ECLI:NL:GHSHE:2023:3

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
3 januari 2023
Zaaknummer
200.292.071_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Revindicatie van een Omega horloge en vervangende schadevergoeding in een affectieve relatie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de revindicatie van een Omega horloge door de appellant, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, maar op dat moment in Frankrijk verblijft. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.G.L. van Veghel, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 16 december 2020 is gewezen. De rechtbank had de vorderingen van de appellant afgewezen, waarbij de appellant in eerste aanleg als eiser in conventie en verweerder in reconventie optrad. De erflaatster, die op 5 oktober 2019 is overleden, was de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De erfgenaam, geïntimeerde in hoger beroep, is de enige erfgenaam van de erflaatster en wordt vertegenwoordigd door mr. F.J. Koningsveld.

De appellant vordert in hoger beroep de revindicatie van het Omega horloge, en indien dit niet mogelijk is, een vervangende schadevergoeding. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven. De appellant heeft drie grieven aangevoerd, die betrekking hebben op de eigendom van het Omega horloge en andere sieraden. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij de eigenaar is van het horloge. De vordering tot revindicatie is afgewezen, evenals de vordering tot vervangende schadevergoeding, omdat deze vorderingen afhankelijk zijn van het eigendomsrecht.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 3 januari 2023 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer 200.292.071/01
arrest van 3 januari 2023
in de zaak van
[appellant],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende op [verblijfplaats] te Frankrijk,
echter wonende ten tijde van de dagvaarding te [woonplaats] ,
appellant in hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. P.G.L. van Veghel te Asten,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in hoger beroep,
hierna ook aan te duiden als de erfgenaam,
advocaat: mr. F.J. Koningsveld te Breda,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 maart 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 december 2020, door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven gewezen.
In eerste aanleg trad [appellant] op als eiser in conventie en verweerder in reconventie. [erflaatster] (hierna erflaatster) trad op als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over de revindicatie van een Omega horloge en - indien dit niet meer mogelijk is - vervangende schadevergoeding.

2.Het geding in eerste aanleg (C/01/342711 / HA ZA 19-93)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

3.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met productie 48;
  • de akte betekening memorie van grieven met de producties 49 tot en met 51;
  • de memorie van antwoord van de erfgenaam met twee ongenummerde producties;
  • de rolbeslissing van dit hof van 19 oktober 2021;
  • de akte uitlating rolbeslissing aan de kant van [appellant] ;
  • de akte uitlating rolbeslissing aan de kant van de erfgenaam;
  • de rolbeslissing van dit hof van 23 november 2021;
  • de akte overlegging productie aan de kant van de erfgenaam met de verklaring van erfrecht;
  • de rolbeslissing van dit hof van 11 januari 2022;
  • de akte getiteld “overlegging producties” aan de kant van [appellant] , zonder overgelegde producties, maar met een verzoek tot benoeming van een deskundige;
  • de antwoordakte aan de kant van de erfgenaam.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

