In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek het aanwezig hebben van ongeveer 359 gram heroïne en 39 gram cocaïne. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken opgelegd, maar de verdachte heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd om het vonnis te bevestigen, maar de verdediging heeft vrijspraak bepleit, dan wel een lichtere straf.
Het hof heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 september 2018 in een kleine kamer in Heerlen samen met een medeverdachte werd aangetroffen, waar verdovende middelen en verpakkingsmateriaal zichtbaar aanwezig waren. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van deze middelen en heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad.
Uiteindelijk heeft het hof het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de eerste aanleg, wat heeft geleid tot een lichtere straf dan oorspronkelijk door de politierechter was opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.