ECLI:NL:GHSHE:2023:2952

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
20-001693-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van poging tot doodslag en diefstal met tbs-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is schuldig bevonden aan een poging tot doodslag op zijn zoon en aan diefstal. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, maar met verbeteringen en aanvullingen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek van het voorarrest en had daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) opgelegd.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft met een mes stekende bewegingen gemaakt richting zijn zoon, wat gekwalificeerd is als poging tot doodslag. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte strafbaar was en had hem een gevangenisstraf opgelegd, evenals de tbs-maatregel. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd zijn zoon te doden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en een beroep gedaan op noodweer, maar het hof heeft deze argumenten verworpen. De verdachte heeft een geschiedenis van verslaving aan opiaten en stimulantia, wat ook in het Pro Justitia-rapport is vastgesteld. Het hof heeft geconcludeerd dat een tbs met dwangverpleging noodzakelijk is om het recidiverisico te verkleinen. Het verzoek van de verdediging om een maatregelenrapport op te stellen is afgewezen, omdat het hof van mening is dat de noodzaak daartoe ontbreekt.

De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere veroordeling en legt de nadruk op de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001693-22
Uitspraak : 13 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 juli 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-302375-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
thans verblijvende in de P.I. Vught, afdeling PPC.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het als feit 1 primair alsmede feit 2 tenlastegelegde bewezen verklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’ (feit 1) en ‘diefstal’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met het bevel tot verpleging van overheidswege.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen terzake van het onder feit 1 primair alsmede feit 2 tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal opleggen.
Door de raadsvrouw is primair vrijspraak bepleit van de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Door de raadsvrouw is subsidiair een beroep gedaan op noodweer(exces). Meer subsidiair heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd en daaraan een voorwaardelijk verzoek verbonden.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de redengeving waarop dit berust, doch onder verbetering en aanvulling van gronden.
Aanvullingen en verbeteringen van het hof voor wat betreft de bewijsmiddelen bij feit 1:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 november 2020 (pagina’s 6-7), voor zover als inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
“Ik hoorde de verdachte het volgende zeggen: “(…) Ik steek hem nog wel eens dood, jammer dat het nu niet is gelukt.”
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 november 2020 (pagina’s 53-56), voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte:
“Ik had dat mes speciaal voor hem (het hof begrijpt: aangever [aangever] ) bij me, (aanvulling hof: voor) als ik hem een keer zou zien.”
Een proces-verbaal van de openbare terechtzitting in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 30 augustus 2023, voor zover als inhoudende de verklaring van de verdachte ter terechtzitting ten aanzien van feit 1:
“Ik was aan het schreeuwen in de Jozeflaan, [aangever] stond in het raam en ik schreeuwde naar hem: “doe nu nog eens wat”. (…) De bedoeling met mijn zoon was om te kijken of hij mij wat wilde doen. Ik heb hem inderdaad uitgedaagd door te schreeuwen. Als ik een pistool had gehad, dan had ik dat meegenomen.”
Een proces-verbaal van verhoor getuige (pagina’s 17- 18), voor zover als inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
“Ik woon aan [adres] . Op zondag 29 November 2020, omstreeks 10.00 uur, 10.15 uur, bevond ik mij op de Sint Jozeflaan, ter hoogte van mijn woning. Ik stond op het trottoir. Ik zag dat op dat moment de vader van een jongen kwam aangefietst (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ).
(…)
Ik hoorde dat de vader luidkeels schreeuwde.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 november 2020 (pagina 19), voor zover als inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
“In aanvulling op mijn vorige verklaring, verklaar ik op uw vragen:
De oude man was de agressor, hij begon met uitdagen, door te schelden en dat de
andere persoon naar buiten moest komen.
*Daar waar in de bewijsmiddelen Sint Jozeflaan staat, leest het hof Sint Jozefslaan.
