[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2005,
wonende te [adres] ,
ten tijde van de behandeling van de zaak in hoger beroep gedetineerd te Heerlen.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank telkens het primair tenlastegelegde van de feiten 1 en 2 bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘verduistering’ (feit 1) en ‘poging tot afpersing, terwijl het wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, onder een proeftijd van 2 jaren met – naast de algemene voorwaarden - de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering. De rechtbank heeft de verdachte tevens veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel was geschorst, opgeheven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.021,62 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 mei 2022, onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering van het meer of anders gevorderde. De rechtbank heeft ten slotte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en daaraan geen gijzeling verbonden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen terzake van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde alsmede het onder feit 2 primair tenlastegelegde. Tevens is gerequireerd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene- en bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft voorts een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van het voorarrest, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, gevorderd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 1.021,62, te vermeerderen met wettelijke rente, onder niet-ontvankelijkverklaring van het meer of anders gevorderde en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een veroordeling in de proceskosten.
Door de raadsman van de verdachte is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het 1 primair als subsidiair tenlastegelegde. Daarnaast is primair integrale vrijspraak bepleit terzake van feit 2 en is subsidiair partiële vrijspraak bepleit terzake van feit 2 te weten voor wat betreft het tonen van een vuurwapen, althans het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor zover deze uit de materiële kosten ad € 1.500 bestaat en heeft verzocht tot matiging van de gevorderde immateriële schade. Tot slot heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf, opzettelijk een scooter (Piaggio ZIP, kleur kameleon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bonafide koper gedurende een testrit, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
1.
Subsidiairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf een scooter (Piaggio ZIP, kleur kameleon), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
Primairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf op de openbare weg, het Koninginneplein, in ieder geval op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere (brom)scooters en/of geld, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of een derde toebehoorde(n)
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze nergens meer heen gingen en/of
- de contactsleutels uit het slot van de scooters van die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft getrokken en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze de bromscooter(s) achter moesten laten en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij zijn beurs moest laten zien en/of dat hij geld moest afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarbij) een (deel van een) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde 1] heeft getoond en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij geld wilde zien en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 2] heeft getoond en/of tegen de borst van die [benadeelde 2] heeft gezet/geduwd, althans op die [benadeelde 2] heeft gericht en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Subsidiairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf, (een) ander(en), te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het blijven staan en/of het laten zien van hun, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , beurs, door
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te zeggen dat ze nergens meer heen gingen en/of
- de contactsleutels uit het slot van de scooters van die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te trekken en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn beurs moest laten zien en/of dat hij geld moest afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij geld wilde zien en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te zeggen "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
Aan de verdachte is als feit 1 primair de verduistering van de scooter tenlastegelegd. Voor een veroordeling terzake van verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de dader een goed dat aan een ander toebehoort,
welk goed hij anders dan door misdrijf onder zich moet hebben, zich wederrechtelijk toe-eigent. Voorgaand bestanddeel van verduistering, kortgezegd de ‘afkomst’, kan niet bewezen worden verklaard indien de dader (kortgezegd) het goed zélf heeft gestolen.
Met betrekking tot het verschil tussen diefstal en verduistering geldt in het bijzonder nog het volgende.
Van diefstal is sprake als de betrokkene een goed met het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening wegneemt. Dat oogmerk dient hij (reeds) ten tijde van het wegnemen te hebben. Van verduistering is sprake als de betrokkene het goed anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich dit goed wederrechtelijk toe-eigent. Het enkele feit dát een voertuig niet is geretourneerd na een proefrit brengt op zichzelf niet met zich dat er daarom sprake is van diefstal, noch van verduistering (vgl. o.m. HR 23 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3888). Van wederrechtelijke toe-eigening van een tijdelijk ter beschikking gesteld voertuig is zonder meer sprake als de verdachte nimmer de intentie heeft gehad om dat voertuig terug te geven aan de rechthebbende dan wel – in het kader van een proefrit – dat voertuig te kopen (vgl. HR 9 juni 1941, ECLI:NL:HR:1941:20,NJ1941/742). Van belang is vooral deintentiewaarmee de betrokkene het goed heeft weggenomen (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:367,NJ2018). Het hof overweegt – toegespitst op de concrete feiten en omstandigheden in deze zaak - als volgt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2023 komt naar voren dat de verdachte nooit de werkelijke intentie heeft gehad om de scooter te kopen, maar dat hij de scooter van meet af aan wilde stelen. De verdachte heeft zich desalniettemin ten overstaan van aangever [benadeelde 1] gepresenteerd als bonafide (potentiële) koper van de scooter en is vervolgens – met voornoemde intentie – weggereden met de scooter.