4.De beoordeling

De vaststaande feiten
4.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten:
(a) [appellant] en erflaatster hebben een affectieve relatie gehad;
(b) tot 15 juli 2018 hebben [appellant] en erflaatster samengewoond;
(c) erflaatster is op 5 oktober 2019 overleden;
(d) [geïntimeerde] is de enig erfgenaam van erflaatster;
(e) de erfgenaam is de formele procespartij en geïntimeerde in het hoger beroep (waarover reeds de rolbeslissingen van 19 oktober 2021, 23 november 2021 en 11 januari 2022).
De procedure voor de rechtbank
4.2
[appellant] heeft, na wijziging van eis, het volgende gevorderd:
- revindicatie van een Omega horloge of;
- als dit horloge er niet meer is, vervangende schadevergoeding en;
- een proceskostenveroordeling.
4.3
De erflaatster heeft verweer gevoerd.
Beslissing rechtbank
4.4
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
De procedure in hoger beroep
4.5
[appellant] stelt tijdig beroep in. [appellant] voert drie grieven aan. [appellant] concludeert tot vernietiging van het vonnis van 16 december 2020, en opnieuw rechtdoende bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad:
A. te bepalen dat het gouden Omega horloge dient te worden terug geleverd aan appellant en bij onmogelijkheid daarvan geïntimeerde te veroordelen tot het vergoeden van de waarde ervan, en opnieuw vast te stellen wat partijen derhalve nog over en weer aan elkaar verschuldigd zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2018, zijnde de datum van verkoop door de erflaatster tot de dag ter algehele voldoening;
B. bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad geïntimeerde te veroordelen
om de door het hof sub A in goede justitie vastgestelde bedragen binnen één maand na betekening van het in dezen te wijzen arrest tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan appellant te voldoen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag dat geïntimeerde daarmede in gebreke blijft;
C. geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten van dit hoger beroep.
De grieven gaan over:
  • de eigendom van het Omega horloge (grief 1) en;
  • het andere door de erflaatster verkochte horloge (grief 2);
  • de eigendom van andere sieraden (grief 3).
4.6
De erfgenaam weerspreekt de grieven. Zij concludeert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met afwijzing van hetgeen [appellant] in hoger beroep vordert. Zij vordert daarbij veroordeling van [appellant] in de proceskosten in beide instanties.
4.7
Het hof beoordeelt hierna de grieven.
Grief 1 Omega horloge
4.7.1
Grief 1 van
[appellant]keert zich tegen rechtsoverweging 4.23 van het bestreden vonnis dat niet is komen vast te staan dat “ [geïntimeerde] een Omega-horloge
van [appellant]heeft verkocht” (curs. hof). De rechtbank heeft onder 4.23 verder overwogen dat de door [appellant] overgelegde foto’s op zichzelf ook nog geen bewijs opleveren “dat het om een horloge van [appellant] gaat”, en dat [appellant] weliswaar stelt dat hij nog vele foto's voorhanden heeft waarop hij het betreffende horloge draagt, maar dat die niet zijn overgelegd. Thans in hoger beroep legt [appellant] als productie 48 foto's over “waarop hij het bewuste Omega-horloge bij verschillende gelegenheden en momenten draagt”.
4.7.2
De erfgenaambetwist dat [appellant] eigenaar is van het Omega horloge. Het horloge is ontvreemd bij de zus van [appellant] en de waarde daarvan is vergoed door de verzekering. De rechtbank heeft op de juiste gronden de vordering aangaande het Omega horloge afgewezen. Ook in hoger beroep onderbouwt [appellant] zijn stellingen onvoldoende.
4.7.3
Het
hofoordeelt als volgt.
Revindicatie
