ECLI:NL:GHSHE:2023:2880

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
20-002890-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van meerdere overtredingen van de Wet wapens en munitie, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en meerdere wapens van categorie I. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het eerste tenlastegelegde feit, maar zich achter de bewezenverklaring van de andere feiten geschaard. Het hof heeft de tenlastelegging gewijzigd en de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf toegewezen. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002890-22
Uitspraak : 30 augustus 2023
TEGENSPRAAK (oip)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 december 2022, parketnummer 03-020096-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 03-229395-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van:
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III (het onder 1 tenlastegelegde);
  • handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd (het onder 2 en 4 tenlastegelegde);
  • handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (het onder 3 tenlastegelegde),
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, d.d. 8 december 2020 (parketnummer 03-229395-20) voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, toegewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende, het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze vordering zal toewijzen, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uren.
De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit en zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde geschaard achter de bewezenverklaring van de politierechter. Voorts heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging bepleit dat deze afgewezen zal worden.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (bewerkte) (alarm)revolver, van het merk Mayern & Sahne, type 600 special, kaliber 6 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, meerdere, althans een wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie,
te weten een gasdrukpistool dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een of meer van de bestaande vuurwapens van het merk Colt) en/of een veerdrukwapen, dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een vuurwapen van het merk Armed, type PAPG 20-12) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een vilmes voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, twee althans een wapen(s)van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten twee althans een stilletto(‘s) voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (bewerkte) (alarm)revolver, van het merk Mayern & Sahne, type 600 special, kaliber 6 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, meerdere wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een gasdrukpistool dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten de bestaande vuurwapens van het merk Colt) en een veerdrukwapen, dat wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een vuurwapen van het merk Armed, type PAPG 20-12) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een vilmes voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 25 november 2021 te Kessel, in de gemeente Peel en Maas, twee wapens van categorie I, onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten twee stiletto’s voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
I
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de aangetroffen revolver ten onrechte is aangemerkt als een vuurwapen als bedoeld in artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie en daarmee ten onrechte is gerubriceerd als wapen van categorie III onder 1°.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal (dossierpagina’s 8-15) blijkt dat verbalisant [verbalisant] de onder de verdachte inbeslaggenomen revolver van het merk Mayer & Sohne, model 600 special, kaliber 6mm knal, heeft onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de cilinder van de revolver niet fabrieksmatig in het frame is aangebracht. De cilinder bevat zes kamers. Deze zes kamers zijn niet correct doorgeboord waardoor er op dit moment alleen knalpatronen verschoten kunnen worden. Kogelpatronen passen op dit moment niet in de kamer. Voorts blijkt dat de loop geheel open is, waardoor het mogelijk is dat er stoffen dan wel projectielen door deze loop verschoten kunnen worden. Een origineel, niet getransformeerde, alarmrevolver heeft een loop die dicht is zodat er geen stoffen of projectielen verschoten worden. Verbalisant [verbalisant] heeft geconcludeerd dat het wapen van origine een alarmrevolver in het kaliber 6 millimeter knal was, maar nu er bewerkingen aan deze revolver hebben plaatsgevonden, het een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, van de Wet wapens en munitie betreft en het aldus een wapen in de zin van artikel 3 onder 1° is.
Het hof overweegt dat ingevolge artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie een vuurwapen een voorwerp betreft dat bestemd of geschikt is om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. Gelet op het door verbalisant [verbalisant] verrichte onderzoek blijkt dat inbeslaggenomen wapen aan voorgaande definitie voldoet. Het hof heeft geen reden om aan de deskundigheid van verbalisant [verbalisant] te twijfelen en zal zijn conclusies tot de hare maken.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en zal de verdachte veroordelen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
II
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft verzocht om een taakstraf op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte een andere wending aan zijn leven heeft gegeven, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en de verdachte financieel er niet goed voor staat.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de ernst van het bewezenverklaarde heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte een bewerkte (alarm)revolver, een gasdrukpistool, een veerdrukwapen, een vilmes en twee stiletto’s voorhanden heeft gehad. Het hof overweegt dat het ongecontroleerde bezit van wapens het risico op een levensbedreigend geweldsdelict verhoogt. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben daarvan.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juni 2023, waaruit blijkt dat hij in 2007, 2009, 2013 en 2016 onherroepelijk is veroordeeld ter zake van feiten met betrekking tot de Wet wapens en munitie. Gelet op de ouderdom van die zaken zal het hof deze omstandigheid niet in strafverzwarende zin meewegen in de op te leggen straf. Feit is wel dat de verdachte nu met een hem niet onbekend bijltje heeft gehakt. Hij weet immers wat de consequenties zijn van het overtreden van de Wet wapens en munitie, daar hij in het verleden hiervoor bij herhaling tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen en taakstraffen is veroordeeld, en dit heeft hem niet ervan weerhouden zich opnieuw met delicten met betrekking tot de Wet wapens en munitie in te laten. Dat weegt het hof wel mee in zijn nadeel. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie dat de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van de Wet wapens en munitie en op 19 april 2023 daarvoor onherroepelijk is veroordeeld. Onder andere gelet op laatstgenoemde veroordeling is het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof heeft evenzeer gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Hierbij is het hof gebleken dat de verdachte een uitkering ontvangt en een dochtertje heeft, waar hij naar eigen zeggen alles voor doet.
Alles overziende acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 december 2020 (parketnummer 03-229395-20) opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde taakstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 december 2020, parketnummer 03-229395-20, te weten:
een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.N. Schlüter, griffier,
en op 30 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. F. van Es zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.