Nu de verdachte naar eigen zeggen van meet af aan de intentie had de scooter te stelen, had hij die scooter niet onder zich anders dan door misdrijf. Mitsdien zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verduistering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Subsidiairhij op 10 mei 2022 te Landgraaf een scooter van het merk Piaggio, type ZIP in de kleur kameleon, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
Primairhij op 10 mei 2022 te Landgraaf op de openbare weg, het Koninginneplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door met bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan die [benadeelde 1] en die [benadeelde 2] toebehoorde
- tegen die [benadeelde 1] en die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze nergens meer heen gingen en
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij zijn beurs moest laten zien en dat hij geld moest
afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, en
- daarbij een (deel van een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde 1] heeft
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij geld wilde zien en dat hij zijn zakken leeg moest
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 2] heeft getoond en op die
[benadeelde 2] heeft gericht en
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze
scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad, proces-verbaalnummer PL2300- 2022069255, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie, gesloten d.d. 11 augustus 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-63.
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 15-16), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Hierbij wil ik aangifte doen van diefstal in vereniging dan wel verduistering van mijn scooter merk Piaggio, type ZIP, kleur cameleon.
(…)
Ik kan u zeggen dat ik een Marokkaanse jongen heb leren kennen via de stichting Jens.
(…)
Ik heb van [getuige] (
het hof begrijpt steeds: de getuige [getuige] ) begrepen dat hij contact heeft gezocht met deze Marokkaanse jongen en geregeld heeft om mijn scooter eventueel te verkopen.
(…)
De Marokkaanse jongen over wie ik het heb betreft [verdachte] (
het hof begrijpt steeds: de verdachte [verdachte] ).
(…)
Ik besloot met [verdachte] in zee te gaan, omdat ik gewoon het hoogst geboden bedrag wilde hebben. [getuige] heeft aangegeven de koop te willen regelen, omdat ik mijn vriendin van haar werk moest gaan halen. [getuige] sprak vandaag, dinsdag 10 mei 2022 te 19.00 af bij de betonblokken in de speeltuin, gelegen tussen de Maximastraat en de Irenestraat. Deze betonblokken zijn geplaatst nabij de Laurastraat tegenover de nieuwbouw aldaar. Ik heb de scooter voor die tijd buiten gezet. [getuige] kwam aanlopen en heeft de scooter meegenomen naar de met [verdachte] afgesproken plek.
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 om 19.03 uur werd ik door [getuige] gebeld met de voor mij zeer vervelende mededeling dat mijn scooter door [verdachte] gestolen of verduisterd was. Nadat ik hem gevraagd had, wat die bedoelde vertelde hij mij dat [verdachte] een testritje wilde maken en dat hij vervolgens gewoon was weggereden, zonder de afgesproken prijs voor deze scooter te betalen.
2.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 30 augustus 2023 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
(…)
Het eerste feit beken ik. Ik heb de scooter (…) meegenomen. Het klopt dat ik niet van plan was om de scooter te testen, ik wilde dat ding hebben. Vanaf het begin heb ik de bedoeling gehad om de scooter te stelen.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2022 (paginanummers 4-6), voor zover als inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op dinsdag 10 mei 2022 omstreeks 19:40 uur kregen wij, verbalisanten, van de centralist de opdracht te gaan naar de Lichtenbergstraat te Landgraaf.
(…)
Tijdens het aanrijden werd ons door de centralist medegedeeld dat er op het Koninginneplein te Landgraaf een Marokkaanse jongen van ongeveer 16 jaar oud zou lopen, die een vuurwapen of een voorwerp gelijkend op een vuurwapen uit zijn tas had gehaald en had laten zien. De verdachte zou zich bevinden in een groep met andere jongens. De verdachte zou een flink postuur hebben en zwarte kleding dragen. Ook zou hij een jasje aan hebben met een dunne bontkraag. De verdachte droeg een tasje op de heup.
