ECLI:NL:GHSHE:2023:2954

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
20-000706-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal van een scooter en poging tot afpersing met een vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 2005, was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een scooter en een poging tot afpersing van geld van de slachtoffers. De diefstal vond plaats op 10 mei 2022, toen de verdachte zich voordeed als een bonafide koper en de scooter tijdens een proefrit heeft gestolen. De poging tot afpersing volgde toen de slachtoffers verhaal kwamen halen bij de verdachte, waarbij hij hen bedreigde met een vuurwapen of een voorwerp dat daarop leek. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank had eerder een jeugddetentie van 3 maanden opgelegd, geheel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.021,63, bestaande uit materiële en immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte is ook verplicht om aan de Staat schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000706-23
Uitspraak : 13 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 februari 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-117374-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2005,
wonende te [adres] ,
ten tijde van de behandeling van de zaak in hoger beroep gedetineerd te Heerlen.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank telkens het primair tenlastegelegde van de feiten 1 en 2 bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘verduistering’ (feit 1) en ‘poging tot afpersing, terwijl het wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een jeugddetentie van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, onder een proeftijd van 2 jaren met – naast de algemene voorwaarden - de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen van Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering. De rechtbank heeft de verdachte tevens veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel was geschorst, opgeheven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.021,62 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 mei 2022, onder niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering van het meer of anders gevorderde. De rechtbank heeft ten slotte de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en daaraan geen gijzeling verbonden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen terzake van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde alsmede het onder feit 2 primair tenlastegelegde. Tevens is gerequireerd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene- en bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal heeft voorts een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren met aftrek van het voorarrest, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, gevorderd. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 1.021,62, te vermeerderen met wettelijke rente, onder niet-ontvankelijkverklaring van het meer of anders gevorderde en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en een veroordeling in de proceskosten.
Door de raadsman van de verdachte is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het 1 primair als subsidiair tenlastegelegde. Daarnaast is primair integrale vrijspraak bepleit terzake van feit 2 en is subsidiair partiële vrijspraak bepleit terzake van feit 2 te weten voor wat betreft het tonen van een vuurwapen, althans het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor zover deze uit de materiële kosten ad € 1.500 bestaat en heeft verzocht tot matiging van de gevorderde immateriële schade. Tot slot heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
Primairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf, opzettelijk een scooter (Piaggio ZIP, kleur kameleon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als bonafide koper gedurende een testrit, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
1.
Subsidiairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf een scooter (Piaggio ZIP, kleur kameleon), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
Primairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf op de openbare weg, het Koninginneplein, in ieder geval op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere (brom)scooters en/of geld, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of een derde toebehoorde(n)
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze nergens meer heen gingen en/of
- de contactsleutels uit het slot van de scooters van die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft getrokken en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze de bromscooter(s) achter moesten laten en/of
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij zijn beurs moest laten zien en/of dat hij geld moest afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarbij) een (deel van een) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde 1] heeft getoond en/of
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij geld wilde zien en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 2] heeft getoond en/of tegen de borst van die [benadeelde 2] heeft gezet/geduwd, althans op die [benadeelde 2] heeft gericht en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] heeft gezegd "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Subsidiairhij op of omstreeks 10 mei 2022 te Landgraaf, (een) ander(en), te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het blijven staan en/of het laten zien van hun, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , beurs, door
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te zeggen dat ze nergens meer heen gingen en/of
- de contactsleutels uit het slot van de scooters van die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te trekken en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij zijn beurs moest laten zien en/of dat hij geld moest afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 2] te zeggen dat hij geld wilde zien en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] te zeggen "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde
Aan de verdachte is als feit 1 primair de verduistering van de scooter tenlastegelegd. Voor een veroordeling terzake van verduistering als bedoeld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de dader een goed dat aan een ander toebehoort,
welk goed hij anders dan door misdrijf onder zich moet hebben, zich wederrechtelijk toe-eigent. Voorgaand bestanddeel van verduistering, kortgezegd de ‘afkomst’, kan niet bewezen worden verklaard indien de dader (kortgezegd) het goed zélf heeft gestolen.
