ECLI:NL:GHSHE:2023:2960

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
200.324.409_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de curatele van de onder curatele gestelde na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de curatele van de onder curatele gestelde. De onder curatele gestelde, geboren in 1987 in Polen, was eerder onder curatele gesteld door de kantonrechter van de rechtbank Limburg op 3 april 2019. De curatele was ingesteld vanwege de noodzaak van bescherming van zijn vermogensrechtelijke belangen. De onder curatele gestelde heeft in hoger beroep verzocht om opheffing van de curatele, stellende dat hij in staat is om zijn eigen belangen te behartigen en dat de curatele niet meer nodig is. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2023 heeft de curator, vertegenwoordigd door een medewerker, verweer gevoerd tegen de opheffing van de curatele. De curator stelde dat de onder curatele gestelde nog steeds hulp nodig heeft, vooral op het gebied van zijn huishouden, financiën en alcoholverslaving. Het hof heeft vastgesteld dat de onder curatele gestelde nog steeds hulp nodig heeft en dat de curatele noodzakelijk en zinvol is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 14 september 2023
Zaaknummer: 200.324.409/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10110382 CU VERZ 22-146
in de zaak in hoger beroep van:
[de onder curatele gestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de onder curatele gestelde,
advocaat: mr. J.B.G. Gelissen.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
[de curator] ,
gevestigd te [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de curator.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 maart 2023, heeft de onder curatele gestelde verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de curatele alsnog op te heffen met veroordeling van de curator tot betaling van de integrale proceskosten.
2.2.
De curator heeft bij monde van mevrouw [medewerker] tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de onder curatele gestelde, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Poolse taal: A.A. Hrazdij;
  • de curator in de persoon van mevrouw [medewerker] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van 4 mei 2023 van de curator, met bijlage;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de onder curatele gestelde overgelegde pleitnotities.