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 waren wij omstreeks 19:55 uur ter plaatse.
Wij, verbalisanten, reden aan vanaf de Heggestraat. Aan het einde van de Heggestraat zagen wij een viertal jongeren lopen. Geen van de jongeren droeg een jas. Een van deze jongeren viel op door zijn postuur in combinatie met zijn getinte huidskleur en zijn haarkleur waardoor het mogelijk is dat mensen de aanname maken dat deze jongen van Marokkaanse komaf is. Een andere licht getinte jongen was de enige persoon met een schoudertasje. Een jongen had een donkere, negroïde huidskleur. Een jongen had een blanke huidskleur.
Staande houding
Hierop hebben wij de groep op de hoek Graafstraat met de Hertogstraat te Landgraaf, staande gehouden en hebben wij naar hun identiteitsbewijzen gevraagd.
De getinte en gezette jongen bleek desgevraagd te zijn:
- [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats 1] .
De licht getinte jongen met de schoudertas bleek desgevraagd te zijn:
- [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] .
(…)
Ik, [verbalisant 2] , vroeg aan [medeverdachte] of ik in zijn schoudertas mocht kijken. Ik zag
dat [medeverdachte] zijn schoudertas afdeed en aan mij wilde overhandigen. Ik vroeg
[medeverdachte] de tas te openen en aan mij te tonen. Ik zag dat hij daaraan voldeed. Ik
zag dat er in de tas een rode brillenkoker zat.
(…)
Toen ik [medeverdachte] aangaf dat ik het gezien had hoorde ik [medeverdachte] tegen [verdachte] zeggen dat hij nu het tasje zelf wel weer kon hebben. Ik zag dat [verdachte] middels lichaamstaal aan [medeverdachte] kennelijk duidelijk maakte dat hij het tasje niet terug wilde.
(…)
Vervolg onderzoek ter plaatse
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , werd aangesproken door een bestuurder van een witte auto.
(…)
De bestuurder zei dat de flinke jongen uit die tas een vuurwapen had gehaald.
Op dat zelfde moment zag ik op het incidenten-meldingenscherm staan dat de melder een naam had genoemd en dat bij die naam tussen haakjes was vermeld dat deze fonetisch
was weergegeven. In het scherm stond [verdachte] (FON).
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat deze fonetisch gespelde naam sterke gelijkenis
had met de naam die ik had opschreven van de gecontroleerde getinte en gezette jongen
[verdachte] .
4.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 16-19), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 om 19.03 uur werd ik door [getuige] gebeld met de voor mij zeer vervelende mededeling dat mijn scooter door [verdachte] gestolen of verduisterd was. Nadat ik hem gevraagd had, wat die bedoelde vertelde hij mij dat [verdachte] een testritje wilde maken en dat hij vervolgens gewoon was weggereden, zonder de afgesproken prijs voor deze scooter te betalen.
(...)
Ik wist hoe [verdachte] uitziet: [verdachte] is ongeveer 1.80 meter groot, flink postuur, leeftijd 16 jaar, draag meestal een zwart schoudertasje, kort zwart haar, lichte baardgroei. Kleding wist ik niet, maar zoals gezegd ik ken hem van zien. Ik ben zelfs nog naar zijn woonadres aan de Moltweg te Landgraaf gereden, maar heb hem niet meer aangetroffen.
(…)
Gekomen op de Ridderstraat zag ik, samen met [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: getuige [benadeelde 2] ), een groep jongeren.
(…)
Wij zagen dat [verdachte] deel uitmaakte van deze groep. Wij besloten naar de groep te
gaan en hem aan te spreken. (…) [benadeelde 2] en ik zijn op onze bromscooters naar de groep gereden.
(…)
Ik vroeg hem daarop of hij mijn scooter had meegenomen. Ik hoorde dat hij daarop reageerde met de woorden: "Ja, wat wil je daaraan doen?"
(…)
Wat mij direct opviel was dat hij zijn schoudertas op zijn buik droeg en dicht tegen zich aanhield. Ik hoorde dat hij alsmaar bleef herhalen de vraag, wat wij nu wilden doen.
