ECLI:NL:GHSHE:2023:2805

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
20-001161-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar en beïnvloeden van getuige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk brand stichten op 15 november 2020 in Heerlen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. Tevens is de verdachte beschuldigd van het beïnvloeden van een getuige, [medeverdachte 1], om diens verklaring ten overstaan van de rechter te beïnvloeden. De verdachte heeft samen met een medeverdachte een molotovcocktail tegen de woning van de aangeefster gegooid, wat leidde tot een brand. De verdachte heeft tijdens het proces ontkend betrokken te zijn geweest bij de brandstichting, maar het hof heeft op basis van bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en camerabeelden, vastgesteld dat de verdachte wel degelijk betrokken was. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de immateriële schade.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001161-22
Uitspraak : 9 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 17 mei 2022, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken onder parketnummers 03-315334-20 en 03-195697-21, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2004,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • het onder parketnummer 03-315334-20 primair tenlastegelegde ‘medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is’ en
  • het onder parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde ‘opzettelijk mondeling, zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet dat die verklaring zal worden afgelegd’
veroordeeld tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf zijn algemene voorwaarden en een bijzondere voorwaarde verbonden. Deze bijzondere voorwaarde houdt in dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van en afspraken met de jeugdreclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Deze taakstraf bestaat uit de leerstraf Tools4U Verlengd. Tevens is de opheffing gelast van het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] is hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2020 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht. Ter zake van de overige gevorderde immateriële schade is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. De gevorderde materiële schade is afgewezen.
De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] zijn elk hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van telkens € 500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 november 2020 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht. Voor het overige zijn deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met aanvulling van de gronden waarop het vonnis berust en met uitzondering van de op te leggen straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is gevorderd dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, zal opleggen, bestaande uit de leerstraf Tools4U Verlengd.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-315334-20:
primairhij op of omstreeks 15 november 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een woning aan [adres 2] door een zogenaamde molotovcocktail, in elk geval een fles gevuld met een brandbare vloeistof en/of een doek aan te steken, althans in aanraking te brengen met open vuur, en/of (vervolgens) die brandende molotovcocktail, althans brandende fles, tegen (het raam van) de woning aan [adres 2] te gooien, ten gevolge waarvan het houten raamkozijn en/of het raam geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woningen en/of de in voornoemde woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich in voornoemde woningen bevonden, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
subsidiairhij op of omstreeks 15 november 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een woning aan [adres 2] , met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een zogenaamde molotovcocktail, in elk geval een fles gevuld met een brandbare vloeistof en/of een doek heeft aangestoken, althans in aanraking heeft gebracht met open vuur, en/of (vervolgens) die brandende molotovcocktail, althans brandende fles, tegen (het raam van) de woning aan [adres 2] heeft gegooid, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of aangrenzende woningen en/of de in voornoemde woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich in voornoemde woningen bevonden, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak met parketnummer 03-195697-21:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [medeverdachte 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door aan die [medeverdachte 1] mede te delen dat hij, verdachte, hem als getuige had opgegeven en/of die [medeverdachte 1] te instrueren en/of vragen om bij de rechter-commissaris te vertellen dat:
- zij op 15 november 2020 samen waren en/of
- hij, verdachte, om benzine had gevraagd aan een maat van hem en/of
- zij die avond bij de oom van verdachte waren,
althans woorden van soortgelijke aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-315334-20:primairhij op 15 november 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een woning aan [adres 2] door een zogenaamde molotovcocktail, aan te steken en die brandende molotovcocktail tegen het raam van de woning aan [adres 2] te gooien, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die woning en aangrenzende woningen en de in voornoemde woningen aanwezige goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de personen die zich in voornoemde woningen bevonden te duchten was.
Zaak met parketnummer 03-195697-21:
hij in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021 in Nederland, opzettelijk mondeling zich jegens [medeverdachte 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd, door aan die [medeverdachte 1] mede te delen dat hij, verdachte, hem als getuige had opgegeven en die [medeverdachte 1] te instrueren en/of vragen om bij de rechter-commissaris te vertellen dat:
- zij op 15 november 2020 samen waren en
- hij, verdachte, om benzine had gevraagd aan een maat van hem en
- zij die avond bij de oom van verdachte waren,
althans woorden van soortgelijke aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Voor de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, die redengevend zijn voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde, opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage (op pagina’s 23 tot en met 40).
