ECLI:NL:GHSHE:2023:2926

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
20-002683-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep inzake winkeldiefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd in de PI Utrecht, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal, waarbij geweld tegen een winkelmedewerker werd gepleegd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte ging in hoger beroep, waarbij zij vrijspraak bepleitte en een strafmaatverweer voerde.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van de winkeldiefstal. De verdachte had op 8 augustus 2022 twee paar schoenen uit een winkel in Tilburg gestolen, waarbij zij werd betrapt door een winkelmedewerker. De verdachte heeft geprobeerd te vluchten, wat leidde tot een worsteling. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen en geconcludeerd dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

Bij de bepaling van de straf heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te verlagen naar 1 maand onvoorwaardelijk, waarbij het vonnis voor het overige werd bevestigd. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002683-22
Uitspraak : 6 september 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 22 november 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-199195-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Utrecht, locatie Nieuwegein.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als ‘diefstal, gevolgd van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de politierechter bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel verbonden, te weten een meldplicht en behandeling/begeleiding door het Leger des Heils of een soortgelijke zorgverlener.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Door en namens verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf en met verbetering van de gronden en de door de politierechter aangehaalde wetsartikelen.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is – op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te komen. Immers kan niet worden vastgesteld dat de tas, waarin twee paar schoenen van de [bedrijf] zijn aangetroffen, aan de verdachte toebehoorde. Het dossier is verder incompleet nu er geen formele aangifte in zit en er bovendien geen kassabon met de informatie over de weggenomen schoenen door de [bedrijf] is overgelegd. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat de tenlastegelegde diefstal is waargenomen en zijn er ook geen camerabeelden in het dossier. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende. Op 8 augustus 2022 heeft [aangever] namens de [bedrijf] te Tilburg aangifte gedaan van diefstal. Uit de aangifte volgt dat er twee paar schoenen uit de [bedrijf] zijn weggenomen in een geprepareerde tas. Getuige [getuige] was op de betreffende dag werkzaam in de [bedrijf] in Tilburg toen zij werd aangesproken door een klant die haar vertelde dat een persoon iets had gestolen. Daarop hoorde [getuige] het alarm van de winkel afgaan en zag zij een vrouw, waarvan later is gebleken dat het de verdachte betrof, vlakbij de deur van de winkel staan. [getuige] is in de richting van de verdachte gelopen en heeft aan de verdachte gevraagd of zij in haar tas mocht kijken. Hierop reageerde de verdachte dat [getuige] niet in haar tas mocht kijken en trachtte de verdachte vervolgens de winkel te verlaten. Om te voorkomen dat de verdachte de winkel zou verlaten heeft [getuige] haar vastgehouden en is er een soort worsteling ontstaan, waarbij de verdachte zich los probeerde te trekken. [getuige] zag een plastic tas in een stoffen tas zitten met daarin twee paar schoenen. De stoffen tas was van de winkel Etos.
Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van het incident in de winkel, die waren opgenomen met een mobiele telefoon, bekeken. De verbalisant heeft vastgesteld dat een medewerker van de [bedrijf] een vrouw - waarvan later is gebleken dat deze vrouw de verdachte betrof - tegenhield bij de uitgang van de winkel. De verdachte had twee tassen om haar schouder hangen. Een kleine tas en een grotere tas. De grotere tas was zwart met aan de zijkant witte stippen en er was een wit logo zichtbaar. Uit deze tas stak iets met een rode kleur. De verdachte trachtte de winkel te verlaten en zij bleef dit proberen, ook nadat zij door de winkelmedewerker werd aangesproken. De verdachte wilde niet meewerken en probeerde zichzelf los te trekken, maar werd de winkel ingetrokken. Hierbij kwam de zwarte tas met witte stippen op de grond terecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de beelden bekeken en op grond daarvan het volgende waargenomen. De verdachte probeert de winkel uit te lopen maar wordt tegenhouden door een winkelmedewerker. De verdachte trekt zich los en probeert weg te lopen maar wordt vervolgens vastgehouden. De verdachte probeert zich los te trekken. De verdachte wordt vastgepakt en er raken meerdere mensen bij het incident betrokken die de verdachte proberen tegen te houden. De verdachte heeft een zwarte tas vast met witte stippen aan de zijkanten. Nadat de verdachte de winkel is ingetrokken valt de zwarte tas met witte stippen op de grond. Op de beelden is te zien dat er iets met een rode kleur uit de zwarte tas met witte stippen steekt.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat de verdachte twee paar schoenen heeft weggenomen uit de winkel [bedrijf] op 8 augustus 2022 te Tilburg en bij betrapping op heterdaad probeerde te vluchten door zich uit de greep van de betrokken personen los te trekken.
Het hof overweegt hierbij dat de houding van de verdachte, te weten het meermalen trachten te vluchten en zich los te trekken nadat zij door een medewerker van de winkel is aangesproken, als belastend kan worden aangemerkt. Het hof is verder van oordeel dat vaststaat dat de zwarte tas met witte stippen -waarin twee paar schoenen van de winkel [bedrijf] zijn aangetroffen-aan de verdachte toebehoorde, nu zij deze bij zich droeg op het moment dat zij werd aangesproken door de winkelmedewerker. Volgens de kennisgeving van inbeslagneming is er tevens een geprepareerde plastic Kruidvat tas aangetroffen, wat het voorwerp met de rode kleur kan verklaren dat uitstak uit de zwarte tas met witte stippen. Ten overvloede merkt het hof op dat de bevoegdheid van [aangever] tot het doen van aangifte namens de winkel [bedrijf] reeds blijkt uit het proces-verbaal van aangifte en daarvoor geen afzonderlijke schriftelijk volmacht noodzakelijk is.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al haar onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de door de rechtbank gebezigde en door het hof bevestigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is betoogd om te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel met bijzondere voorwaarden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou immers de opgestarte behandeling in het kader van opgelegde bijzondere voorwaarden in een andere strafzaak van de verdachte op nadelige wijze kunnen doorkruisen. Daarnaast zou dit met zich brengen dat de verdachte haar woonruimte kan verliezen alsmede haar baan.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt diefstal van twee paar schoenen toebehorende aan de winkel [bedrijf] , met behulp van een geprepareerde tas. Deze diefstal werd gevolgd van geweld toen een medewerker van de [bedrijf] de verdachte benaderde, waarna de verdachte probeerde te vluchten en zich los te trekken. De verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen het eigendomsrecht van de winkel niet gerespecteerd, maar ook nog een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de winkelmedewerker. Winkeldiefstallen veroorzaken in het algemeen schade aan bedrijven en – zeker wanneer geweld wordt gepleegd tegen medewerkers – versterking van gevoelens van onveiligheid bij de betrokkenen en in de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van het haar betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2023, waaruit volgt dat de verdachte eerder en herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld in zake vermogensdelicten. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat zij open staat voor een samenwerking met de reclassering en dat zij graag hulp zou willen ontvangen. De verdachte zit thans in de opstartende fase van een behandeling bij de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden welke zijn opgelegd in een andere zaak.
Daarnaast stelt het hof vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, in geval van winkeldiefstal bij veelvuldige recidive, uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2023, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alle omstandigheden afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden is. Het hof ziet in de ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om te volstaan met de door de verdediging bepleite geheel voorwaardelijke straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 6 september 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.