Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 5] e.v. [persoon A],
erven van [vooroverleden dochter geintimeerde 6],
de gezamenlijke erven van [geintimeerde 6A],
[geintimeerde 6B],
[geintimeerde 6C],
5.Het verdere geding in hoger beroep
- het voornoemde tussenarrest, waarbij het hof in incident heeft vastgesteld dat [appellante] alleen [geïntimeerde 1] in beroep heeft gedagvaard en [appellante] in de gelegenheid heeft gesteld om alle overige erfgenamen in de nalatenschap door oproeping op de voet van artikel 118 Rv in het geding te betrekken;
- de akte na tussenarrest van [appellante] , met als bijlagen oproepingsexploten van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] , [geïntimeerde 5] , de erven [geintimeerde 6A] , [geintimeerde 6B] en [geintimeerde 6C] ;
- de rolbeslissing van 18 januari 2022, waarbij de rolraadsheer betekeningsgebreken heeft vastgesteld ten aanzien van [geïntimeerde 3] en de erven [geintimeerde 6A] en waarbij de rolraadsheer [appellante] opnieuw in de gelegenheid heeft gesteld om [geïntimeerde 3] en de erven [geintimeerde 6A] op de voet van artikel 118 Rv op te roepen;
- door [appellante] ingezonden nieuwe oproepingsexploten van [geïntimeerde 3] en [persoon B] (hierna: [persoon B] ) en een Verklaring van erfrecht dat [persoon B] als enig erfgenaam en executeur bevoegd is inzake de nalatenschap van [geintimeerde 6A] ;
6.De beoordeling
- de vorderingen van [geïntimeerde 1] tegen [appellante] ;
- de gevorderde verklaringen voor recht;
- de gevorderde bepaling dat de vordering op [appellante] onderdeel uitmaakt van de nalatenschap.