ECLI:NL:GHSHE:2023:2848

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
200.328.390_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in ondertoezichtstelling

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2023. De vader is het niet eens met de wijziging van de zorgregeling voor zijn minderjarige kind, geboren in 2011, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De vader verzoekt om de eerdere beschikking van 2 augustus 2021 te handhaven, terwijl de GI en de moeder de wijziging ondersteunen. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 augustus 2023, waarbij de vader, de moeder, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, namelijk de voortdurende discussies tussen de ouders over de zorgregeling, en heeft geoordeeld dat een wijziging in het belang van het kind noodzakelijk is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en voegt een aanvulling toe aan de zorgregeling, die de start van vakanties verduidelijkt. De vader kan zich niet vinden in deze beslissing en heeft zijn bezwaren geuit, maar het hof oordeelt dat de nieuwe regeling in het belang van het kind is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 7 september 2023
Zaaknummer : 200.328.390/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/389948 / JE RK 23-179
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd in [vestigingsplaats] .
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).
Deze zaak gaat over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Brabant, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de vader is het niet eens met de wijziging van de zorgregeling tussen hem en [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, van 24 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 14 juni 2023, met producties, ingekomen bij het hof op 15 juni 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende en waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het verzoek van de GI tot wijziging van de beschikking van 2 augustus 2021 alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift van 11 juli 2023, met producties, ingekomen bij het hof op
14 juli 2023, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met daarbij de aanvulling:
‘’wanneer [minderjarige] vrij is van school op de vrijdag of een andere dag voor een vakantie, dan start de vakantie om 11.00 uur bij de ouder waar hij naar toe gaat. Dat betekent dat de ouder waar hij naar toe gaat [minderjarige] om 10.30 uur komt ophalen.’’
2.3.
Het hof heeft verder kennis genomen van:
- het V6-formulier van 2 augustus 2023, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de moeder van 12 juli 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op 1 juli 2023;
- de mail van de moeder van 14 juli 2023, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door. [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en hij heeft een aantal dagen voorafgaand aan de mondelinge behandeling, buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden, met de voorzitter gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] geboren: [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ).
3.2.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] woont bij de moeder.
3.3.
[minderjarige] is met ingang van 25 november 2019 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling loopt op dit moment tot 25 november 2023.
3.4.
Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft de rechtbank de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld.
3.5.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank
de bij beschikking van 2 augustus 2021 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt gewijzigd:
De zorgregeling bestaat uit een schema van vier weken en luidt als volgt:
  • in week 1 verblijft [minderjarige] van maandag tot donderdag om 17.15 uur bij de moeder en van donderdag om 17.15 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader. De vader haalt [minderjarige] op donderdag op en de moeder haalt [minderjarige] op zondag op;
  • in week 2 verblijft [minderjarige] van maandag tot en met donderdag om 17.15 uur bij de moeder, van donderdag om 17.15 uur tot vrijdag om 17.45 uur bij de vader en van vrijdag om uiterlijk 19.30 uur tot en met zondag bij de moeder. De vader haalt [minderjarige] op donderdag op en de vader brengt [minderjarige] op vrijdag na de voetbaltraining om uiterlijk 19.30 uur naar de moeder;
  • in week 3 verblijft [minderjarige] van maandag tot donderdag om 17.15 uur bij de moeder en van donderdag om 17.15 uur tot zondag m 18.30 uur bij de vader. De vader haalt [minderjarige] op donderdag op en de moeder haalt [minderjarige] op zondag op;
  • in week 4 verblijft [minderjarige] van maandag tot woensdag om 17.00 uur bij de moeder, van woensdag om uiterlijk 19.00 uur tot vrijdag om 17.45 uur bij de vader en van vrijdag om uiterlijk 19.30 uur tot zondag bij de moeder. De vader haalt [minderjarige] op woensdag na de voetbaltraining om 19.00 uur op. Op vrijdag brengt de vader [minderjarige] na de voetbaltraining om uiterlijk 19.30 uur naar de moeder.
Tijdens de schoolvakanties vervalt de vier wekelijkse zorgregeling en geldt de volgende verdeling:
in de oneven jaren verblijft [minderjarige] :
  • in de carnavalsvakantie bij de moeder, van vrijdag na school tot en met zondag 18.30 uur in de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de meivakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. De meivakantie begint op vrijdag na school, waarbij [minderjarige] vanaf die vrijdag bij de moeder verblijft tot zaterdag 10.30 uur in de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de vader. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de week bij de vader tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de zomervakantie de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. De vakantie start op vrijdag na school. De wisseldag is zaterdag om 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de drie weken bij de vader tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de herfstvakantie bij de moeder, van vrijdag na school tot en met zondag 18.30 uur de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • tijdens de kerstvakantie de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. De vakantie begint op vrijdag na school, waarbij [minderjarige] vanaf die vrijdag bij de vader verblijft tot zaterdag 10.30 uur de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de moeder. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de week bij de moeder tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat.
  • op kerstavond is [minderjarige] om 18.00 uur bij de vader tot tweede kerstdag 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de moeder en verblijft daar tot de volgende dag 10.30 uur. Op tweede kerstdag is [minderjarige] om 11.00 uur bij de moeder en verblijft daar tot de volgende dag 10.30 uur. Op 31 december is [minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder tot 1 januari 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de vader en verblijft daar tot 2 januari 10.30 uur. [minderjarige] wordt telkens opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
in de even jaren verblijft [minderjarige] :
  • in de carnavalsvakantie bij de vader, van vrijdag na school tot en met zondag 18.30 uur in de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de meivakantie de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder. De meivakantie begint op vrijdag na school, waarbij [minderjarige] vanaf die vrijdag bij de vader verblijft tot zaterdag 10.30 uur in de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de moeder. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de week bij de moeder tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de zomervakantie de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader. De vakantie start op vrijdag na school. De wisseldag is zaterdag om 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de drie weken bij de vader tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • in de herfstvakantie bij de vader, van vrijdag na school tot en met zondag 18.30 uur de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
  • tijdens de kerstvakantie de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. De vakantie begint op vrijdag na school, waarbij [minderjarige] vanaf die vrijdag bij de moeder verblijft tot zaterdag 10.30 uur de week daarop. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de vader. [minderjarige] verblijft vervolgens de rest van de week bij de vader tot zondag 18.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 18.30 uur opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat.
  • op kerstavond is [minderjarige] om 18.00 uur bij de moeder tot tweede kerstdag 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de vader en verblijft daar tot de volgende dag 10.30 uur. Op tweede kerstdag is [minderjarige] om 11.00 uur bij de vader en verblijft daar tot de volgende dag 10.30 uur. Op 31 december is [minderjarige] om 18.00 uur bij de vader tot 1 januari 10.30 uur. [minderjarige] wordt dan om 10.30 uur opgehaald door de moeder en verblijft daar tot 2 januari 10.30 uur. [minderjarige] wordt telkens opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat;
tijdens feest- en andere bijzondere dagen verblijft [minderjarige] :
  • op 29 februari, de verjaardag van de moeder, bij de moeder;
  • op 30 maart, de verjaardag van de vader, bij de vader;
  • met Pasen één dag bij de moeder en één dag bij de vader, aansluitend op het weekend;
  • op Koningsdag in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
  • op Moederdag bij de moeder;
  • op Vaderdag bij de vader;
  • met Pinksteren één dag bij de moeder en één dag bij de vader, aansluitend op het weekend;
  • op 19 september, de verjaardag van [minderjarige] , is [minderjarige] in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder. Tijdens de verjaardag van [minderjarige] mag de andere ouder [minderjarige] feliciteren middels bellen/videobellen;
  • op 5 december in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • met uitzondering van 5 december, verblijft [minderjarige] op bovenstaande dagen bij de betreffende ouder van 11.00 uur (dan wel na school als de betreffende dag op een schooldag valt) tot 17.30 uur. Op 5 december verblijft [minderjarige] bij de betreffende ouder van 11.00 uur (dan wel na school als 5 december op een schooldag valt) tot de volgende dag 10.30 uur. [minderjarige] wordt telkens opgehaald door de ouder waar hij naartoe gaat.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.1.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader wil graag dat de zorgregeling in stand blijft zoals die is vastgelegd in de beschikking van 2 augustus 2021. De vader ziet niet in waarom die regeling, die de ouders na een langdurig traject bij [instantie 1] zijn overeengekomen, nu al gewijzigd moet worden. Volgens de vader is er geen
juridische grond om tot wijziging van de beschikking van 2 augustus 2021 te komen. Het is daarbij opvallend dat de GI niet om wijziging van de zomervakantie heeft verzocht, terwijl de verdeling van de zomervakantie tussen de ouders nu juist lastig is gebleken. [minderjarige] wil het liefst in de zomervakantie eerst een week bij de moeder en dan een week bij de vader en daarna afgewisseld twee weken bij de moeder en de vader zijn met daarin de trainingen en wedstrijden die hij in de zomerperiode heeft.
Ook is de vader het niet eens met de dag waarop de vakantie begint. De ouders zijn overeengekomen dat de vakantie op maandag (en niet op vrijdag) begint en hier hebben zij ook uitvoering aan gegeven.
3.7.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder wil dat de strijd in het belang van [minderjarige] stopt. Het is daarvoor belangrijk dat de zorgregeling zo duidelijk mogelijk is, zodat er geen discussie over kan ontstaan. De moeder staat achter de regeling zoals die is opgenomen in de bestreden beschikking.
3.8.
De GI voert – samengevat – het volgende aan. De GI heeft bij de rechtbank om wijziging van de lopende zorgregeling verzocht, omdat de ouders van mening bleven verschillen over de uitvoering daarvan en een kleine aanpassing de ouders meer duidelijkheid biedt.
3.9.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. De aanscherping van de regeling die eerder door de rechtbank was vastgelegd is nodig, gelet op de discussies tussen de ouders.
De raad heeft daarnaast ernstige zorgen over de emotionele manipulatie van [minderjarige] door de vader. De wijze waarop [minderjarige] door de vader betrokken wordt in de strijd tussen de ouders is schadelijk. De raad is er bang voor dat [minderjarige] zich gaat afzetten tegen de moeder en dat er dan een vorm van ouderverstoting gaat ontstaan. Deze situatie moet stoppen. De raad vraagt of de advocaat van de vader daarin een rol kan spelen en de vader op het spoor van hulpverlening kan zetten om dit te veranderen. De raad denkt daarbij bijvoorbeeld aan contextuele therapie. Voor [minderjarige] zou het goed zijn als hij een buddy krijgt, bijvoorbeeld via [instantie 2] .
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
3.10.1.
Op grond van artikel 1:265g eerste lid BW kan de rechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vaststellen of wijzigen, voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Op grond van artikel 1:265g tweede lid BW kan de rechter op verzoek van een met het gezag belaste ouder, een omgangsgerechtigde, de minderjarige van twaalf jaar of ouder en de GI de in het eerste lid genoemde beslissing wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.10.2.
Het hof stelt vast dat uit de stukken genoegzaam is gebleken dat de wijziging van omstandigheden is gelegen in de discussies tussen de ouders over de uitvoering van de zorgregeling zoals die was neergelegd in de beschikking van 2 augustus 2021.
3.10.3.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen weging en waardering tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat wijziging van de beschikking van 2 augustus 2021 in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
3.10.4.
Het hof begrijpt uit het beroepschrift van de vader, en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door de vader is toegelicht, dat het hoger beroep van de vader enkel is gericht tegen de verdeling van de zomervakantie en de dag waarop de vakanties starten. Hoewel de vader aangeeft dat er geen aanleiding was om de beschikking van 2 augustus 2021 te wijzigen, ziet het hof dat die beschikking ruimte laat voor discussies tussen de ouders. De GI heeft hierover aangegeven dat het niet is gelukt dit in onderling overleg op te lossen en zich daarom genoodzaakt heeft gezien een verzoek tot wijziging van de zorgregeling in te dienen. Ook het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat de regeling zo duidelijk mogelijk is om discussie tussen de ouders over de zorgregeling te voorkomen.
De stelling van de vader dat de zomervakantie verdeeld moeten worden in een aantal afwisselende weken tussen de ouders volgt het hof niet. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat hij een langere aaneengesloten periode met de moeder en daarna met de vader kan doorbrengen en dat het aan de ouders is om verder af te stemmen wat dit betekent voor het volgen van de voetbaltrainingen en wedstrijden van [minderjarige] in de zomervakantie. Dit betekent dat het hof de regeling zoals die nu is vastgelegd waarbij [minderjarige] de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder is en de laatste drie weken van de zomervakantie bij de vader is in stand zal laten.
De vader heeft in hoger beroep verder aangevoerd dat hij wenst dat de vakanties starten op maandag, maar het hof ziet geen reden om af te wijken van hetgeen is opgenomen in de bestreden beschikking, namelijk dat de vakanties starten op vrijdag, na school. Dit komt het hof ook in het belang van [minderjarige] wenselijk voor, gelet op het feit dat voor [minderjarige] een vakantie begint op vrijdagmiddag uit school.
Het voorgaande betekent dat het hof de in de bestreden beschikking vastgelegde zorgregeling zal bekrachtigen.
3.10.5.
De GI heeft een aanvulling op de regeling verzocht, inhoudende dat wanneer [minderjarige] vrij is van school op vrijdag of een andere dag voor de vakantie, de vakantie dan om 11.00 uur start bij de ouder waar hij naar toe gaat. Dat betekent dat de ouder waar hij naartoe gaat [minderjarige] om 10.30 uur komt ophalen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven er geen bezwaar tegen te hebben indien het hof dit verzoek tot een aanvulling van de regeling inhoudelijk zou behandelen. De moeder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen deze aanvulling van de regeling.
Het hof ziet dat deze aanvulling nodig is om de zorgregeling nog verder te verduidelijken en meer mogelijkheden voor discussie weg te nemen. Dit betekent dat het hof dit verzoek zal toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en vult de verdeling van zorg- en opvoedingstaken zoals opgenomen in die beschikking aan met:
- wanneer [minderjarige] vrij is van school op de vrijdag of een andere dag voor een vakantie, dan start de vakantie om 11.00 uur bij de ouder waar hij naar toe gaat. Dat betekent dat de ouder waar hij naar toe gaat [minderjarige] om 10.30 uur komt ophalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, E.M.C. Dumoulin en K.A. Boshouwers en is op 7 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.