3.De beoordeling

Feiten
3.1.
Bij beschikking van 3 april 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, [de onder curatele gestelde] , geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , Polen, onder curatele gesteld. Aanvankelijk heeft de kantonrechter [voormalige curator 1] , benoemd tot curator. Vanaf 16 februari 2022 zijn [voormalige curator 2] , als curator benoemd en vanaf 1 juli 2022 is [de curator] benoemd tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, het verzoek van de onder curatele gestelde tot opheffing van de curatele afgewezen.
3.3.
De onder curatele gestelde kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Opheffen curatele
3.4.
De onder curatele gestelde heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn eerste grief aangaande de gebreken van processuele aard ingetrokken, zodat deze grief geen nadere bespreking meer behoeft. Dit betekent dat slechts de grief resteert waarin de onder curatele stelt dat de rechtbank onjuist/onvolledig heeft getoetst of de noodzaak tot curatele nog bestaat en ten onrechte heeft verzuimd te beoordelen of voortzetting van de curatele zinvol is. De onder curatele gestelde voert daartoe het volgende aan.
3.4.1.
Het enkele feit dat de onder curatele gestelde nog veel hulpverlening nodig heeft, is geen reden om de curatele in stand te laten. De onder curatele gestelde heeft te kennen gegeven dat hij de hulpverlening toe zal blijven laten, ook indien de curatele wordt opgeheven. De wens van de onder curatele gestelde om terug te keren naar zijn vaderland is evenmin reden om de curatele in stand te laten. Niet valt in te zien waarom hij in Polen niet de hulpverlening zou kunnen krijgen die hij in Nederland op psychisch gebied krijgt. De onder curatele gestelde is van mening dat hij in staat is om zelf zijn vermogensrechtelijke belangen naar behoren te behartigen en hij vindt de curatele bovendien zonde van het geld. De kosten die gemoeid zijn met de curatele zouden ook besteed kunnen worden aan zijn primaire levensbehoeften, zeker gezien de huidige economische situatie in Nederland.
3.4.2.
Hoewel de onder curatele gestelde tevreden is over de wijze waarop de curatele wordt uitgevoerd, zijn er aanwijzingen dat het wellicht niet zinvol is om deze maatregel te laten voortduren. Aangezien de beschermingsmaatregel als last wordt ervaren, is het de vraag of deze maatregel nog wel effectief en proportioneel te noemen is en of andere mogelijkheden tot het bieden van hulp, al dan niet in het vrijwillig kader, niet zinvoller zouden zijn. Uit het feit dat de onder curatele gestelde consistent de wens kenbaar maakt dat hij de beschermingsmaatregel wil laten opheffen en een hevig verlangen uit om terug te keren naar zijn vaderland blijkt dat er geen sprake is van enig draagvlak bij de onder curatele gestelde voor de beschermingsmaatregel. Het is daarom de vraag hoe lang de verhoudingen met de curator nog goed zullen blijven.
3.5.
De curator voert tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Het is niet wenselijk dat de curatele wordt opgeheven omdat het de onder curatele gestelde nog niet lukt om de juiste keuzes te maken. Onder invloed van alcohol werkt hij niet altijd mee aan de hulpverlening en laat hij de begeleiding niet binnen. Het appartement van de onder curatele gestelde is vervuild, hij veroorzaakt overlast en mede om die redenen wordt zijn huurcontract na 1 augustus 2023 niet verlengd. Het ontbreekt de onder curatele gestelde ook aan inzicht om de juiste financiële keuzes te maken, zodat ook op dit vlak de beschermingsmaatregel nog noodzakelijk is. Begeleiding in ambulante vorm is onvoldoende om de onder curatele gestelde aan te sturen. Hij heeft 24-uurs zorg nodig. Het is de curator bekend dat de onder curatele gestelde de wens heeft om naar Polen te emigreren. Om deze wens te realiseren dient de onder curatele gestelde huisvesting te regelen en moet ook de zorg in Polen gewaarborgd zijn. Het is de onder curatele gestelde tot op heden echter nog niet gelukt om woonruimte in Polen te vinden. Via zijn zorgverlener kan hem in Nederland wel passende woonruimte geboden worden met 24-uurs zorg.
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:389 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter de curatele opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de curator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, alsmede ambtshalve.
3.6.2.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft bepaald dat de curatele nog nodig is en voortzetting daarvan nog steeds zinvol is. De onder curatele gestelde heeft in hoger beroep geen (nieuwe) feiten of omstandigheden gesteld die leiden tot een andersluidend oordeel.
3.6.3.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, stelt het hof vast dat de onder curatele gestelde nog steeds hulp nodig heeft op het gebied van zijn huishouden, dagbesteding, huisvesting en financiën. Nadat de onder curatele gestelde zich vorig jaar onder behandeling heeft laten stellen voor zijn alcoholverslaving is het een periode beter gegaan. De zorgen zijn echter weer toegenomen sinds hij in januari van dit jaar is teruggevallen in drankgebruik. Aangezien de onder curatele gestelde onder invloed van alcohol geneigd is zorg te mijden, is hulpverlening in een vrijwillig kader op dit moment nog niet aan de orde. Aangezien het huurcontract van de onder curatele gestelde na 1 augustus 2023 niet wordt verlengd en het hem tot op heden niet is gelukt om zelf woonruimte (in Polen) te vinden, is het naar het oordeel van het hof evident dat het noodzakelijk en zinvol is dat de curatele wordt voortgezet, zodat via de curator alternatieve woonruimte geregeld kan worden, waarbij de nodige zorg gewaarborgd zal worden. Op dit moment is (nog) sprake van een relatief goede verstandhouding met de curator. Gelet op het voorgaande zal het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
Proceskosten
3.7.
De onder curatele gestelde heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek om de curator te veroordelen in de proceskosten ingetrokken. Het hof zal daarom zoals gebruikelijk in familierechtelijke procedures de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
4. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van
21 december 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, A.M. Bossink en
K.A. Boshouwers en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.