Met betrekking tot het verschil tussen diefstal en verduistering geldt in het bijzonder nog het volgende.
Van diefstal is sprake als de betrokkene een goed met het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening wegneemt. Dat oogmerk dient hij (reeds) ten tijde van het wegnemen te hebben. Van verduistering is sprake als de betrokkene het goed anders dan door misdrijf onder zich heeft en hij zich dit goed wederrechtelijk toe-eigent. Het enkele feit dát een voertuig niet is geretourneerd na een proefrit brengt op zichzelf niet met zich dat er daarom sprake is van diefstal, noch van verduistering (vgl. o.m. HR 23 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3888). Van wederrechtelijke toe-eigening van een tijdelijk ter beschikking gesteld voertuig is zonder meer sprake als de verdachte nimmer de intentie heeft gehad om dat voertuig terug te geven aan de rechthebbende dan wel – in het kader van een proefrit – dat voertuig te kopen (vgl. HR 9 juni 1941, ECLI:NL:HR:1941:20,
NJ1941/742). Van belang is vooral de
intentiewaarmee de betrokkene het goed heeft weggenomen (vgl. HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:367,
NJ2018).
Het hof overweegt – toegespitst op de concrete feiten en omstandigheden in deze zaak - als volgt.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2023 komt naar voren dat de verdachte nooit de werkelijke intentie heeft gehad om de scooter te kopen, maar dat hij de scooter van meet af aan wilde stelen. De verdachte heeft zich desalniettemin ten overstaan van aangever [benadeelde 1] gepresenteerd als bonafide (potentiële) koper van de scooter en is vervolgens – met voornoemde intentie – weggereden met de scooter.
Nu de verdachte naar eigen zeggen van meet af aan de intentie had de scooter te stelen, had hij die scooter niet onder zich anders dan door misdrijf. Mitsdien zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde verduistering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Subsidiairhij op 10 mei 2022 te Landgraaf een scooter van het merk Piaggio, type ZIP in de kleur kameleon, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
Primairhij op 10 mei 2022 te Landgraaf op de openbare weg, het Koninginneplein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door met bedreiging met geweld [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan die [benadeelde 1] en die [benadeelde 2] toebehoorde
- tegen die [benadeelde 1] en die [benadeelde 2] heeft gezegd dat ze nergens meer heen gingen en
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd dat hij zijn beurs moest laten zien en dat hij geld moest
afgeven en/of dat hij zijn zakken leeg moest maken, en
- daarbij een (deel van een) op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [benadeelde 1] heeft
getoond en
- tegen die [benadeelde 2] heeft gezegd dat hij geld wilde zien en dat hij zijn zakken leeg moest
maken, en
- daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 2] heeft getoond en op die
[benadeelde 2] heeft gericht en
- tegen die [benadeelde 1] heeft gezegd "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze
scooter, over mij of mijn vrienden vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet waar je woont!",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad, proces-verbaalnummer PL2300- 2022069255, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inspecteur van politie, gesloten d.d. 11 augustus 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-63.
Feit 1
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 15-16), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 1] :
Hierbij wil ik aangifte doen van diefstal in vereniging dan wel verduistering van mijn scooter merk Piaggio, type ZIP, kleur cameleon.
(…)
Ik kan u zeggen dat ik een Marokkaanse jongen heb leren kennen via de stichting Jens.
(…)
Ik heb van [getuige] (
het hof begrijpt steeds: de getuige [getuige] ) begrepen dat hij contact heeft gezocht met deze Marokkaanse jongen en geregeld heeft om mijn scooter eventueel te verkopen.
(…)
De Marokkaanse jongen over wie ik het heb betreft [verdachte] (
het hof begrijpt steeds: de verdachte [verdachte] ).
(…)
Ik besloot met [verdachte] in zee te gaan, omdat ik gewoon het hoogst geboden bedrag wilde hebben. [getuige] heeft aangegeven de koop te willen regelen, omdat ik mijn vriendin van haar werk moest gaan halen. [getuige] sprak vandaag, dinsdag 10 mei 2022 te 19.00 af bij de betonblokken in de speeltuin, gelegen tussen de Maximastraat en de Irenestraat. Deze betonblokken zijn geplaatst nabij de Laurastraat tegenover de nieuwbouw aldaar. Ik heb de scooter voor die tijd buiten gezet. [getuige] kwam aanlopen en heeft de scooter meegenomen naar de met [verdachte] afgesproken plek.