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de onder parketnummer 03-315334-20 tenlastegelegde (poging tot) brandstichting in vereniging
A.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 03-315334-20 tenlastegelegde (poging tot) brandstichting in vereniging. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd.
A.1 Alternatief scenario
De raadsman heeft een alternatief scenario naar voren gebracht, inhoudende dat de verdachte op straat liep in het kader van zijn hasjhandel. Hij werd hiervoor telkens gebeld en liep dan van locatie naar locatie om zijn hasj aan de man te brengen. Hij is toen [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) tegengekomen, die samen met een vriend was. Nu dit geschetste scenario niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen en in strijd is met een bewezenverklaring, dient de verdachte te worden vrijgesproken. Daarbij is bepleit dat het hof de door [medeverdachte 2] afgelegde verklaringen met betrekking tot het tenlastegelegde niet voor het bewijs bezigt, omdat [medeverdachte 2] op wezenlijke punten niet de waarheid heeft verklaard. Bovendien weerspreken de verklaringen van [medeverdachte 2] de door de verdachte afgelegde verklaringen niet, aldus de raadsman.
A2. Geen sprake van medeplegen
Indien het hof oordeelt dat de verdachte wel betrokken is geweest bij de brandstichting, heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Het postuur van de verdachte sluit niet aan bij het postuur van de personen die op de camerabeelden van de brandstichting te zien zijn. Voorts kan de verdachte niet worden aangemerkt als ‘gooier’ van de molotovcocktail, nu de verdachte linkshandig is en de molotovcocktail met de rechterhand werd gegooid. Hoewel de verdachte aan een derde om benzine heeft gevraagd, biedt dit geen aanknopingspunt voor enige betrokkenheid bij de molotovcocktail waarmee de brand is gesticht, nu daarin geen benzine is aangetroffen. De enkele aanwezigheid van de verdachte op of nabij de plaats delict op het moment van de brandstichting is onvoldoende en van een gezamenlijk plan is niet gebleken. De raadsman heeft daarbij aangevoerd dat transcripties van de telefoongesprekken ontbreken in het dossier.
B.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage, stelt het hof allereerst de navolgende feiten en omstandigheden vast. Bij de beoordeling van de onder A weergegeven verweren van de verdediging zal het hof van die feiten en omstandigheden uitgaan:
Op zondag 15 november 2020 omstreeks 22.15 uur is een molotovcocktail tegen de voorzijde van de woning van aangeefster en haar gezin aangegooid. Op dat moment lagen beide dochters van aangeefster te slapen op de eerste verdieping aan de voorzijde van de woning. Aangeefster zat op dat moment met haar man en zoon op de bank in de woonkamer.
Uit onderzoek bleek dat er camera's aan de voorzijde van de woning [adres 3] waren. Op die beelden is te zien dat er twee personen komen aangelopen. Eén persoon blijft staan met een telefoon in zijn rechterhand en vermoedelijk filmt hij de persoon die een brandend voorwerp in zijn hand vasthoudt en deze richting de woning van de [adres 2] gooit. Nadat de tweede persoon het brandende voorwerp gooit, rent de persoon die het voorval filmt weg naar rechts en de persoon die het brandend voorwerp gooit naar links. Op Snapchat circuleert vervolgens een filmpje waarop te zien is dat een persoon wordt gefilmd die een brandend voorwerp tegen de woning aangooit met daaraan toegevoegd de tekst “ [benadeelde 4] en [benadeelde 3] houde van praten toch. Molo in je huis bij je kk moeder.” Twee uur na het gooien van de molotovcocktail, zo verklaart getuige [benadeelde 3] , post de accountnaam [medeverdachte 2] op zijn Snapchat verhaallijn: “Shit doet me niks. Aftrap is gebeurd. Eens kijken wie dit potje gaat winnen.”
Blijkens het sporenonderzoek aan de flessenhals van de fles Smirnoff Ice, die gebruikt werd als molotovcocktail, zijn in het monster vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van een aardoliedestillaat; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse terpentine. Daarnaast zijn in het monster ethanol en andere vluchtige zuurstofhoudende vluchtige stoffen aangetoond, afkomstig van een alcoholhoudend product.
Van de verdachte en van [medeverdachte 2] bekende gegevens
De verdachte maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De bijnaam van de verdachte is [verdachte] . [medeverdachte 2] maakt gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de enige gebruiker is van dat telefoonnummer. Het Snapchataccount van [medeverdachte 2] is [medeverdachte 2] .
Telecomgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] (de verdachte) en [telefoonnummer 2] ( [medeverdachte 2] ) op 15 november 2020:
[medeverdachte 3] heeft op 15 november 2020 om 20.27 uur een bericht ontvangen van [verdachte] met de tekst: “Kan je miss benzine snel fixen en brengen? Richting Heerlen.”
Locaties:
Verdachte
Tijdstip
Locatie zendmast
19.57.29 uur
[locatie 1]
20.19.09 uur
[locatie 1]
20.36.39 uur
[locatie 1]
21.10.12 uur
[locatie 2]
22.19.17 uur
[locatie 2]
22.19.23 uur
[locatie 2]
22.20.34 uur
[locatie 2]
[medeverdachte 2]
Tijdstip
Locatie zendmast
19.57.29 uur
[locatie 3]
20.19.09 uur
[locatie 3]
20.21.30 uur
[locatie 4]
20.35.25 uur
[locatie 5]
20.36.39 uur
[locatie 5]
20.37.51 uur
[locatie 6]
20.41.33 uur
[locatie 6]
20.43.06 uur
[locatie 7]
22.19.12 uur
[locatie 2]
22.19.23 uur
[locatie 2]
22.20.34 uur
[locatie 2]
23.31.52 uur
[locatie 8]
In de telefoon van de verdachte zijn GPS-gegevens aangetroffen waaruit blijkt dat op 15 november 2020 tussen 22.12.40 uur en 22.17.40 uur de locatie is aangeven met de coördinaten ( [coördinaten 1] ). Dit betreft de [locatie 9] , hemelsbreed 20 meter van de plaats delict. Ten aanzien van dit GPS-coördinaat is door digitale rechercheurs van de politie gesteld dat deze accuraat is. Er kan rekening gehouden worden met een (via Google-Maps geschatte) foutmarge tussen de 0 en 20 meter. Tussen 15 november 2020 22.52.43 uur en 16 november 2020 09.07.43 uur betreft dit de locatie met de coördinaten ( [coördinaten 2] ): [adres 1] ; het woonadres van de verdachte.
Telefonische gesprekken:
15 november 2020 19.57.29 uur: verdachte belt [medeverdachte 2] (60 tellen)
15 november 2020 20.19.09 uur: verdachte belt [medeverdachte 2] (139 tellen)
15 november 2020 20.36.39 uur: [medeverdachte 2] belt verdachte (53 tellen)
15 november 2020 22.19.17 uur: verdachte belt [medeverdachte 2] (70 tellen)
15 november 2020 22.19.23 uur: [medeverdachte 2] belt verdachte (70 tellen)
C.
Het hof overweegt als volgt.
C1. De brandstichting
Het hof komt op basis van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat op 15 november 2020 in de gemeente Heerlen rond 22.15 uur, door de twee personen die op de camerabeelden te zien zijn, opzettelijk brand is gesticht aan een woning aan de [adres 2] door een molotovcocktail tegen die woning te gooien. Aangeefster zag toen zij uit het raam keek een vlammenzee en uit het onderzoek door de politie volgt dat de bovenzijde van het kozijn van het raam ten gevolge van de brand bruin was geblakerd. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat te zien is dat één van de daders heeft gefilmd, terwijl de andere dader de molotovcocktail richting de woning gooit, waarmee het opzet op de brandstichting kan worden bewezen.
Door de brand is niet enkel gemeen gevaar ontstaan voor de woning, de aangrenzende woning en de zich in de woningen bevindende goederen, maar is ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten geweest voor de in de woningen verblijvende personen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de ontploffing teweeg is gebracht voor het woonkamerraam. Drie van de bewoners van de woning bevonden zich in de woonkamer, vlak achter het raam waar de molotovcocktail terecht is gekomen, terwijl de twee jongste kinderen aan de voorzijde van de woning op de bovenverdieping lagen te slapen. Het voorgaande brengt met zich mee dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat de brand en de rook die de brand met zich meebrengt, gevaar zou opleveren voor de personen die zich in de woningen bevonden.
C2. Betrokkenheid van de verdachte
Het hof dient vervolgens te beoordelen of wettig en overtuigend bewezen kan worden of het de verdachte is geweest die bij de brandstichting betrokken is geweest.
