Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9821745 \ CV EXPL 22-1860)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met producties 15 en 16;
- de door [appellant] genomen akte;
- de door Woonwenz genomen antwoordakte.
3.De beoordeling
- a. Woonwenz is een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Woningwet, en uitsluitend werkzaam op het gebied van de volkshuisvesting.
- b. Bij huurovereenkomst van 1 maart 2012 heeft Woonwenz met ingang van die datum aan [appellant] de woning aan de [adres] te [plaats] verhuurd. In artikel 2 van de huurovereenkomst staat dat het gehuurde uitsluitend is bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woonruimte te dienen.
- c. De woning is een appartement in een wooncomplex met drie woonlagen.
- d. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden van Woonwenz van toepassing. In de algemene huurvoorwaarden staat onder meer het volgende:
- e. Bij beschikking van 11 augustus 2017 zijn de goederen van [appellant] onder bewind gesteld met benoeming van Bureau Budget Begeleiding B.V. (hierna: de bewindvoerder) tot bewindvoerder. Vanaf dat moment was het aan de bewindvoerder om bij de vervulling van zijn taak [appellant] in en buiten rechte te vertegenwoordigen (artikel 1:441 lid 1 eerste volzin BW).
- f. Op 16 oktober 2021 (hof: een zaterdag) is [persoon A] (hierna: [persoon A] ), toezichthouder in dienst van de gemeente Venlo, tezamen met medewerkers van de Afdeling vreemdelingenpolitie (AVIM), Koninklijke Marechaussee (KMar), politie en Leger des Heils in het gehuurde geweest. [persoon A] heeft daarover op ambtseed een handhavingsrapportage opgemaakt. In die rapportage staat onder meer het volgende.
- g. Bij brief van 16 november 2021 heeft de burgemeester van [plaats] aan [appellant] laten wegen geen bestuurlijke maatregel op te leggen, maar hem wel gewaarschuwd geen seksinrichting en/of een escortbedrijf meer te exploiteren in een door hem bewoond/gebruikt pand in de gemeente Venlo, en evenmin te gedogen of toelaten dat anderen zich daarmee bezighouden.
- h. Bij brief van 11 januari 2022 heeft Woonwenz aan [appellant] meegedeeld dat hij in de nakoming van de huurovereenkomst is tekortgeschoten door prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten vanuit de woning en dat Woonwenz daarom tot een beëindiging van de huurovereenkomst wil komen. Zij heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld de huurovereenkomst zelf op te zeggen, om zo een gerechtelijke procedure te voorkomen. Woonwenz heeft een kopie van de brief naar de bewindvoerder verstuurd.
- i. Bij brief van 7 februari 2022 heeft de toenmalig advocaat van [appellant] aan Woonwenz meegedeeld dat [appellant] niet instemt met een vrijwillige beëindiging van de huurovereenkomst.
- j. Bij e-mail van 8 februari 2022 heeft [persoon A] naar aanleiding van een vraag van Woonwenz het volgende meegedeeld:
“De verklaring van [naam] die ik gerapporteerd heb is zoals ze die heeft afgelegd ten tijde van de controle. Het was ook een rustige setting en ik kon haar goed verstaan. Hier kan dus geen misverstand over bestaan.”
- ontbinding van de tussen Woonwenz en [appellant] bestaande huurovereenkomst;
- veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van het gehuurde;
- veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van € 471,25 per maand voor elke ingegane maand tussen de ontbinding en de ontruiming, vermeerderd met wettelijke rente;
- Op grond van de handhavingsrapportage staat voldoende vast dat in het gehuurde met medeweten van [appellant] gedurende enige tijd minimaal 1 tot 2 keer per week een sekswerker werkzaam is geweest. [appellant] heeft dit onvoldoende betwist (rov. 4.3 en 4.4).
- Door het (laten) exploiteren van een seksinrichting in het gehuurde, is [appellant] tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (rov. 4.5).
