De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling
- samengevat - het volgende aan.
De zorgen die er waren over de opvoedomgeving bij de moeder ten tijde van de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader, zijn onverminderd aanwezig. Nu niet is gebleken dat deze zorgen zijn opgelost of hieraan voldoende is gewerkt, kan [minderjarige] vooralsnog niet terug naar de moeder, mede gelet op het beperkte contact tussen hen.
[minderjarige] wordt door de moeder blootgesteld aan de strijd tussen de ouders en de moeder uit zich in het bijzijn van [minderjarige] extreem negatief over de vader en de hulpverlening. De moeder ontneemt [minderjarige] de mogelijkheid onbelast contact te hebben met haar beide ouders, hetgeen juist belangrijk is voor haar identiteitsontwikkeling.
Er zijn zorgen over de psychische gesteldheid, de emotionele beschikbaarheid en het opvoedershandelen van moeder. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, te weten borderline, jeugdtrauma’s, depressie, angst en een licht verstandelijke beperking (IQ 65). Moeder ervaart veel stress, waardoor zij onder meer manipulatief gedrag laat zien en zij is impulsief in de stappen die zij zet, hetgeen niet in het belang van [minderjarige] ’s ontwikkeling en veiligheid is. Moeder blowt veel om tot rust te komen.
Met enige regelmaat is betrokkenheid van de politie nodig in verband met ruzies en bedreigingen. [minderjarige] vertelt dat de moeder alleen maar ruzie maakt en vijanden maakt.
Het is onduidelijk of de moeder voldoende vaardig is om om te gaan met problemen of beperkingen (en eigenlijk de opvoeding in zijn geheel) van [minderjarige] . Moeder bagatelliseert de problemen en beperkingen van [minderjarige] en legt alles buiten zichzelf.
[minderjarige] heeft verteld dat de huidige partner van de moeder, [huidige partner moeder] , haar seksuele handelingen heeft laten verrichten en dat hij haar met een slipper heeft geslagen. [minderjarige] heeft aangegeven niet meer bij de moeder te willen wonen omdat [huidige partner moeder] haar slaat. Ook is [minderjarige] getuige geweest van ruzies tussen haar moeder en [huidige partner moeder] .
De moeder gebruikt haar gezag om belangrijke dingen voor [minderjarige] tegen te houden, zoals contact met haar vader en onderzoek naar de ontwikkeling en persoonlijkheid van [minderjarige] bij [instantie 1] (door geen toestemming te geven voor contact met vader).
Het is voor [minderjarige] belangrijk dat er een objectief, goed onderbouwd perspectiefonderzoek plaatsvindt. Er moet duidelijkheid komen over wat voor meisje [minderjarige] is, wat zij vraagt van haar opvoeders, over de (on)mogelijkheden en persoonlijkheid van haar ouders en vervolgens in hoeverre wat ouders te bieden hebben aansluit bij wat [minderjarige] van haar opvoeder(s) vraagt. Een dergelijk perspectiefonderzoek is aangevraagd bij [instantie 2] (via het NIFP) en zal in september starten. Duidelijkheid over het perspectief en de veiligheid van [minderjarige] is noodzakelijk alvorens gekeken kan worden naar de mogelijkheden van plaatsing bij een van beide ouders. Het risico van herhaling van onveilige situaties is bij een plaatsing bij een van de ouders onverminderd hoog. De huidige plaatsing op een neutrale plek, dus niet in het netwerk van een van beide ouders, geeft [minderjarige] een structureel veilige plek, waarin zij de kans krijgt zich optimaal te ontwikkelen, los te komen uit het loyaliteitsconflict en te ervaren dat zij van beide ouders mag houden. [minderjarige] verblijft sinds 3 juli jl. in een gezinshuis, waar zij tot het einde van de machtiging uithuisplaatsing – en in het geval van een verlenging ook daarna – kan blijven.