C.2.1 Aanleiding/motief voor de brandstichting
Als [medeverdachte 2] wordt gevraagd naar de brandstichting, verklaart hij dat het om een kleine ruzie ging en dat die veel te groot is geworden. Het hof leidt hieruit met de rechtbank af dat de brandstichting in verband staat met de ruzie waarover [medeverdachte 2] heeft verklaard. Dit wordt door [medeverdachte 2] ook bevestigd in zijn verhoor bij de raadsheer-commissaris op 25 mei 2023. Ongeveer 2 maanden voor het voorval is de verdachte met onder andere [betrokkene 1] en [medeverdachte 2] bij [benadeelde 4] , woonachtig op [adres 2] , aan de deur geweest om een eerder gestolen tasje van [betrokkene 1] terug te halen. [benadeelde 3] is enkele dagen voor de brandstichting bij de Jumbo in Heerlen bedreigd door [medeverdachte 2] in verband met de ruzie over het tasje. De verdachte heeft met betrekking tot [benadeelde 4] en [benadeelde 3] ook verklaard dat hij ruzie met hen had. Op Snapchat circuleert vervolgens een filmpje waarop te zien is dat een persoon wordt gefilmd die een brandend voorwerp tegen de woning aangooit met de tekst “ [benadeelde 4] en [benadeelde 3] houde van praten toch. Molo in je huis bij je kk moeder". Twee uur na het gooien van de molotovcocktail post [medeverdachte 2] op zijn Snapchat verhaallijn: ‘Shit doet me niks. Aftrap is gebeurd. Eens kijken wie dit potje gaat winnen.’
Dat de verdachte bij de politie op 13 december 2020 verklaart dat hij [medeverdachte 2] niet kent, dat hij de Snapchatgebruiker [medeverdachte 2] hem niet bekend is en dat het telefoonnummer dat bij [medeverdachte 2] in gebruik is hem niets zegt, merkt het hof aan als kennelijk leugenachtige verklaring, die is afgelegd om de waarheid te bemantelen. Bij zijn verhoor als getuige op 24 november 2020 noemde de verdachte [medeverdachte 2] nog zijn vriend. Ook ter terechtzitting in eerste aanleg op 3 mei 2022 verklaarde hij dat hij [medeverdachte 2] wel kende. [medeverdachte 2] verklaarde daarover bij de raadsheer-commissaris dat de verdachte in die tijd een goede vriend van hem was en dat zij bijna iedere dag samen waren in die tijd. Dit alles duidt er naar het oordeel van het hof op dat de verdachte bij zijn verhoor op 13 december 2020 de goede vriendschappelijke band die hij met [medeverdachte 2] had, welke hem zou kunnen linken aan [medeverdachte 2] , die destijds was aangemerkt als medeverdachte in deze zaak, heeft willen ontkennen. Het hof zal de door de verdachte op 13 december 2020 afgelegde verklaring dan ook als zodanig voor het bewijs bezigen.
De verdachte was op grond van het voorgaande aldus in ieder geval met [medeverdachte 2] betrokken bij de ruzie die de aanleiding heeft gevormd voor de brandstichting.
C.2.2. Historische telefoongegevens
Op 15 november 2020 om 20.27 uur stuurt de verdachte een bericht naar [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) met de vraag om snel benzine te fixen en richting Heerlen te brengen. Nog geen 10 minuten na dit verzoek belt [medeverdachte 2] de verdachte. De conclusie dat de verdachte op dat moment op de plaats delict aanwezig is geweest en als medepleger heeft gehandeld, vindt steun in de mastgegevens, waaruit volgt dat het telefoonnummer dat blijkens de bewijsmiddelen bij de verdachte in gebruik is, op 15 november 2020 verbinding heeft gemaakt met een telefoonmast nabij de [locatie 9] . Vanaf 21.10.12 uur tot in ieder geval 22.20.34 uur bevindt de verdachte zich onder de zendmast van de [locatie 7] . De verdachte heeft ook niet ontkend daar op die avond in de buurt te zijn geweest. [medeverdachte 2] bevindt zich van 20.43.06 uur tot in ieder geval 22.20.34 uur eveneens onder diezelfde zendmast in Heerlen. Volgens de GPS-coördinaten van de telefoon van de verdachte is hij bovendien tussen 22.12.40 uur en 22.17.40 uur in de straat van de plaats delict (rekening houdend met een foutmarge van 0 tot 20 meter). Op de camerabeelden is te zien dat beide daders na het gooien van de molotovcocktail ieder een andere kant op rennen. Iets meer dan 4 minuten na de brandstichting bellen de verdachte en [medeverdachte 2] elkaar opnieuw tweemaal.