- De tekortkoming is van voldoende gewicht om de ontbinding van de huurovereenkomst met alle gevolgen daarvan te rechtvaardigen. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van het gehuurde worden daarom toegewezen (rov. 4.6 tot en met 4.9).
- Ook de vordering tot betaling van € 471,25 over de periode vanaf de ontbinding tot aan het tijdstip van ontruiming is toewijsbaar (rov. 4.10).
“Tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte”) met ingang van 16 november 2022 niet langer van toepassing. [appellant] was vanaf dat moment dus weer bevoegd om voor zichzelf in rechte op te treden, en de bewindvoerder was niet langer bevoegd [appellant] in rechte te vertegenwoordigen.
“Bureau Budget Begeleiding B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [appellant] ”. [appellant] heeft in de door hem genomen akte uiteengezet dat die vermelding op een vergissing berust en dat de memorie van grieven geacht kan worden namens hemzelf te zijn genomen, alsmede dat hij het in de memorie van grieven neergelegde standpunt geheel deelt.
- dat hij op 16 oktober 2021, toen de controle in het gehuurde plaatsvond, in het ziekenhuis verbleef omdat hij daar was geopereerd aan een hernia;
- dat hij, voor de periode dat hij in het ziekenhuis zou verblijven, aan [naam] had gevraagd om zijn huisdieren te verzorgen;
- dat hij niet wist dat [naam] op 16 oktober 2021 in het gehuurde werkzaamheden als prostituee ontplooide, en dat hij daarvoor ook geen toestemming heeft gegeven;
- dat er geen bewijsmiddelen zijn waaruit blijkt dat [naam] vaker haar diensten als prostituee heeft aangeboden vanuit de woning.
- dat ze in [plaats] woonde en dat ze regelmatig bij haar vriend [appellant] in het gehuurde verbleef;
- dat zij ongeveer een jaar een relatie had met [appellant] en dat zij klanten kon ontvangen in de woning;
- dat dit één of twee keer in de week plaatsvond, maar ook vaker als er meer afspraken gemaakt werden;
- dat [appellant] niet altijd aanwezig was in de woning als er klanten voor een afspraak kwamen;
- dart ze veronderstelde dat zij zich mocht prostitueren in de woning als er geen overlast zou plaatsvinden.
- Voordat de burgemeester bij brief van 16 november 2021 [appellant] heeft gewaarschuwd geen seksinrichting en/of een escortbedrijf meer te exploiteren in het gehuurde, en evenmin te gedogen of toelaten dat anderen zich daarmee bezighouden, heeft de burgemeester bij brief van 2 november 2021 aan [appellant] het voornemen kenbaar gemaakt een bestuurlijke maatregel op te leggen. [appellant] heeft vervolgens op 5 november 2021 een zienswijze ingediend. In die zienswijze heeft [appellant] in het geheel niet vermeld dat hij tijdens de controle van 16 oktober 2021 in het ziekenhuis verbleef, maar geschreven dat een vriendin van hem twee weekenden in de woning heeft gezeten om zijn kat te verzorgen omdat hij in de weekenden weg was. Die omschrijving (afwezigheid van [appellant] in de weekenden) wijst er in het geheel niet op dat de afwezigheid verband hield met een ziekenhuisopname wegens een herniaoperatie. Het hof acht het een feit van algemene bekendheid dat reguliere operaties niet in weekenden plegen te worden verricht.
- Daar komt bij dat Woonwenz er al bij de conclusie van repliek op heeft gewezen dat iedere onderbouwing over een beweerdelijke ziekenhuisopname ontbreekt. Het had dus op de weg van [appellant] gelegen om daarover in elk geval bij de memorie van grieven verifieerbare gegevens over te leggen. [appellant] heeft dat zonder toelichting achterwege gelaten. Nadat Woonwenz er in de memorie van antwoord op wees dat nog steeds geen onderbouwend stuk over enige ziekenhuisopname was overgelegd, heeft [appellant] ook in de door hem nog genomen akte geen bewijsstuk daarover overgelegd zoals bijvoorbeeld een briefje van zijn huisarts.
- In de door [appellant] bij conclusie van dupliek overgelegde schriftelijke verklaring van zijn ambulant hulpverlener wordt wel terloops melding gemaakt van een herniaoperatie die [appellant] op enig moment heeft ondergaan. Waar de hulpverlener zijn wetenschap over een herniaoperatie aan ontleent, blijkt echter niet uit de verklaring. Op of omstreeks welke datum de operatie zou hebben plaatsgevonden, is uit de verklaring in het geheel niet af te leiden. [appellant] heeft ook zelf niet nader toegelicht op welke datum de operatie heeft plaatsgevonden en van wanneer tot wanneer hij in verband daarmee in het ziekenhuis zou hebben verbleven. Het hof concludeert om al deze redenen dat [appellant] , tegenover de stellingen van Woonwenz, onvoldoende heeft onderbouwd dat hij op zaterdag 16 oktober 2021 in het ziekenhuis verbleef en geen wetenschap had van de activiteiten van [naam] in het gehuurde.
- [appellant] heeft nog gewezen op WhatsAppberichten die tussen [naam] en [appellant] zijn gewisseld, en waarin [naam] onder meer heeft geschreven: “Kan je nog aangifte doen tegen mij”, “Omdat ik je huis heb gebruikt buiten jou weten”, “Dan ben ik gene die problemen krijgt maar jij wss niet meer”. Het is aannemelijk dat deze WhatsAppberichten pas zijn verzonden enige tijd na de controle van 16 oktober 2021 en vermoedelijk ook pas nadat Woonwenz kenbaar had gemaakt tot een beëindiging van de huurovereenkomst te willen komen. In de berichten wordt immers gerefereerd aan de komst van de politie gevolgd op de met [naam] gemaakte afspraak. Bij het versturen van deze berichten hadden [naam] en [appellant] een duidelijk belang en doel: te bewerkstelligen dat de huurovereenkomst van [appellant] niet zou worden ontbonden. Daarom kan naar het oordeel van het hof uit deze berichten niet worden afgeleid dat [naam] haar activiteiten in het gehuurde uitvoerde buiten medeweten van [appellant] . Het hof hecht veel meer waarde aan de verklaring die [naam] op het moment van de controle tegenover [persoon A] heeft afgelegd. Toen had [naam] nog weinig of geen gelegenheid gehad om de gevolgen van haar verklaring te overzien en om de inhoud van haar verklaring vanwege de gevolgen daarvan bij te stellen. Het hof gaat er dus vanuit dat de verklaring die [naam] tegenover [persoon A] heeft afgelegd, juist is. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [naam] tegenover [persoon A] een onjuiste verklaring heeft afgelegd. Er valt ook niet in te zien welk belang [naam] erbij zou hebben gehad om tegenover [persoon A] haar prostitutieactiviteiten in het gehuurde omvangrijker voor te doen dan zij waren, en om te verklaren dat [appellant] soms tijdens die activiteiten in de woning aanwezig was als daarvan geen sprake was. Het hof acht daarom onvoldoende betwist dat [naam] naar waarheid heeft verklaard tegen [persoon A] .
- De ambulant hulpverlener van [appellant] heeft in de hierboven al genoemde schriftelijke verklaring onder meer gesteld dat hij bij de wekelijks aangekondigde bezoeken aan [appellant] en bij de soms onaangekondigde bezoeken aan [appellant] nooit een vrouw heeft aangetroffen. Ook daarmee wordt de verklaring die [naam] tegenover [persoon A] heeft afgelegd, naar het oordeel van het hof onvoldoende ontkracht. [naam] heeft immers verklaard dat zij in Wateringen woont. Het is goed mogelijk dat de hulpverlener geen bezoeken heeft gebracht aan de woning op de momenten dat [naam] daar was, te meer omdat de hulpverlener die bezoeken doorgaans aankondigde.