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 om 19.03 uur werd ik door [getuige] gebeld met de voor mij zeer vervelende mededeling dat mijn scooter door [verdachte] gestolen of verduisterd was. Nadat ik hem gevraagd had, wat die bedoelde vertelde hij mij dat [verdachte] een testritje wilde maken en dat hij vervolgens gewoon was weggereden, zonder de afgesproken prijs voor deze scooter te betalen.
2.
Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 30 augustus 2023 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
(…)
Het eerste feit beken ik. Ik heb de scooter (…) meegenomen. Het klopt dat ik niet van plan was om de scooter te testen, ik wilde dat ding hebben. Vanaf het begin heb ik de bedoeling gehad om de scooter te stelen.
Feit 2
3.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2022 (paginanummers 4-6), voor zover als inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op dinsdag 10 mei 2022 omstreeks 19:40 uur kregen wij, verbalisanten, van de centralist de opdracht te gaan naar de Lichtenbergstraat te Landgraaf.
(…)
Tijdens het aanrijden werd ons door de centralist medegedeeld dat er op het Koninginneplein te Landgraaf een Marokkaanse jongen van ongeveer 16 jaar oud zou lopen, die een vuurwapen of een voorwerp gelijkend op een vuurwapen uit zijn tas had gehaald en had laten zien. De verdachte zou zich bevinden in een groep met andere jongens. De verdachte zou een flink postuur hebben en zwarte kleding dragen. Ook zou hij een jasje aan hebben met een dunne bontkraag. De verdachte droeg een tasje op de heup.
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 waren wij omstreeks 19:55 uur ter plaatse.
Wij, verbalisanten, reden aan vanaf de Heggestraat. Aan het einde van de Heggestraat zagen wij een viertal jongeren lopen. Geen van de jongeren droeg een jas. Een van deze jongeren viel op door zijn postuur in combinatie met zijn getinte huidskleur en zijn haarkleur waardoor het mogelijk is dat mensen de aanname maken dat deze jongen van Marokkaanse komaf is. Een andere licht getinte jongen was de enige persoon met een schoudertasje. Een jongen had een donkere, negroïde huidskleur. Een jongen had een blanke huidskleur.
Staande houding
Hierop hebben wij de groep op de hoek Graafstraat met de Hertogstraat te Landgraaf, staande gehouden en hebben wij naar hun identiteitsbewijzen gevraagd.
De getinte en gezette jongen bleek desgevraagd te zijn:
- [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2005 te [geboorteplaats 1] .
De licht getinte jongen met de schoudertas bleek desgevraagd te zijn:
- [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] .
(…)
Ik, [verbalisant 2] , vroeg aan [medeverdachte] of ik in zijn schoudertas mocht kijken. Ik zag
dat [medeverdachte] zijn schoudertas afdeed en aan mij wilde overhandigen. Ik vroeg
[medeverdachte] de tas te openen en aan mij te tonen. Ik zag dat hij daaraan voldeed. Ik
zag dat er in de tas een rode brillenkoker zat.
(…)
Toen ik [medeverdachte] aangaf dat ik het gezien had hoorde ik [medeverdachte] tegen [verdachte] zeggen dat hij nu het tasje zelf wel weer kon hebben. Ik zag dat [verdachte] middels lichaamstaal aan [medeverdachte] kennelijk duidelijk maakte dat hij het tasje niet terug wilde.
(…)
Vervolg onderzoek ter plaatse
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , werd aangesproken door een bestuurder van een witte auto.
(…)
De bestuurder zei dat de flinke jongen uit die tas een vuurwapen had gehaald.
Op dat zelfde moment zag ik op het incidenten-meldingenscherm staan dat de melder een naam had genoemd en dat bij die naam tussen haakjes was vermeld dat deze fonetisch
was weergegeven. In het scherm stond [verdachte] (FON).