C.2.3 Verklaringen van de verdachte
Van de verdachte mag worden verwacht dat hij, bij confrontatie met de onder C.2.2 genoemde historische telefoongegevens, een verklaring geeft voor het traject dat de telefoon die bij hem in gebruik is op 15 november 2020 heeft afgelegd en de aanwezigheid van zijn telefoon tussen 22.12 uur en 22.17 uur in de straat van de plaats delict.
Bij de confrontatie met deze telefoongegevens wordt door de verdachte echter geen geloofwaardig verklaring gegeven. De verklaringen van de verdachte zijn niet consistent. De verdachte verklaart wisselend over waar hij die avond is geweest, met wie hij was en wat hij heeft gedaan. Op 24 november 2020 verklaart de verdachte dat hij op 15 november 2020 tussen 21.00 uur en 23.00 uur buiten is geweest en dat hij alleen was. Op 24 december 2020 verklaart hij dat hij al om 22.00 uur thuis was. Later zou hij met zijn oom met de hond zijn gaan lopen. Deze oom kan zich desgevraagd echter niet herinneren dat hij op die dag met de verdachte een wandeling heeft gemaakt.
Daarnaast verklaart de verdachte wisselend over het bericht dat hij op 15 november 2020 naar [medeverdachte 3] heeft gestuurd. Bij de rechtbank heeft de verdachte verklaard dat hij benzine moest regelen voor [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), dat [medeverdachte 1] hem daarover had gebeld, en dat de verdachte toen is gaan rondbellen. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte echter verklaard dat hij bij [medeverdachte 1] achter op de scooter zat en dat hij [medeverdachte 3] heeft gebeld om benzine te vragen. De verdachte geeft aldus wisselende verklaringen voor het appje naar [medeverdachte 3] .
De door de verdachte afgelegde verklaringen zijn aldus niet met elkaar te verenigen terwijl het dossier bovendien ten aanzien van geen van beide verklaringen aanknopingspunten biedt die deze ondersteunen.
Alternatief scenario
De verdachte verklaart ter terechtzitting in hoger beroep voor het eerst dat hij op de dag van de brandstichting bezig was met hasjhandel en dat hij [medeverdachte 2] die avond heeft gezien omdat [medeverdachte 2] hasj bij hem kwam halen. De verdachte zou zijn gebeld terwijl hij over straat liep en naar verschillende locaties moest lopen. Hij is [medeverdachte 2] toen tegengekomen samen met een vriend van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] is onherroepelijk veroordeeld ter zake van zijn betrokkenheid bij de brandstichting. Hij heeft verklaard dat hij er bij is geweest. [medeverdachte 2] verklaarde niet meer te weten of er die avond iemand bij hem is geweest, maar hij verklaart wel dat hij de verdachte op de dag van het gooien van de molotovcocktail heeft gezien.
In het dossier ontbreken aanwijzingen die steun bieden voor het door de verdediging geschetste scenario van het verloop van die avond. [medeverdachte 2] , die in die tijd naar eigen zeggen bijna iedere dag met de verdachte optrok, ontkent expliciet ooit wiet van de verdachte te hebben gekocht of gekregen en verklaart bovendien dat de verdachte ‘niet verkocht’. Daarnaast is de telefoon van de verdachte uitgelezen en is daarin niets terzake handel in hasj aangetroffen. Het door het hof verrichte nader onderzoek naar dat scenario, namelijk het horen van [medeverdachte 2] daarover door de raadsheer-commissaris, biedt evenmin steun voor het geschetste scenario, nu [medeverdachte 2] verklaarde dat hij nooit, en dus ook niet op de avond van de brandstichting, wiet of hasj bij de verdachte heeft gekocht of van de verdachte heeft gekregen. Dat er weleens wiet of hasj werd gedeeld, zoals de verdediging nog naar voren heeft gebracht, doet aan het voorgaande niet af. Het hof schuift daarmee het geschetste alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde.
Gelet op de bewijsmiddelen zoals vervat in de bewijsmiddelenbijlage is het hof van oordeel dat de verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven, die de redengevendheid van de hiervoor genoemde, uit de bewijsmiddelen blijkende, feiten en omstandigheden voor de brandstichting ontzenuwt. Het gevoerde bewijsverweer wordt dan ook verworpen.