(…)
Ik zag dat hij gedurende het hele gesprek zijn rechterhand in zijn tasje hield, waarbij ik de indruk kreeg dat hij iets vasthield.
(…)
Op een gegeven moment stond [verdachte] links naast mij en begon daarbij tegen mij aan te hangen. Hij maakte zich groot en breed. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat we nergens meer heen gingen.
(…)
Ik zag dat hij met zin rechterhand de contactsleutel uit het slot trok en deze aan [betrokkene] overhandigde. [betrokkene] stond in zijn nabijheid. Ik zag dat [betrokkene] mijn contactsleutel in zijn tasje stopte. Iets soortgelijks is ook bij [benadeelde 2] gebeurd. Ook deze contactsleutel is door [betrokkene] in ontvangst genomen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wij de bromscooter achter moesten laten. Vervolgens hoorde ik dat [verdachte] mij op dreigende toon dwong geld af te geven.
Ik hoorde dat hij zei mijn beurs te willen zien. Ik zag dat hij een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp deels uit zijn tas haalde en mij deze toonde. Ik herkende een kolf en een deel van een slede van een vuurwapen, zodat ik aannam dat hij een werkend vuurwapen in zijn tasje had. Ik begreep direct dat ik geen keuze had en mijn beurs moest laten zien. Aangezien ik geen geld bij me had, heb ik dat gewoon gedaan.
(…)
Toen bij mij niets te halen viel, zag ik dat hij zich tot [benadeelde 2] richtte en zijn toon verhief. [verdachte] klonk een stuk dreigender naar [benadeelde 2] toe. Ik hoorde dat hij tegen [benadeelde 2] zei dat hij geld wilde zien. Ik hoor de dat [benadeelde 2] te kennen gaf dat niet te willen. Ik zag dat [verdachte] nu het volledige vuurwapen, in ieder geval niet van echt te onderscheiden, uit zijn tas haalde
(…)
[verdachte] overhandigde mij mijn scootersleutel met de voor mij zeer bedreigende woorden: "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden iets vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet, waar je woont!"
5.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 23-25), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 2] :
Op dinsdag 10 mei 2022 omstreeks 19.20 uur bevond ik mij samen met een vriend op het Koninginneplein in Landgraaf. Deze vriend heet [benadeelde 1] .
(…)
Ik hoorde dat [benadeelde 1] zei dat [verdachte] met zijn toestemming vanmiddag een testrondje had mogen maken en vervolgens met de scooter ervandoor was gegaan.
(…)
[benadeelde 1] en ik zijn allebei op onze scooters ( [benadeelde 1] heeft meer dan één scooter) op [verdachte] afgereden.
(…)
Ik hoorde dat [verdachte] vervolgens tegen zowel mij als [benadeelde 1] zei: "Geef jullie geld, maak jullie zakken leeg."
(…)
Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] nog drie keer tegen mij zei dat ik mijn zakken leeg moest maken, maar dat deed ik niet.
(…)
Ik zag vervolgens dat die blonde jongen die bij [verdachte] was de sleutels uit het contactslot van mijn scooter rukte.
(…)
Ik hoorde dat [verdachte] ineens tegen mij zei: "Jij gaat nergens heen!" en terwijl hij dit zei zag ik dat hij uit zijn zogenaamde Marokkanentasje, donkerblauw en grijs van kleur, een zwartkleurig pistool pakte en dit op mij richtte.
(…)
[verdachte] richtte dit wapen minder dan vijf seconden op me. Wel richtte hij dit zowel op mij als op [benadeelde 1] .
(…)
Toen [verdachte] dat pistool pakte, zag ik ook nog iets met een rood handvat in zijn tasje.
6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 14 december 2022 van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, voor zover als inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] :
(…)
Opeens liet [verdachte] een wapen zien. Hij haalde dat voor een deel uit zijn tasje.