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat deze fonetisch gespelde naam sterke gelijkenis
had met de naam die ik had opschreven van de gecontroleerde getinte en gezette jongen
[verdachte] .
4.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 16-19), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 1] :
(…)
Op dinsdag 10 mei 2022 om 19.03 uur werd ik door [getuige] gebeld met de voor mij zeer vervelende mededeling dat mijn scooter door [verdachte] gestolen of verduisterd was. Nadat ik hem gevraagd had, wat die bedoelde vertelde hij mij dat [verdachte] een testritje wilde maken en dat hij vervolgens gewoon was weggereden, zonder de afgesproken prijs voor deze scooter te betalen.
(...)
Ik wist hoe [verdachte] uitziet: [verdachte] is ongeveer 1.80 meter groot, flink postuur, leeftijd 16 jaar, draag meestal een zwart schoudertasje, kort zwart haar, lichte baardgroei. Kleding wist ik niet, maar zoals gezegd ik ken hem van zien. Ik ben zelfs nog naar zijn woonadres aan de Moltweg te Landgraaf gereden, maar heb hem niet meer aangetroffen.
(…)
Gekomen op de Ridderstraat zag ik, samen met [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: getuige [benadeelde 2] ), een groep jongeren.
(…)
Wij zagen dat [verdachte] deel uitmaakte van deze groep. Wij besloten naar de groep te
gaan en hem aan te spreken. (…) [benadeelde 2] en ik zijn op onze bromscooters naar de groep gereden.
(…)
Ik vroeg hem daarop of hij mijn scooter had meegenomen. Ik hoorde dat hij daarop reageerde met de woorden: "Ja, wat wil je daaraan doen?"
(…)
Wat mij direct opviel was dat hij zijn schoudertas op zijn buik droeg en dicht tegen zich aanhield. Ik hoorde dat hij alsmaar bleef herhalen de vraag, wat wij nu wilden doen.
(…)
Ik zag dat hij gedurende het hele gesprek zijn rechterhand in zijn tasje hield, waarbij ik de indruk kreeg dat hij iets vasthield.
(…)
Op een gegeven moment stond [verdachte] links naast mij en begon daarbij tegen mij aan te hangen. Hij maakte zich groot en breed. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat we nergens meer heen gingen.
(…)
Ik zag dat hij met zin rechterhand de contactsleutel uit het slot trok en deze aan [betrokkene] overhandigde. [betrokkene] stond in zijn nabijheid. Ik zag dat [betrokkene] mijn contactsleutel in zijn tasje stopte. Iets soortgelijks is ook bij [benadeelde 2] gebeurd. Ook deze contactsleutel is door [betrokkene] in ontvangst genomen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat wij de bromscooter achter moesten laten. Vervolgens hoorde ik dat [verdachte] mij op dreigende toon dwong geld af te geven.
Ik hoorde dat hij zei mijn beurs te willen zien. Ik zag dat hij een zwart op een vuurwapen gelijkend voorwerp deels uit zijn tas haalde en mij deze toonde. Ik herkende een kolf en een deel van een slede van een vuurwapen, zodat ik aannam dat hij een werkend vuurwapen in zijn tasje had. Ik begreep direct dat ik geen keuze had en mijn beurs moest laten zien. Aangezien ik geen geld bij me had, heb ik dat gewoon gedaan.
(…)
Toen bij mij niets te halen viel, zag ik dat hij zich tot [benadeelde 2] richtte en zijn toon verhief. [verdachte] klonk een stuk dreigender naar [benadeelde 2] toe. Ik hoorde dat hij tegen [benadeelde 2] zei dat hij geld wilde zien. Ik hoor de dat [benadeelde 2] te kennen gaf dat niet te willen. Ik zag dat [verdachte] nu het volledige vuurwapen, in ieder geval niet van echt te onderscheiden, uit zijn tas haalde
(…)
[verdachte] overhandigde mij mijn scootersleutel met de voor mij zeer bedreigende woorden: "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden iets vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet, waar je woont!"