C.3 Medeplegen van de brandstichting
Het hof ziet zich voorts voor de vraag gesteld of sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en één of meer anderen.
De verdediging heeft gesteld dat het postuur van de verdachte niet overeenkomt met de posturen van de personen die op de camerabeelden van de brandstichting te zien zijn. Het hof begrijpt dit verweer aldus, dat de verdachte niet degene is geweest die de molotovcocktail heeft gegooid en dat hij evenmin degene is geweest die de brandstichting heeft gefilmd. Het hof is op basis van de zich in het dossier bevindende stills van de beschikbare camerabeelden niet in staat om daar conclusies aan te verbinden nu geen posturen uit die beelden zijn te herleiden en een vergelijking met het postuur van de verdachte op basis van die beelden dus evenmin mogelijk is. Het verweer treft derhalve in zoverre geen doel.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de verdachte niet de ‘gooier’ van de molotovcocktail kan zijn geweest, nu die persoon op de camerabeelden de molotovcocktail met de rechterhand/arm heeft gegooid, terwijl de verdachte linkshandig is. Het hof heeft, nu deze stelling van de verdediging niet nader is onderbouwd, niet kunnen uitsluiten dat het voor de verdachte mogelijk is geweest om de molotovcocktail met zijn rechterarm te werpen. Daarbij overweegt het hof dat evenmin ondenkbaar is dat de gooier van de molotovcocktail deze met de dominante hand heeft aangestoken, waarvoor immers de nodige precisie vereist is, waarna de molotovcocktail met de andere arm/hand richting de woning is geworpen. Het verweer dat de verdachte (om fysieke redenen) niet de persoon kan zijn geweest die de molotovcocktail heeft gegooid, wordt derhalve verworpen.
Het hof overweegt voorts als volgt.
[medeverdachte 2] en de verdachte hebben voorafgaand en direct na de brandstichting meerdere malen telefonisch contact gehad, terwijl zij zich beiden voor en na de brandstichting gedurende langere tijd vlakbij de plaats delict bevonden. Dat, zoals de verdediging heeft bepleit, transcripties van die telefonische gesprekken ontbreken, neemt niet weg dat er meermalen korte telefoontjes zijn gepleegd om en nabij het moment van de brandstichting. Zowel [medeverdachte 2] als de verdachte hebben verklaard dat zij elkaar op 15 november 2020 hebben gezien. Naar het oordeel van het hof kan op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte op het moment van de brandstichting (met een nauwkeurigheid van 0-20 meter) op de plaats delict is geweest en aldus één van de twee personen moet zijn geweest die op de camerabeelden te zien zijn. Dat het hof niet met een voldoende mate van zekerheid kan vaststellen welke van deze twee personen de verdachte is geweest, degene die de brandstichting filmde dan wel degene die de molotovcocktail gooide, doet daaraan niet af. Overigens merkt het hof met betrekking tot de door de verdediging aangevoerde omstandigheid dat de verdachte weliswaar om benzine heeft gevraagd maar dat er in het monster van de molotovcocktail geen benzine is aangetroffen, nog op dat het hof dit, anders dan de verdediging, niet ziet als een contra-indicatie voor verdachte’s betrokkenheid bij de brandstichting. [medeverdachte 3] heeft immers verklaard dat hij tegen de verdachte heeft gezegd dat hij geen benzine had. De verdachte heeft na het versturen van het bericht aan [medeverdachte 3] (om 20.27 uur) tot aan het moment van de brandstichting later die avond nog genoeg tijd gehad om zich te voorzien van een andere brandbare stof voor in de molotovcocktail.
De voornoemde omstandigheden tezamen brengen het hof tot het oordeel dat de verdachte nauw en bewust met [medeverdachte 2] heeft samengewerkt en dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering, gericht op het voltooien van de brandstichting. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van de brandstichting bewezen.
D.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen. Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde in vereniging heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde feit
A.
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde feit is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte en het feit dat de getuige de mogelijkheid heeft gehad om voor het afleggen van zijn getuigenverklaring bij de verdachte thuis het dossier in te zien.
