ECLI:NL:GHSHE:2023:2953

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
20-001037-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en strafbepaling voor belaging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling van zijn moeder, maar het hof heeft zich in deze uitspraak enkel gericht op de veroordeling voor belaging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 188 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de straf voor belaging vastgesteld op 168 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De bijzondere voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht, een behandelverplichting en een contact- en locatieverbod. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001037-23
Uitspraak : 13 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
’s-Hertogenbosch, van 6 april 2023 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 01-162736-22 en 01-292577-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf onder parketnummer 01-112663-21, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-162736-22, de verdachte veroordeeld terzake van het onder feit 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-162736-22 alsmede terzake van het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-292577-21, dat gekwalificeerd als ‘belaging’ (feit 1 in de zaak met parketnummer 01-162736-22) en ‘mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder’ (in de zaak met parketnummer 01-292577-21), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 188 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, met als dadelijk uitvoerbaar gelaste bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid tot klinische opname, een begeleid wonen of maatschappelijke opvang-traject, een meewerkverplichting aan schuldhulpverlening, een verplichting tot het meewerken aan middelencontrole en een contact- en locatieverbod. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen en het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 01-292577-21 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde. Tevens is gerequireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de straf voor de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten die niet aan de orde zijn in hoger beroep wordt bepaald op een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 74 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest alsmede dat dezelfde bijzondere voorwaarden als de rechtbank heeft opgelegd aan die voorwaardelijke straf zullen worden verbonden, welke voorwaarden dadelijk uitvoerbaar dienen te worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Tevens is de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissingen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 01-292577-21:
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2021 te Valkenswaard zijn moeder, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar meermalen tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen en/of aan haar haren te trekken en/of voedsel en/of goederen tegen zijn moeder te gooien.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen van mishandeling. Ook uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen bewijsmiddelen naar voren gekomen die tot een andere conclusie leiden. Daaromtrent overweegt het hof meer specifiek dat de verdachte een alternatief scenario heeft geschetst dat niet onaannemelijk is en, met uitzondering van de verklaring van aangeefster, op zichzelf niet strijdig is met de inhoud van het procesdossier.
De verdachte wordt mitsdien vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 01-292577-21.
Strafbepaling ex artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering
Het hof heeft bij de bepaling van de straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof zal, gelet op artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, een straf bepalen ten aanzien van het niet aan zijn oordeel onderworpen door de rechtbank bewezenverklaarde feit.
Het hof bepaalt de straf voor het feit waarvoor de verdachte bij vonnis van de rechtbank voornoemd is veroordeeld (belaging) op een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Daaraan zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden, inhoudende een meldplicht, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid tot klinische opname, een begeleid wonen-traject, een meewerkverplichting aan schuldhulpverlening, een verplichting tot het meewerken aan middelencontrole en een contact- en locatieverbod, van welke bijzondere voorwaarden de dadelijk uitvoerbaarheid zal worden bepaald en wel met ingang van 6 april 2023, zijnde de datum waarop het vonnis is gewezen terzake van het ten laste van het bewezenverklaarde feit. Met betrekking tot die dadelijke uitvoerbaarheid overweegt het hof als volgt.
Omdat de verdachte na het stopgesprek met de politie van 20 april 2022 is doorgegaan met de belaging en, ook ter terechtzitting in eerste aanleg, geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen, is het hof van oordeel dat er (nog steeds) ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van (een) ander(en). Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht bepaalt het hof dan ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde bijzondere voorwaarden en het door de reclassering te houden toezicht daarop, doch met ingang van 6 april 2023.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2021 onder parketnummer 01-112663-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-292577-21 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in de zaak met parketnummer 01-162736-22 bewezenverklaarde op een
gevangenisstrafvoor de duur van
168 (honderdachtenzestig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
62 (tweeënzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij het Leger des Heils in het arrondissement Oost-Brabant, zolang en frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van [verslavingskliniek] of een soortgelijke zorgverlener/-instelling te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholmisbruik, problematische cocaïnegebruik alsmede zijn gedragsproblematiek, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen en de huisregels die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling, daaronder zij begrepen zo nodig het innemen van medicijnen, en bepaalt daarbij dat bij een terugval in middelengebruik of bij verslechtering van het (psychiatrische) ziektebeeld de reclassering voornoemd een indicatiestelling kan aanvragen en, indien die voornoemde klinische opname wordt geïndiceerd, zal de veroordeelde zich na goedkeuring door de rechter laten opnemen in een zorginstelling voor de duur van maximaal 7 weken;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol en/of drugs te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- en/of urineonderzoek;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven bij [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang, zulks te bepalen door de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor de veroordeelde heeft opgesteld;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [betrokkene] , geboren op [geboortedag 2] 1988;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden in/aan de [adres locatieverbod] te Eindhoven;
bepaalt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn en wel vanaf 6 april 2023;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden, behoudends het contact- en locatieverbod, en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft opdracht aan het Openbaar Ministerie tot het houden van toezicht op de naleving van voormeld contact- en locatieverbod;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering van de officier van justitie van 9 december 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2021 onder parketnummer 01-112663-21 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 weken.
Aldus gewezen door:
mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. drs. M.C.C. van de Schepop, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 13 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.