5.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 23-25), voor zover als inhoudend de verklaring van aangever [benadeelde 2] :
Op dinsdag 10 mei 2022 omstreeks 19.20 uur bevond ik mij samen met een vriend op het Koninginneplein in Landgraaf. Deze vriend heet [benadeelde 1] .
(…)
Ik hoorde dat [benadeelde 1] zei dat [verdachte] met zijn toestemming vanmiddag een testrondje had mogen maken en vervolgens met de scooter ervandoor was gegaan.
(…)
[benadeelde 1] en ik zijn allebei op onze scooters ( [benadeelde 1] heeft meer dan één scooter) op [verdachte] afgereden.
(…)
Ik hoorde dat [verdachte] vervolgens tegen zowel mij als [benadeelde 1] zei: "Geef jullie geld, maak jullie zakken leeg."
(…)
Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] nog drie keer tegen mij zei dat ik mijn zakken leeg moest maken, maar dat deed ik niet.
(…)
Ik zag vervolgens dat die blonde jongen die bij [verdachte] was de sleutels uit het contactslot van mijn scooter rukte.
(…)
Ik hoorde dat [verdachte] ineens tegen mij zei: "Jij gaat nergens heen!" en terwijl hij dit zei zag ik dat hij uit zijn zogenaamde Marokkanentasje, donkerblauw en grijs van kleur, een zwartkleurig pistool pakte en dit op mij richtte.
(…)
[verdachte] richtte dit wapen minder dan vijf seconden op me. Wel richtte hij dit zowel op mij als op [benadeelde 1] .
(…)
Toen [verdachte] dat pistool pakte, zag ik ook nog iets met een rood handvat in zijn tasje.

6. Een proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 14 december 2022 van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof, voor zover als inhoudende de verklaring van [benadeelde 1] :

(…)
Opeens liet [verdachte] een wapen zien. Hij haalde dat voor een deel uit zijn tasje.
(…)
Toen haalde hij dat wapen uit het tasje en richtte het op de borst van [benadeelde 2] , ertegen aan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2023 komt naar voren dat de verdachte de scooter van meet af aan wilde stelen. Teneinde dat doel te bereiken heeft hij contact opgenomen met aangever [benadeelde 1] en getuige [getuige] en is afgesproken dat hij met de scooter een testrit zou gaan maken. De verdachte is er echter vandoor gegaan met de scooter, ter verwezenlijking van zijn eerder bestaande oogmerk. Mitsdien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van de scooter.
Door de raadsman van de verdachte is evenwel aangevoerd dat er een koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de scooter en dat het wegrijden zonder te betalen een civiele kwestie betreft. Er is dan ook geen sprake van verduistering noch van diefstal, aldus de raadsman. De verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van hetgeen hem onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Dit verweer vindt reeds zijn weerlegging in het bovenstaande.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (kortgezegd diefstal) bewezen verklaart.
Nadat de verdachte er met de scooter vandoor is gegaan zijn aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , beiden op een eigen scooter, een stuk gaan rijden waarna zij een groep jongens, waarvan de verdachte deel uit maakte, troffen. De verdachte nam vervolgens het initiatief om op aangevers af te stappen en vroeg hen wat ze kwamen doen. Op de vraag van [benadeelde 1] of hij diens scooter had meegenomen antwoordde de verdachte bevestigend. Naar de verklaring van [benadeelde 1] droeg de verdachte op dat moment een schoudertas op zijn buik. Op enig moment trok de verdachte de contactsleutels van de scooters van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] uit het contact en overhandigde deze aan een vriend van hem. Vervolgens dwong de verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op dreigende toon om geld af te geven aan hem en dwong hij [benadeelde 1] om zijn beurs te laten zien. De verdachte zei tegen [benadeelde 2] : “Jij gaat nergens heen!” De verdachte heeft daarbij een vuurwapen uit zijn tas gehaald en getoond, waarbij hij het vuurwapen heeft gericht op de borst van [benadeelde 2] . Tot slot zijn de sleutels teruggegeven door de verdachte en is door hem aan [benadeelde 1] medegedeeld: "Als ik ook maar van iemand hoor dat jij iets over deze scooter, over mij of mijn vrienden iets vertelt, dan weet ik je te vinden en heb je een probleem. Ik weet, waar je woont!".
Aldus heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan het onder feit 2 primair tenlastegelegde (kortgezegd het meermaals plegen van poging tot afpersing) en zal het hof dit feit bewezen verklaren.
Indien en voor zover de raadsman heeft betoogd dat de verklaringen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd vanwege de onbetrouwbaarheid daarvan, overweegt het hof dat niet elke – al dan niet als zodanig te kwalificeren - tegenstrijdigheid in de verklaringen van aangevers tot het oordeel moet leiden dat beide verklaringen niet betrouwbaar zijn. Het hof acht de verklaringen van aangevers betrouwbaar gelet op de mate van gedetailleerdheid en de steun welke de verklaringen aan elkaar bieden. De inconsistenties kunnen worden verklaard door de stressvolle situatie waarin de aangevers verkeerden. Daarenboven worden de verklaringen van de aangevers – in het bijzonder over het wapen – ondersteund door een objectieve passant, die uit eigen beweging tegen de politie heeft gezegd dat verdachte een vuurwapen heeft getoond.
Het verweer van de raadsman dat uit het dossier niet kan volgen dat de verdachte een vuurwapen heeft gehad, vindt zijn weerlegging in de – als bewijsmiddel opgenomen – verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Daarnaast vindt het zijn weerlegging in de mededeling van de bestuurder van de bus die de politie heeft aangesproken. Het hof heeft in het bijzonder in ogenschouw genomen dat de verklaring van [benadeelde 2] onder meer inhoudt dat toen verdachte een pistool pakte uit zijn tasje, hij in dat tasje iets zag met een rood handvat. In dat verband vindt die verklaring in het bijzonder steun in het proces-verbaal van bevindingen, waaruit volgt dat er in het tasje een rode brillenkoker zat.
De stelling van de verdediging dat het tasje niet van de verdachte was, maar van een ander vindt eveneens zijn weerlegging in de – door het hof betrouwbaar geachte – verklaringen van aangevers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] alsmede in de door de politie geverbaliseerde uitlating van [medeverdachte] jegens verdachte, luidend ‘dat hij (het hof begrijp: de verdachte) nu het tasje zelf wel weer kon hebben’ alsmede de door de verbalisanten waargenomen reactie van de verdachte daarop.
Het verweer van de raadsman dat de verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de poging tot afpersing, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen en meer specifiek in de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte. Door het afpakken van de scootersleutels en het tonen van een vuurwapen kan het niet anders dan dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de poging tot afpersing.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 (subsidiair) tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal

Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 (primair) tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het wordt gepleegd op de openbare weg, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een scooter. Deze diefstal kende een listiglijke werkwijze waarbij de verdachte heeft geveinsd een bonafide potentiële koper te zijn en daarmee bij aangever [benadeelde 1] die verkeerde voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen. Hierdoor heeft de verdachte zijn kans schoon gezien om in het kader van een proefrit de scooter te stelen en vervolgens binnen een mum van tijd over te dragen aan een ander. [1]
Daarnaast heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van geld van de slachtoffers [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , nadat deze verhaal zijn komen halen bij de verdachte over de door hem gestolen scooter. De verdachte heeft in die poging afpersing de aangevers hun scootersleutels tijdelijk afgenomen en heeft op zeer bedreigende wijze, namelijk door een vuurwapen te tonnen en op [benadeelde 2] te richten, getracht om hen geld te doen afstaan aan hem, in welke poging hij niet is geslaagd. Dat deze poging niet is geslaagd is niet aan de verdachte zelf te danken, doch aan het feit dat aangever [benadeelde 1] geen geld bij zich had en aangever [benadeelde 2] weigerde zijn beurs af te geven. Het hof neemt het de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij die afpersing met het vuurwapen op de openbare weg heeft gepleegd, waaruit blijkt dat het hem koud laat of andere passanten dit beangstigende voorval meemaken. Het bewezenverklaarde moet voor de (jonge) aangevers zeer angstig zijn geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers door dergelijke delicten langdurige psychische problemen ondervinden. Dat is ook het geval bij [benadeelde 1] . [benadeelde 1] ging naar eigen zeggen aanvankelijk uit van het goede in de mens, maar is dat vertrouwen verloren door onderhavig voorval. Met name door de bedreiging met het vuurwapen. [benadeelde 1] dacht dat de verdachte het wapen daadwerkelijk zou kunnen gaan gebruiken. Sinds het voorval is het slachtoffer een stuk voorzichtiger en langere tijd niet buiten geweest, bang om de verdachte weer tegen te komen. Het slachtoffer durfde ook niet naar zijn werk, omdat de verdachte wist waar hij werkte. Hierdoor is het slachtoffer zijn werk verloren.
De advocaat-generaal heeft onder meer gerequireerd tot oplegging van een ITB-traject en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij daarmee instemt omdat dit in het belang van zijn cliënt is.
Het hof neemt het de verdachte in dat verband eveneens kwalijk dat hij slechts beperkt openheid van zaken heeft gegeven en gedeeltelijk geen verantwoording heeft genomen voor zijn handelen.
Het hof heeft tevens gelet op de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie van
3 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 6 februari 2023 en de actualisatie van 24 juli 2023, doch in het bijzonder heeft het hof gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 juli 2023 en de pro justitie rapportage van 26 juni 2023. Beide laatstgenoemde rapportages zijn opgemaakt in een recente, andere strafzaak.
De Raad rapporteert dat de verdachte zijn school heeft opgepakt. De verdachte heeft daaromtrent ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij de dag voor de zitting op 29 augustus 2023 is aangehouden voor een feit dat hij naar eigen zeggen op 25 augustus 2023 zou hebben gepleegd. Tevens heeft hij aangegeven dat hij op vrijdag 1 september 2023 een intakegesprek zou hebben voor zijn nieuwe opleiding en dat men bezig is om voor hem een woning te regelen, waar hij begeleid kan gaan wonen.
Uit het Pro Justitia-rapport van 23 juni 2023 volgt eveneens onder meer dat er gesproken kan worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, met antisociale trekken. Onderliggend hieraan is sprake van hechtenisproblematiek. Daarnaast is sprake van een achterstand in sociaal-emotionele- en gewetensontwikkeling. In voornoemd rapport wordt geadviseerd tot oplegging van een behandel- en begeleidingstraject als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Het advies luidt verder dat de verdachte binnen die voorwaarden behandeld dient te worden in een ambulante forensische setting, waar men gespecialiseerd is in complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen.
De Raad is in het rapport van 3 juli 2023 van mening dat, indien de verdachte schuldig bevonden wordt, een voorwaardelijke jeugddetentie passend is met als bijzondere voorwaarden dat hij een ITB-traject zal ondergaan, hij verplicht zal worden om zich onder behandeling te stellen van een ambulante forensische setting en hij mee zal werken aan identiteitsvaststelling.
Het hof heeft oog voor de penibele situatie en omgeving waarin de verdachte is opgegroeid. Het hof heeft in de strafmaat tevens meegenomen, hetgeen de raadsman van de verdachte heeft toegelicht over zijn ervaringen en contact met de verdachte en diens moeder.
Het hof is alles overwegende van oordeel dat niet enkel kan worden volstaan met een
werkstraf, zoals de Raad voor de Kinderbescherming in het kader van deze strafzaak heeft geadviseerd. Daarvoor is de poging tot afpersing, waarbij gebruik is gemaakt van een wapen te ernstig. Het hof zal daarom aan de verdachte een (geheel) voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Het hof zal daaraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat de verdachte mee zal werken aan een intensief ITB-traject en zich onder behandeling zal stellen van een zorginstelling, teneinde zich te laten behandelen voor complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen.
