondering van de feiten 1 en 5 voor zover het de bewezenverklaarde periode betreft en met uitzondering van de strafoplegging en, in zoverre opnieuw rechtdoende, bewezenverklaard ‘in de periode 1 oktober 2016 tot en met 2 november 2016’ (feiten 1 en 5) en de verdachte ter zake het onder 1 tot en met 7 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is op 22 juni 2021 tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 15 november 2022 het bestreden arrest vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep na verwijzing door de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het laatst bestreden arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 16 juni 2021 partieel vernietigd, te weten uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging. De omvang van het hoger beroep is na verwijzing derhalve beperkt tot een oordeel uitsluitend over de strafoplegging.
In zoverre zal het hof de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw berechten en afdoen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat thans – na verwijzing – nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad - gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de in het arrest opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte voor het tenlastegelegde onder de 1, 2, 3, 4 en 7 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest, voor het tenlastegelegde onder 5 tot hechtenis voor de duur van 3 maanden en voor het tenlastegelegde onder 6 tot hechtenis voor de duur van 9 maanden.
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd en het hof verzocht om, mede als gevolg van de schending van de redelijke termijn, ten aanzien van de bewezenverklaarde misdrijven een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest en voor de bewezenverklaarde overtredingen een voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 1 maand op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft op grote schaal in allerlei verdovende middelen gehandeld, voornamelijk in synthetische drugs. Bij één ten laste van de verdachte bewezenverklaarde levering handelde het al om ongeveer tweeëneenhalve kilo synthetische drugs. Zowel in de woning van de verdachte als in de woning van zijn vriendin, waar de verdachte dagelijks verbleef, zijn ook aanzienlijke hoeveelheden bij de Opiumwet verboden stoffen aangetroffen. De verdachte beperkte zich echter niet tot de handel in hard- en softdrugs. Hij had ook een handelsvoorraad van bijna 130.000 erectiepillen. Uit de notities die bij de verdachte zijn aangetroffen kan worden afgeleid dat de verdachte een levendige handel bedreef en dat er tienduizenden euro’s in die handel omging. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij de productie van synthetische drugs. Hij had diverse goederen en stoffen voorhanden die gebruikt (kunnen) worden bij de productie van synthetische drugs.
De straffen voor handel in verdovende middelen en het bezit van handelshoeveelheden verdovende middelen zijn fors. Dit heeft alles te maken met de enorme impact op de maatschappij door de handel en consumptie van harddrugs. Zo vormt het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid, terwijl de gebruiker zijn verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen probeert te bekostigen. Drugslaboratoria vormen verder een groot gevaar voor het milieu – afval wordt gedumpt of in het riool geloosd – en voor omwonenden vanwege het gevaar van chemische dampen, brand en ontploffing. Ook gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met ernstige vormen van criminaliteit, mede vanwege de grote financiële belangen die hiermee gepaard gaan. Daarnaast wordt de samenleving door de grote criminele winsten ondermijnd en heeft zij veelvuldig te kampen met (wapen)geweld om rekeningen te vereffenen, waarvan ook willekeurige onschuldige burgers het slachtoffer kunnen worden. Daarnaast kan ook het illegaal verstrekken van erectiepillen een ernstige bedreiging zijn voor de gezondheid van de gebruikers.
Voorts heeft de verdachte zich samen met zijn partner schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie. Het geladen vuurwapen lag in hun bed, terwijl in de woning ook een aantal minderjarige kinderen woonden. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen – en in het bijzonder de minderjarige kinderen die in de woning woonden – met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bezit van een vuurwapen regelmatig tot het gebruik daarvan leidt, met alle risico’s van dien.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte meerdere malen eerder onherroepelijk voor overtreding van feiten strafbaar gesteld bij de Opiumwet en de Wet wapens en munitie is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte lijkt zijn leven in de laatste jaren een positieve wending te hebben gegeven. Afgezet tegen de aard, ernst en omvang van het bewezenverklaarde leggen deze persoonlijke omstandigheden echter relatief minder gewicht in de schaal.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Volgens die oriëntatiepunten waarbij als algemeen uitgangspunt geldt dat het gaat om een verdachte zonder documentatie die alleen opereert, wordt het aanwezig hebben van harddrugs tussen de 3000 en 4000 gram bestraft met twaalf maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk. De verdachte had een dergelijke hoeveelheid aanwezig, te weten: in totaal ongeveer 249 gram amfetamine, cocaïne en MDMA, 11 pillen MDMA (omgerekend volgens de oriëntatiepunten is dat 5,5 gram) en 30 liter GHB (omgerekend volgens de oriëntatiepunten is dat 3000 gram). Voor het aanwezig hebben van een pistool wordt doorgaans drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Het aanwezig hebben van 133,8 gram hennep wordt doorgaans bestraft met een geldboete van € 400,00. Voor het in voorraad hebben van erectiepillen of het handelen daarin zonder handelsvergunning en voor de voorbereidingshandelingen voor de productie van en handel in harddrugs zijn geen oriëntatiepunten. Ook dient de handel in harddrugs bij de strafoplegging te worden meegewogen, waarbij opmerking verdient dat gelet op de grote hoeveelheden harddrugs waarin de verdachte kennelijk handelde, de oriëntatiepunten die bestaan voor dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat als te licht en daarmee niet passend worden geacht.
De verdachte is, anders dan waar de oriëntatiepunten op zijn gebaseerd, geen first offender.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest voor het onder 1 tot en met 4 en het onder 7 bewezenverklaarde, hechtenis voor de duur van 2 maanden voor het onder 5 bewezenverklaarde en hechtenis voor de duur van 4 maanden voor het onder 6 bewezenverklaarde passend en geboden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de fases van hoger beroep en cassatie telkens dienen te zijn afgerond met een eindarrest binnen twee jaren nadat het beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als uitgangspunt heeft voorts te gelden dat in de regel sprake is van overschrijding van de redelijke termijn indien de stukken van het geding meer dan acht maanden na het instellen van het beroep in cassatie ter griffie van de Hoge Raad zijn ingekomen.
In de onderhavige strafzaak is de verdachte in verzekering gesteld op 2 november 2016. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 24 juli 2018. Namens de verdachte is op 30 juli 2018 hoger beroep ingesteld. Het hof heeft bij arrest van 16 juni 2021 de verdachte veroordeeld. Vervolgens is op 22 juni 2021 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 15 november 2022 arrest gewezen, waarbij de zaak is teruggewezen naar dit hof opdat de zaak op het bestaande hoger beroep gedeeltelijk opnieuw wordt berecht en afgedaan. Het hof zal bij arrest van heden – 4 september 2023 – eindarrest wijzen.
Het hof stelt derhalve vast dat de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep (eerste behandeling) met bijna 1 jaar is overschreden. Van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop, althans de overschrijding van de redelijke termijn, rechtvaardigen is het hof niet gebleken. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf zal matigen met 18 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest. Gelet op voornoemde forse matiging van de duur van de gevangenisstraf, in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, zal het hof ten aanzien van de bewezenverklaarde overtredingen de duur van de opgelegde hechtenis niet matigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 40 van de Geneesmiddelenwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht:
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-700518-16 onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 7 bewezenverklaarde:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 2 (twee) maanden;

ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:

veroordeelt de verdachte tot hechtenis voor de duur van 4 (vier) maanden;

bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr.dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 4 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. O.A.J.M. Lavrijssen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.