3.1.Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht. Deze feiten vormen ook in hoger beroep voor het hof het uitgangspunt. Daarnaast staan nog enige andere feiten vast.
3.1.1.[appellante] heeft als aannemer met de heer en mevrouw [zzz] (hierna: [zzz] ) een
aannemingsovereenkomst gesloten. Onderdeel van deze aannemingsovereenkomst
was het (laten) verrichten van stukadoorswerkzaamheden aan de buitenzijde van de
woning van [zzz] . Voor het verrichten van deze stukadoorswerkzaamheden heeft
[appellante] [geïntimeerde ] als onderaannemer ingeschakeld.
3.1.2.Op 30 januari 2019 is de woning aan [zzz] opgeleverd. Vanwege de
weersomstandigheden waren de stukadoorswerkzaamheden op dat moment nog
niet voltooid. [geïntimeerde ] heeft het werk in de maand april 2019 uitgevoerd.
3.1.3.Nadat [zzz] bij [appellante] had geklaagd over de wijze waarop de
stukadoorswerkzaamheden aan de buitenzijde van de woning waren verricht, is
[appellante] samen met [geïntimeerde ] en Knauf, de fabrikant van het materiaal dat
gebruikt is voor het stucwerk, gaan kijken naar het geleverde werk.
3.1.4.Op 25 mei 2019 heeft [geïntimeerde ] [appellante] een factuur gestuurd van € 17.100,00
voor de door hem verrichte stukadoorswerkzaamheden. [appellante] heeft daarvan
een bedrag van € 2.000,00 voldaan.
3.1.5.[appellante] en [geïntimeerde ] hebben in de periode mei 2019 t/m september 2019
meerdere malen (Whatsapp) contact gehad over het herstellen van het stucwerk aan
de buitengevel en het reinigen van de bevlekte gevelbekleding.
3.1.6.Op 26 september 2019 heeft [geïntimeerde ] [appellante] een laatste aanmaning gestuurd om
zijn factuur te voldoen.
3.1.7.Op 25 februari 2020 heeft Afbouw Gevelsupport in opdracht van [appellante] een inspectierapport uitgebracht (hierna: het Rapport). In het Rapport is, onder meer, het navolgende opgenomen:
"(…)
Beantwoording onderzoeksvragen:
1. Zijn de door [XXX] Stukadoor uitgevoerde werkzaamheden naar de eisen van goed en deugdelijk
werk uitgevoerd?
Antwoord: Nee.
2. Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt, welke gebreken worden door u
waargenomen?
Antwoord: De structuur van de afwerklaag is vrijwel overal ongelijkmatig en voldoet niet aan de
daarvoor geldende oppervlakte beoordelingscriteria.
3. Wat is de oorzaak van de gebreken?
Antwoord: Te laat structuren/schuren van de opgebrachte afwerklaag.
4. Is het herstel van de gebreken mogelijk? Zo ja, op welke wijze dient het herstel te geschieden
en wat zijn de kosten van het herstel?
Antwoord: Ja, overzetten met een dunne uitvlaklaag (mits de hechting voldoet ter controle),
een nieuwe afwerklaag en verflaag. De kosten daarvoor worden begroot op €75/m2. Uitgaande
van de metrage (180m 2) volgens de offerte van [XXX] Stukadoors bedraagt dit in totaal
€13500,-. Vermeerderd met kosten voor reiniging van de HPL lamellen à €1350,- komt dit op
een totaalbedrag van €14850,-.
(…)”
3.1.8.Kort na het Rapport is [geïntimeerde ] begonnen met het opzetten van een proefvlak op beide voorgevels van de woning van [zzz] . [geïntimeerde ] heeft na het opzetten van hoekprofielen de proefvlakken niet verder afgemaakt en is evenmin begonnen met de herstelwerkzaamheden.
3.1.9.Op 22 april 2020 is [appellante] door [zzz] in gebreke gesteld en gesommeerd om
over te gaan tot herstelwerkzaamheden. [appellante] heeft op haar beurt [geïntimeerde ] op
4 mei 2020 in gebreke gesteld en gesommeerd om de door [zzz] gevorderde
herstelwerkzaamheden uit te voeren. Op 24 juni 2020 heeft [appellante] deze
sommatie herhaald.
3.1.10.Op 9 oktober 2020 is [appellante] nogmaals door [zzz] gesommeerd om binnen
vier weken herstelwerkzaamheden uit te voeren. Vervolgens heeft er in november
2020 correspondentie plaatsgevonden tussen de gemachtigde van [appellante] en de
gemachtigde van [zzz] , onder andere over het laten verrichten van
herstelwerkzaamheden door een derde.
3.1.11.In verband daarmee heeft [appellante] op 4 december 2020 een omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW uitgebracht aan [geïntimeerde ] met de volgende inhoud:
"(…)
Omzettingsverklaring ex artikel 6:87 BW
Namens cliënte zet ik haar vordering tot nakoming hierdoor ex artikel 6:87 BW, om in een vordering tot vervangende schadevergoeding.