Het hof zal daarnaast een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie met aftrek van 2 uur voor iedere dag die de verdachte in verzekering en in bewaring heeft doorgebracht. Het hof ziet af van de oplegging van een werkstraf van langere duur, nu de verdachte een intensief traject tegemoet gaat en het hof de verdachte niet wil overbelasten.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.521,63. Deze vordering bestaat uit de volgende componenten:
Schade scooter ad € 1.500,00
Reiskosten ad € 21,63
Immateriële schade ad € 1.000,00
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.021,62, bestaande uit de reiskosten (post ii.) en de immateriële schade (post iii.), zulks te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 mei 2022. De rechtbank heeft de benadeelde partij in zijn vordering tot vergoeding van materiele schade aan de scooter (post 1.) niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, doch heeft daaraan
geengijzeling verbonden.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, welke ter terechtzitting heeft aangegeven dat de benadeelde partij haar vordering wenst te handhaven in hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering voor zover dat de materiële schade tot € 1.500 betreft (post i.). De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.021,62, bestaande uit de reiskosten (post ii.) en de immateriële schade (post iii.).
De raadsman van de verdachte heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal met betrekking tot de materiële schade ad € 1.500 (post i.). Daarnaast heeft de raadsman met betrekking tot de reiskosten geconcludeerd tot – zo begrijpt het hof – afwijzing, primair omdat er vrijspraak moet volgen en subsidiair om reden dat deze vordering onvoldoende is onderbouwd (post ii.). De raadsman van de verdachte heeft tot slot verzocht om matiging van de vordering tot immateriële schade, indien en voor zover de verdachte vrijgesproken wordt van het bedreigen met een vuurwapen (post iii.).
Het hof is van oordeel dat de behandeling van de vordering stekkende tot het vergoeden van materiele schade ad € 1.500 een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien er weliswaar een factuur is gehecht aan de vordering van de benadeelde partij, doch deze factuur is eerst 4 maanden na het bewezenverklaarde opgesteld en niet duidelijk is wat de staat van de scooter was direct nadat deze is opgehaald bij het politiebureau.
De benadeelde partij kan daarom thans in dat deel van haar vordering (post i.) niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van reiskosten (post ii.), zijnde de reiskosten die zijn gemaakt om de door verdachte gestolen scooter weer op te halen op het politiebureau alwaar deze scooter stond nadat deze in beslag is genomen, als vordering strekkende tot materiële schade ad € 21,62.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen - in het bijzonder het wegnemen van de scooter (feit 1) - rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 21,63, te weten het bedrag dat gemoeid is met de reiskosten om de inbeslaggenomen scooter op te halen bij het politiebureau.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van de immateriële schade (post iii.) overweegt het hof als volgt.
Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
Nu de benadeelde partij in zijn vordering heeft volstaan met de enkele opsomming dát hij thans lijdt aan (kortgezegd) angstgevoelens, kan het hof – bij gebrek aan onderbouwing, in die zin dat er onvoldoende concrete gegevens zijn aangevoerd waaruit de gestelde psychische schade kan volgen – niet naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel vaststellen. Mitsdien dient de vordering in zoverre te worden afgewezen.
Het hof overweegt dat een poging tot afpersing – in het bijzonder indien daarbij een vuurwapen getoond wordt - een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer oplevert en het hof is dan ook van oordeel – niettegenstaande de summiere onderbouwing – dat de normschending en de gevolgen hiervan voor de benadeelde partij in het onderhavige geval dermate ernstig zijn dat kan worden gesproken van een uitzonderlijk geval in vorenbedoelde zin en daarmee van aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Mitsdien zal het hof het verzoek tot schadevergoeding toewijzen in dier voege dat de immateriële schade naar billijkheid wordt begroot op € 1.000,00.
Samenvattend, zal het hof de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 1.021,62,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.021,63. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat – gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het plegen van het delict -
gééngijzeling zal worden toegepast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa, 310 en 317van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie;

veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden;

bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit als daarom gevraagd wordt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan ITB HKA van Bureau Jeugdzorg inclusief huisbezoeken, als en zo vaak Bureau Jeugdzorg dit nodig acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling (ambulante forensische setting) zal stellen van een zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor complexe ontwikkelings- en gedragsproblemen;
geeft opdracht aan Bureau Jeugdzorg Limburg, jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.021,63 (duizend eenentwintig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 21,63 (eenentwintig euro en drieënzestig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.021,63 (duizend eenentwintig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 21,63 (eenentwintig euro en drieënzestig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 13 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Volgens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2022 (pagina’s 7 en 8), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] .