[appellant] vordert revindicatie van het Omega horloge. De vordering tot revindicatie komt toe aan de eigenaar van een zaak. [appellant] heeft zich daarvoor beroepen op de (vijf) foto's die hij in hoger beroep heeft overgelegd. Met die foto's heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat hij eigenaar is van het horloge. Op foto nummer 5 is alleen een horloge te zien. Op foto nummer 3 staat een vrouw die een horloge draagt (overigens, wie de vrouw is, vermeldt [appellant] niet). Op foto nummer 2 is zichtbaar dat [appellant] bij het musiceren iets om zijn pols draagt, maar wat dat precies is, is niet duidelijk omdat het zicht daarop wordt belemmerd (door de uitschuifbare buis van de trombone die naast [appellant] staat afgebeeld). Op foto nummer 1 en 4 staat [appellant] wel zelf met een horloge afgebeeld, maar ook uit die foto’s blijkt niet dat hij thans (nog) eigenaar is (zo het afgebeelde horloge al het Omega horloge is). De vordering van [appellant] tot revindicatie zal daarom worden afgewezen.
Vervangende schadevergoeding
Omdat de vordering tot schadevergoeding eveneens vooronderstelt dat [appellant] eigenaar is van het Omega horloge (en dit niet is komen vast te staan), zal ook de vordering van [appellant] tot vervangende schadevergoeding worden afgewezen.
Grief 1 faalt.
Grief 2 en grief 3 eigendomsrecht andere sieraden
4.8
Met de grieven 2 en 3 betoogt
[appellant]dat erflaatster zijn Omega horloge “onrechtmatig [heeft] laten verdwijnen” en dat zij het horloge heeft “verdonkeremaand”. Zij heeft ook al andere goederen ( [appellant] noemt in grief 2 specifiek: een ander horloge dan het Omega horloge) van [appellant] onrechtmatig, want zonder zijn toestemming, verkocht. Daarom is er alle reden om te komen tot een bewijslastomkering ter zake van het verdonkeremanen.
4.8.1
De
erfgenaamheeft verweer gevoerd.
4.8.2
Het
hofoordeelt als volgt. Ook deze grieven falen. Niet is komen vast te staan dat [appellant] eigenaar is van het Omega horloge. Van het laten verdwijnen of verdonkeremanen van
zijnhorloge kan dan al geen sprake zijn. Ter zake van de andere goederen heeft [appellant] geen vordering ingesteld.
Bewijsaanbod [appellant]
4.9.1
In de memorie van grieven biedt [appellant] aan om al zijn stellingen met alle middelen rechtens meer in het bijzonder met getuigen en/of deskundigen te bewijzen zonder daarmee een bewijsopdracht te aanvaarden die niet op hem rust dan wel in strijd is met een redelijke bewijslastverdeling, waarvoor [appellant] uitdrukkelijk verwijst naar hetgeen hij als toelichting op grief 2 heeft aangevoerd.
Het bewijsaanbod van [appellant] ziet op:
- het eigendomsrecht van het Omega horloge en;
- de waarde van het Omega horloge (toelichting grief 2).
[appellant] biedt aan twee getuigen te horen te weten:
- [appellant] zelf die “uiteraard, als het gaat om dit horloge, op alle relevante
vragen een antwoord onder ede kan geven’;
- [appellant] , “die kan verklaren dat zijn vader als erfstuk
van diens vader heeft verkregen en die bij zijn bezoek(en) aan zijn vader in de
periode dat hij samen was met [geïntimeerde], dat horloge droeg”.
Met betrekking tot de waarde van het Omega horloge vordert [appellant] dat een deskundige door het hof wordt aangewezen teneinde de waarde vast te stellen.
4.9.2
Het hofbeslist als volgt. Omdat [appellant] zijn stelling dat hij eigenaar is van het Omega horloge onvoldoende heeft onderbouwd (waarover rov. 4.7.3), wordt aan bewijs niet toegekomen. Het bewijsaanbod is overigens niet voldoende specifiek en/of niet ter zake dienend, zodat ook daarom aan het bewijsaanbod wordt voorbijgegaan. Het bewijsaanbod aangaande de waarde wordt als niet ter zake dienend gepasseerd en het verzoek van [appellant] ter zake een deskundige te benoemen, zal worden afgewezen.
Slotsom
4.1
Het hofzal het vonnis bekrachtigen. De drie grieven kunnen namelijk niet leiden tot de vernietiging van het bestreden vonnis en een toewijzing van hetgeen in beroep wordt gevorderd onder A (revindicatie dan wel schadevergoeding) en B (dwangsom).
Proceskostenveroordeling
4.11
[appellant] en erflaatster waren levensgezellen.
Het hofzal daarom met toepassing van art. 237 jo. art. 353 Rv de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis van 16 december 2020, voor zover aan de orde in hoger beroep;
wijst af hetgeen in hoger beroep meer of anders is gevorderd;
compenseert de proceskosten in hoger beroep aldus dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. N. Veenendaal, P.P.M. van Reijsen en G.J. Vossestein en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 3 januari 2023.
griffier rolraadsheer