Dat betekent dat u niet meer na kunt komen (uitvoeren herstelwerkzaamheden) en dat cliënte aanspraak maakt op vergoeding van de kosten van herstel door derden. (…)
Cliënte zal in kaart laten brengen wat de omvang is van haar vordering tot vervangende
schadevergoeding op u. Zodra hieromtrent duidelijkheid bestaat, zal ik u nader informeren en u
tot betaling sommeren. (…)”
3.1.12.Op 27 januari 2021 heeft [zzz] [appellante] gedagvaard en gevorderd dat er
herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd aan het buitenstucwerk van de woning
en de schade wordt verholpen aan de HPL Lamellen/composietgeveldelen aan de
buitenzijde van de woning. Deze vorderingen zijn gegrond op de stelling dat
[appellante] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten
aannemingsovereenkomst. [appellante] heeft vervolgens [geïntimeerde ] in vrijwaring opgeroepen.
3.1.13.In de hoofdzaak tussen [zzz] en [appellante] en de vrijwaringszaak tussen
[appellante] en [geïntimeerde ] heeft een gezamenlijke mondelinge behandeling
plaatsgevonden op 30 maart 2022. Na deze mondelinge behandeling hebben [zzz]
en [appellante] een vaststellingsovereenkomst gesloten. De vrijwaringszaak is voortgezet en heeft geleid tot het bestreden vonnis.
3.1.14.[appellante] heeft na de mondelinge behandeling diverse offertes opgevraagd bij derden teneinde het stucwerk aan de gevel te laten herstellen en de gevelbekleding te laten reinigen. Dit betrof de navolgende offertes en kostenraming voor een totaal bedrag van (afgerond) € 33.030,00 exclusief BTW:
- Offerte van Stukadoorsbedrijf [yyy] d.d. 5 mei 2022 ad € 22.500,00 (stucwerk);
- Offerte van Superlook B.V. d.d. 29 april 2022 ad € 1.910,00 (gevelreiniging);
- Offerte van [steigerbouw] d.d. 10 mei 2022 ad € 7.499,93 (steiger); en
- Interne kosten [appellante] ad € 1.120,00 (ventilatieroosters).
De procedure in eerste aanleg
3.2.1.In eerste aanleg vorderde [appellante] in conventie, na eiswijziging, dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde ] wordt veroordeeld:
- om, binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, een schadevergoeding ten bedrage van € 33.030,00 exclusief BTW, althans, een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te betalen aan [appellante] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- in de kosten van deze procedure, vermeerderd met rente en nakosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde ] zou in opdracht van [appellante] de buitengevel van de woning van [zzz] stuken. [appellante] stelt dat [geïntimeerde ] haar verbintenis niet is nagekomen nu het stucwerk van [geïntimeerde ] niet goed is uitgevoerd en door [zzz] is afgekeurd. Volgens [appellante] moet hierdoor het stucwerk opnieuw worden gedaan en moeten de door het sprayen bevuilde gevelpanelen worden schoongemaakt. [geïntimeerde ] is hiervoor verantwoordelijk, zo stelt [appellante] . Nu [geïntimeerde ] weigert, althans nalaat, het uitgevoerde stucwerk te herstellen en de gevelpanelen schoon te maken, zal [appellante] dit werk door een derde moeten laten uitvoeren. [appellante] maakt daarom, na omzetting ex artikel 6:87 BW, aanspraak op vervangende schadevergoeding van [geïntimeerde ] Deze vervangende schadevergoeding bestaat uit een optelsom van de kosten zoals volgt uit de in 2022 opgevraagde offertes voor opnieuw stuken (€ 22.500,00 ex BTW), de steiger (€ 7.500,00 ex BTW), de reiniging van de gevelpanelen (€ 1.910,00 ex BTW) door derden en de reparatie van de ventilatieroosters (€ 1.120,00 ex BTW) door [appellante] zelf.
3.2.3.[geïntimeerde ] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In reconventie vorderde [geïntimeerde ] dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellante] wordt veroordeeld:
- tot betaling van € 15.100,00 vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 25 juni 2019, althans vanaf 15 september 2021 (de datum van de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie), althans een zodanige beslissing als het de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten en de rente daarover.
3.2.5.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde ] kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [geïntimeerde ] heeft voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden op 25 mei 2019 een factuur aan [appellante] gestuurd van € 17.100,00. [appellante] heeft hiervan slechts € 2.000,00 betaald en is met de betaling van het restant in verzuim. [appellante] moet dit restant alsnog betalen.
3.2.6.[appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.7.In het tussenvonnis van 29 september 2021 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gelast.
3.2.8.In het eindvonnis van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank de vorderingen in conventie en reconventie afgewezen, na eerst te hebben beslist dat de schade van [appellante] moet worden begroot op € 15.100,00 en dit vervolgens te verrekenen met hetgeen in reconventie is gevorderd. De proceskosten zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De procedure in hoger beroep