ECLI:NL:GHSHE:2023:2904

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
20-002812-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 6 december 2022 vrijgesproken werd van enkele tenlastegelegde bedreigingen, maar voor andere feiten werd veroordeeld tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De verdachte, geboren in 1981 en momenteel verblijvend in de Penitentiaire Inrichting Vught, heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de benadeelde partijen gedeeltelijk in hun vorderingen ontvangen, maar de vordering van benadeelde partij 1 werd niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat de huidige geestestoestand van de verdachte, die verbeterd zou zijn, aanleiding geeft voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden in plaats van met verpleging van overheidswege. Het hof heeft echter geconcludeerd dat, ondanks de verbeterde symptomen, de verdachte nog steeds risico's vertoont die een verpleging van overheidswege noodzakelijk maken. Het hof heeft het verzoek om aanvullende rapportage afgewezen en het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de ernst van de problematiek van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002812-22
Uitspraak : 31 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 december 2022, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 02-138402-22 en 02-088629-22, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres] ,
in de Penitentiaire Inrichting Vught, Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Vught.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de onder parketnummer 02-138402-22, feiten 2 en 4, tenlastegelegde bedreigingen.
De rechtbank heeft de resterende tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en deze gekwalificeerd als:
  • ‘poging tot doodslag’ (parketnummer 02-138402-22, feit 1 primair);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (02-138402-22, feit 3);
  • ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (02-088629-22, feit 1);
  • ‘in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen’ (02-088629-22, feit 2).
Vervolgens heeft de rechtbank de verdachte ter zake van alle bewezenverklaarde feiten niet strafbaar verklaard wegens ontoerekeningsvatbaarheid, hem derhalve ontslagen van alle rechtsvervolging en de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast met verpleging van overheidswege.
De rechtbank heeft de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding en bepaald dat zij, voor wat betreft de door haar gevorderde schade aan de E-bike, haar vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van (in totaal) € 3.222,00, bestaande uit een bedrag van € 222,00 ter zake van de vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 ter zake van de vergoeding van immateriële schade, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening. De benadeelde partij [benadeelde 2] is in het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaard, waarbij door de rechtbank is bepaald dat hij de vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Ten slotte heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd tot het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 1] is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Nu zij deze vordering in hoger beroep niet heeft gehandhaafd is deze vordering niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de bewezenverklaring van de rechtbank. Voorts is een verweer gevoerd omtrent de op te leggen maatregel. De raadsman heeft een aanhouding verzocht om aanvullende rapporten te laten opmaken teneinde te onderzoeken of thans een TBS met voorwaarden binnen de mogelijkheden van behandeling ligt. Ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep (parketnummer 02-138402-22, feiten 2 en 4)
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank de onder parketnummer 02-138402-22 tenlastegelegde feiten 2 en 4. Dit hoger beroep is later niet beperkt door een partiële intrekking.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn/haar hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover ontvankelijk in hoger beroep – en met de gronden waarop het berust.
Het hof zal daarbij de gronden van het beroepen vonnis aanvullen, in zoverre dat het – gelet op de in hoger beroep gevoerde verweren – aanleiding ziet om aanvullend te overwegen ten aanzien van de opgelegde maatregel. Daarnaast volgt een aanvullende overweging in verband met het verzoek tot aanhouding ten einde aanvullende rapportage te laten opmaken.
Aanvullende overwegingen omtrent de opgelegde maatregel
De verdediging heeft in hoger beroep bepleit dat het hof het onderzoek ter terechtzitting zal schorsen teneinde opdracht te geven tot het opmaken van een aanvullende rapportage door een psychiater, nu de verdediging zich op het standpunt stelt dat de huidige (gewijzigde) persoonlijke omstandigheden van de verdachte passen bij een terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden in plaats van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Daartoe is – kort weergegeven – het navolgende aangevoerd.
In de NIFP-dubbelrapportage d.d. 14 oktober 2022, opgemaakt door psychiater H.J.E.M. de Blok en psycholoog A.R. Kampkes-Meijer , wordt door elk van deze deskundigen de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege geadviseerd omdat – kort gezegd – de terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden als niet haalbaar dan wel niet afdoende wordt beschouwd.
Voormelde adviezen zijn echter verouderd gelet op de gewijzigde geestestoestand van de verdachte. Ten tijde van het onderzoek (dat aan de desbetreffende dubbelrapportage ten grondslag heeft gelegen) was de verdachte immers nog psychotisch terwijl daarvan inmiddels – door onder meer medicatie, en muziek- en dramatherapie – geen sprake meer is.
De terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege is een ultimum remedium waartoe niet over dient te worden gegaan als niet is gebleken dat dit de best passende maatregel is. Derhalve dient opnieuw te worden onderzocht of de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege geïndiceerd is, nu gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte een terbeschikkingstelling met voorwaarden passender is, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel het erop lijkt dat de verdachte thans inderdaad geen of verminderde psychotische symptomen vertoont, constateert het hof dat de verdachte – ook nu – al over meer begeleiding en hulp beschikt dan enkel medicatie, namelijk in de vorm van therapieën.
Het hof constateert voorts dat uit de NIFP-dubbelrapportage d.d. 14 oktober 2022 niet slechts blijkt van een psychose maar ook van andere problematiek, te weten agressieregulatie-problematiek als gevolg van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een cannabisverslaving, een posttraumatische stressstoornis, ADHD en zwakbegaafdheid.
Voorts blijkt daaruit dat ambulante behandelingen gericht op drugsabstinentie en agressieregulatie, maar beperkt effect hebben gesorteerd.
Ten slotte wordt in de NIFP-dubbelrapportage geconcludeerd dat belangrijke steunfiguren in het leven van de verdachte zijn weggevallen en dat bekend is dat hij zich zonder hulp nauwelijks staande kan houden, waardoor de psychiater de kans zeer groot acht dat de verdachte “opnieuw toenemend achterdochtig en psychotisch kan worden en vandaaruit met ernstige agressie kan reageren op zijn omgeving”. Naar het oordeel van het hof volgt hieruit dat zelfs bij inmiddels verminderde psychotische symptomen het risico daarop blijft bestaan zonder de beschermende factoren die de verdachte bij een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege zouden worden geboden.
Hoewel het hof begrip kan opbrengen voor het standpunt van de verdediging – bezien tegen de achtergrond van de verminderde psychotische symptomen van de verdachte – is gebleken dat eerdere (ambulante) hulpverlening, waaronder begeleid wonen, niet het gewenste effect heeft gesorteerd. Bovendien wordt in de NIFP-dubbelrapportage ontegenzeggelijk geconcludeerd dat – naast verdachtes psychose – van diverse andere vormen van problematiek is gebleken die behandeling behoeven.
Alles overziend maakt dit dat het hof – gezien de aard en ernst van deze problematiek (zowel psychisch als anderszins) in diverse gebieden – de opgelegde maatregel tot terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege, (nog steeds) passend en geboden acht ter bescherming van de maatschappij en ter bescherming van de verdachte zelf.
Al hetgeen overigens nog is aangevoerd van de zijde van de verdachte maakt dit oordeel niet anders.
Het hof acht zich met de voorliggende rapporten voldoende geïnformeerd. Deze rapporten zijn recent en adequaat en er is geen sprake van zodanige gewijzigde omstandigheden dat het opmaken van nieuwe dan wel aanvullende rapporten zou zijn aangewezen. Het hof wijst het verzoek tot het maken van een (aanvullende) rapportage dan ook af.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-138402-22 onder 2 en 4 tenlastegelegde;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. A.M.G. Smit, voorzitter,
mr. dr. M.M. Koevoets en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 31 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.