Aanvullingen van het hof voor wat betreft de bewijsoverwegingen bij feit 1:
Het hof overweegt aanvullend dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het doden van zijn zoon, [aangever] . De verdachte heeft zelf bij de rechter-commissaris verklaard dat de beschuldigingen kloppen en dat hij er spijt van had dat hij zijn zoon niet kapot heeft kunnen steken. Hieruit volgt dat hij willens en wetens heeft geprobeerd zijn zoon dood te steken. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van aangever en getuige [getuige 2] . De verdachte heeft volgens aangever tegen hem gezegd dat hij hem af zou maken, had een mes bij zich en heeft daarmee stekende bewegingen gemaakt in de richting van het bovenlichaam van [aangever] . [aangever] zou door het mes zijn geraakt als hij niet telkens was uitgeweken.
Het hof gaat gelet op de bewijsmiddelen dan ook voorbij aan het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van de verdachte bij de politie (waar de verdachte ook heeft bekend dat hij zijn zoon willens en wetens wilde doodsteken) en bij de rechter-commissaris anders uitgelegd moeten worden en dat het hier slechts een hele boze reactie betreft op het feit dat de verdachte wel is aangehouden, maar dat zijn zoon ondanks vele aangiftes tegen hem door verdachte nooit is aangehouden. De latere verklaringen van de verdachte, onder meer dat hij het mes pas ter hand heeft genomen nadat zijn zoon een fiets tegen hem aan had gegooid, komen niet overeen met de verklaringen van de aangever, noch met die van de getuigen.
Het verweer van de raadsvrouw – luidend dat er geen sprake is van een poging tot doodslag, nu er geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet – vindt zijn weerlegging in de (door het hof bevestigde, verbeterde en aangevulde) feitelijke vaststellingen en overwegingen.
Aanvullingen en verbeteringen van het hof voor wat betreft de bewijsmiddelen bij feit 2:
De bewijsmiddelen voor feit 2 zal het hof als volgt aanvullen:
Een proces-verbaal van de openbare terechtzitting in hoger beroep van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 30 augustus 2023, voor zover als inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting ten aanzien van feit 2:
“Ik beken de aan mij als feit 2 tenlastegelegde diefstal, welke ik heb gepleegd op 21 juni 2020 te Nederweert. Ik ben degene die op de foto’s te zien is op de fiets. Ik zag de tent staan in het weiland en ik keek. De tent was open. Ik heb de spullen meegenomen en gebruikt. Later heb ik deze spullen verkocht”.
Aanvullingen van het hof voor wat betreft de strafbaarheid van het bewezenverklaarde:
Het hof overweegt aanvullend dat het verweer van de verdachte, luidend dat hij heeft gehandeld uit noodweer(exces), wordt verworpen reeds nu de noodweersituatie niet aannemelijk is geworden.
Blijkens de verklaringen van zowel aangever [aangever] als getuige [getuige 1] was het de verdachte die de agressor was. In dat verband overweegt het hof voorts dat uit het – als bewijsmiddel gebezigde – proces-verbaal van aangifte van [aangever] volgt dat hij wel op enig moment met een fiets heeft geslagen, doch dat is gebeurd teneinde niet gestoken te worden. In zoverre is de gestelde noodweersituatie niet aannemelijk geworden.
Aanvullingen van het hof voor wat betreft de strafbaarheid van de verdachte:
Het hof overweegt (aanvullend) dat nu de - ook voor een geslaagd beroep op noodweerexces vereiste - noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, een beroep op noodweerexces faalt.
Aanvullingen van het hof voor wat betreft de straf en/of maatregel:
Het hof heeft tevens acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 13 juni 2023, opgemaakt door psychiater [psychiater] en GZ-psycholoog [psycholoog 1] , onder supervisie van GZ-psycholoog [psycholoog 2] .
In voornoemd rapport wordt gemeld dat er een redelijk beeld is ontstaan van de psychiatrische problematiek van verdachte alsmede zijn ontwikkelingsgeschiedenis en onderliggende kwetsbaarheden. In het rapport is tevens gemeld dat de verdachte telkens terug viel in gebruik van verdovende middelen.