(…)
Toen haalde hij dat wapen uit het tasje en richtte het op de borst van [benadeelde 2] , ertegen aan.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2023 komt naar voren dat de verdachte de scooter van meet af aan wilde stelen. Teneinde dat doel te bereiken heeft hij contact opgenomen met aangever [benadeelde 1] en getuige [getuige] en is afgesproken dat hij met de scooter een testrit zou gaan maken. De verdachte is er echter vandoor gegaan met de scooter, ter verwezenlijking van zijn eerder bestaande oogmerk. Mitsdien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van de scooter.
Door de raadsman van de verdachte is evenwel aangevoerd dat er een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de scooter en dat het wegrijden zonder te betalen een civiele kwestie betreft. Er is dan ook geen sprake van verduistering noch van diefstal, aldus de raadsman. De verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Dit verweer vindt reeds zijn weerlegging in het bovenstaande.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (kortgezegd diefstal) bewezen verklaart.
Nadat de verdachte er met de scooter vandoor is gegaan zijn aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , beiden op een eigen scooter, een stuk gaan rijden waarna zij een groep jongens, waarvan de verdachte deel uit maakte, troffen. De verdachte nam vervolgens het initiatief om op aangevers af te stappen en vroeg hen wat ze kwamen doen. Op de vraag van [benadeelde 1] of hij diens scooter had meegenomen antwoordde de verdachte bevestigend. Naar de verklaring van [benadeelde 1] droeg de verdachte op dat moment een schoudertas op zijn buik. Op enig moment trok de verdachte de contactsleutels van de scooters van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] uit het contact en overhandigde deze aan een vriend van hem. Vervolgens dwong de verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op dreigende toon om geld af te geven aan hem en dwong hij [benadeelde 1] om zijn beurs te laten zien. De verdachte zei tegen [benadeelde 2] : “Jij gaat nergens heen!” De verdachte heeft daarbij een vuurwapen uit zijn tas gehaald en getoond, waarbij hij het vuurwapen heeft gericht op de borst van [benadeelde 2] . Tot slot zijn de sleutels teruggegeven door de verdachte en is door hem aan [benadeelde 1] medegedeeld: "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden iets vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet, waar je woont!".
Aldus heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan het onder feit 2 primair tenlastegelegde (kortgezegd het meermaals plegen van poging tot afpersing) en zal het hof dit feit bewezen verklaren.
Indien en voor zover de raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan, overweegt het hof dat niet elke – al dan niet als zodanig te kwalificeren - tegenstrijdigheid in de verklaringen van aangevers tot het oordeel moet leiden dat beide verklaringen niet betrouwbaar zijn. Het hof acht de verklaringen van aangevers betrouwbaar gelet op de mate van gedetailleerdheid en de steun welke de verklaringen aan elkaar bieden. De inconsistenties kunnen worden verklaard door de stressvolle situatie waarin de aangevers verkeerden. Daarenboven worden de verklaringen van de aangevers – in het bijzonder over het wapen – ondersteund door een objectieve passant, die uit eigen beweging tegen de politie heeft gezegd dat verdachte een vuurwapen heeft getoond.
Het verweer van de raadsman dat uit het dossier niet kan volgen dat de verdachte een vuurwapen heeft gehad, vindt zijn weerlegging in de – als bewijsmiddel opgenomen – verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Daarnaast vindt het zijn weerlegging in de mededeling van de bestuurder van de bus die de politie heeft aangesproken. Het hof heeft in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de verklaring van [benadeelde 2] onder meer inhoudt dat toen verdachte een pistool pakte uit zijn tasje, hij in dat tasje iets zag met een rood handvat. In dat verband vindt die verklaring in het bijzonder steun in het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat er in het tasje een rode brillenkoker zat.
De stelling van de verdediging dat het tasje niet van de verdachte was, maar van een ander vindt eveneens zijn weerlegging in de – door het hof betrouwbaar geachte – verklaringen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] alsmede in de door de politie geverbaliseerde uitlating van [medeverdachte] jegens verdachte, luidend ‘dat hij (het hof begrijp: de verdachte) nu het tasje zelf wel weer kon hebben’ alsmede de door de verbalisanten waargenomen reactie van de verdachte daarop.
Het verweer van de raadsman dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de poging tot afpersing, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en meer specifiek in de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte. Door het afpakken van de scootersleutels en het tonen van een vuurwapen kan het niet anders dan dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de poging tot afpersing.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 (subsidiair) tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd: