Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
's-Hertogenbosch, gewezen tussen de gemeente als gedaagde en [geïntimeerde] als eiser.
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 9094983 21-1396)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met twee producties;
- de memorie van grieven met één productie;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties 24 t/m 31;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de mondelinge behandeling van 18 juli 2023, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarbij het op 29 juni 2023 ter griffie ingekomen H-12 formulier met een productie, te weten een handgeschreven brief van [geïntimeerde] , in het geding is gebracht.
3.De beoordeling
Hij legt de persoonskaart van zijn overgrootouders [overgrootvader] en [overgrootmoeder] over (prod. 27 MvA/MvG). De adresgegevens op die persoonskaart vermelden circa 17 adressen in de periode van 28 december 1907 tot en met 26 juli 1944. Daarop komt diverse malen de melding 'woonwagen' voor, te weten in de periode van 9 februari 1923 tot en met 3 december 1924 en -na 7 andere adressen van 3 december 1924 tot 13 september 1932- vanaf 13 september 1932 tot 10 oktober 1940 wederom de vermelding 'woonwagen' met diverse toevoegingen, te weten V.O.W. (de gangbare afkorting voor ‘vertrokken onbekend waarheen’) en N.B.V (de gangbare afkorting voor ‘niet bekend vanwaar’).
[geïntimeerde] legt voorts over de persoonskaarten van zijn grootouders aan moederszijde, te weten [opa geïntimeerde] en [oma geintimeerde] . De persoonskaart van [opa geïntimeerde] bevat 19 vermeldingen met in totaal 16 verschillende woonadressen in een tijdsbestek van 26 oktober 1921 tot en met 13 juli 1938. De kaart vermeldt in de periodes van 9 februari 1923 tot 28 oktober 1924 en van 13 september 1932 tot 11 mei 1935 de registratie ‘woonwagen’.
Voorts verklaarde de archivaris, aldus [geïntimeerde] , dat het groot aantal wisselende adressen er op wijst dat men een rondreizend bestaan leidde. In die tijd verhuisden gewone burgers niet vaak. Reizigers trokken met hun woonwagen rond en vestigden zich tijdelijk op plaatsen waar zij werk vonden. Op de plaats waar zij met hun woonwagen neerstreken, werden zij in het persoonsregister ingeschreven, met vermelding van het adres dat het dichtst bij de standplaats van de woonwagen gelegen was.
Nu zijn grootvader blijkens de vermelding op de persoonskaart slechts gedurende twee relatief korte periodes (de laatste al eindigend op 11 mei 1935) is geregistreerd met de vermelding ‘woonwagen’ en verder behoudens de ‘woonkaart’ geen bewijsstukken van de informatie van de archivaris zijn overgelegd, acht het hof nog niet bewezen dat de grootvader van [geïntimeerde] tot aan het moment dat de woonwagen werd afgepakt in een woonwagen heeft geleefd. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een verklaring van de archivaris of van het Regionaal Archief [plaatsnaam] .