De rapporteurs concluderen dat er kan worden gesproken van een ernstige stoornis in het gebruik van opiaten en in stimulantia, welke stoornis momenteel wegens detentie verplicht in remissie is. Gemeld wordt tevens dat de verslaving deels ook de functie heeft van zelfmedicatie bij lichamelijke- en psychische ongemakken.
De rapporteurs adviseren dat een gedwongen juridisch behandelingskader noodzakelijk is om het recidiverisico te verkleinen, nu niet te verwachten valt dat de betrokkene zich vrijwillig aan een dergelijke behandeling zal conformeren, althans niet voor zo lang als nodig. Het advies luidt dan ook een tbs met dwangverpleging op te leggen.
De rapporteurs hebben blijkens hun rapport oog gehad voor andere modaliteiten. Zo rapporteren zij dat binnen een zorgmachtiging of bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een langdurige- en specialistische behandeling gericht op het voorkomen van recidive en beveiliging van de maatschappij onvoldoende kan worden geborgd, waardoor deze opties niet geadviseerd worden.
Tevens is in het advies overwogen of de behandeling ook binnen een tbs met voorwaarden vormgegeven zou kunnen worden, nu de betrokkene zich thans en in het verleden gemotiveerd heeft getoond om mee te werken aan een behandeling.
In voornoemde overweging is expliciet betrokken dat de verdachte tweemaal is teruggevallen in drugsgebruik tijdens eerder opgelegde voorwaarden in het kader van de isd-maatregel. De rapporteurs melden dat het zeer aannemelijk is dat de verdachte gezien de ernst van zijn verslaving wederom zal terugvallen in middelengebruik, met name in perioden van toegenomen stress en verminderd toezicht. Derhalve is de inschatting van de rapporteurs dat de verdachte zich niet langdurig aan strikte behandel- en begeleidingsvoorwaarden zal kunnen houden en het daarnaast niet ondenkbaar is dat de verdachte zijn huidige ziekte-inzicht weer zal verliezen en dan toch tegen zijn zin opgenomen zal moeten worden in een kliniek en/of (meer) medicatie zal moeten gaan gebruiken hetgeen bij een tbs met voorwaarden op termijn mogelijk zal leiden tot een verzoek tot omzetting naar een tbs met dwangverpleging.
Het hof ziet – anders dan de raadsvrouw - geen aanleiding om de tbs te ‘maximeren’, aangezien er sprake is van een bewezenverklaring van poging tot doodslag, zijnde een misdrijf dat te kwalificeren valt als ‘een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen’ als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft schriftelijk voorafgaand aan de zitting en aldus niet op het onderzoek ter terechtzitting, verzocht tot het horen van de psychiater en de psycholoog die het Pro Justitia-rapport hebben opgemaakt, als getuige-deskundigen . Dit verzoek is afgewezen. Het hof constateert dat dit verzoek niet ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2023 is herhaald, zodat het hof hierop geen beslissing hoeft te nemen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, indien en voor zover het hof tot een bewezenverklaring komt van het eerste feit en de verdachte niet ontslaat van alle rechtsvervolging, de zaak wordt aangehouden teneinde een maatregelenrapport te laten opstellen. Aan dat voorwaardelijke verzoek heeft zij ten grondslag gelegd dat tbs met voorwaarden passender is. Zij wijst in dat verband op zijn opstelling tijdens een eerder opgelegde isd-maatregel, zijn huidige abstinentie alsmede zijn veranderde gedrag.
Het hof overweegt daaromtrent dat uit het recente Pro Justitia-rapport genoegzaam volgt dát en waarom er geadviseerd en geconcludeerd wordt tot het opleggen van een tbs met dwangverpleging, welke conclusie het hof tot de zijne maakt. De omstandigheden die de raadsvrouw aan het voorwaardelijke verzoek ten grondslag heeft gelegd zijn eveneens betrokken in voornoemd rapport, zodat het hof thans van oordeel is dat de noodzaak tot het opmaken van een maatregelenrapport ontbreekt. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het voorgaande.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 13 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.