B.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage, stelt het hof allereerst de navolgende feiten en omstandigheden vast. Bij de beoordeling van het verweer van de verdediging zal het hof van die feiten en omstandigheden uitgaan:
Op 1 juli 2021 heeft [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) een getuigenverklaring afgelegd in de strafzaak tegen de verdachte bij de rechter-commissaris. Tijdens dat verhoor heeft deze getuige onder meer verklaard dat hij die dag samen, met [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) achterop, op de scooter naar Maastricht is gereden. Zij zouden tussen 12.00 uur en 15.00 uur zijn vertrokken en rond 23.00 uur zijn teruggekeerd in Heerlen. De verdachte heeft een van zijn vrienden gebeld of een appje gestuurd om benzine te vragen, omdat [medeverdachte 1] niet naar de tankmeter had gekeken. Die avond is [medeverdachte 1] met de verdachte voor 23.00 uur bij een oom van de verdachte geweest in Heerlen.
Na zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 1 juli 2021 is [medeverdachte 1] teruggekomen van de door hem bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaring. [medeverdachte 1] heeft namelijk bij de politie verklaard, toen hij werd verhoord als verdachte van het plegen van meineed, dat hij is benaderd door de verdachte om een verklaring af te leggen, en om daarbij te verklaren dat de verdachte en [medeverdachte 1] die dag samen waren, dat zij bij de oom van de verdachte zijn geweest en dat de verdachte benzine heeft gevraagd aan een maat van hem. [medeverdachte 1] was voorafgaand aan het verhoor niet met deze informatie bekend en hij kan zich de dag van 15 november 2020 niet herinneren. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij die dag niet bij de oom van de verdachte is geweest. [medeverdachte 1] verklaarde voorts dat de verdachte hem had opgegeven als getuige.
De verdachte heeft op 5 juli 2021 verklaard dat hij en [medeverdachte 1] op 30 juni 2021 nog bij elkaar zijn geweest en dat zij met elkaar hebben gesproken.
C.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat getuige [medeverdachte 1] door de verdachte gevraagd is om de verklaring zoals hij die op 1 juli 2021 als getuige heeft afgelegd, in strijd met de waarheid af te leggen. Immers zijn zij een dag voor het getuigenverhoor van [medeverdachte 1] nog samen geweest, is de getuige op verzoek van de verdachte gehoord en heeft [medeverdachte 1] verklaard geen eigen herinnering te hebben aan de bewuste dag. Dat [medeverdachte 1] het politiedossier bij de verdachte thuis heeft ingezien acht het hof niet aannemelijk, nu de verdachte daarover op dat moment niet heeft kunnen beschikken.
Het verweer wordt derhalve verworpen en het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de vrijheid van getuige [medeverdachte 1] heeft beïnvloed om in de strafzaak tegen de verdachte naar waarheid te verklaren bij de rechter-commissaris, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Het in de zaak met parketnummer 03-195697-21 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de advocaat-generaal dat aan de verdachte een leerstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie wordt opgelegd, bestaande uit de training Tool4U Verlengd. Het verbinden van bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie acht de advocaat-generaal niet langer nodig, nu er geen hulpvraag bij de verdachte leeft.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte in het geval van een bewezenverklaring enkel een jeugddetentie zal worden opgelegd die gelijk is aan de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daartoe is gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof komt tot de oplegging van een andere straf dan door de verdediging is bepleit en overweegt daartoe het volgende.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk brand stichten aan/bij een woning, waarbij er levensgevaar te duchten was voor de in die woning aanwezige personen, de woning zelf en de zich daarin bevindende goederen. De aanleiding voor de brandstichting is gelegen in een ruzie over de beweerdelijke diefstal van een tasje van een vriend door een zoon van de aangeefster, waarbij de verdachte en [medeverdachte 2] zich geroepen voelden zich hiermee te bemoeien door aan de deur van aangeefster te gaan en later een andere zoon te bedreigen. Op de betreffende dag, 15 november 2020, spreken de verdachten telefonisch met elkaar af, ontmoeten elkaar in Heerlen en lopen samen naar het adres van de woning van de aangeefster. Bij de woning aangekomen bereikt de gezamenlijke uitvoering vervolgens zijn hoogtepunt: door de één wordt een molotovcocktail aangestoken en tegen een raam van de woning gegooid, terwijl de ander dit voorval filmt.
De brandstichting heeft een grote impact gehad op het gezin. De moeder raakte in paniek en rende naar boven om haar kinderen te redden. Bij de vader overheerste vooral gevoelens van boosheid over het idee dat iemand bereid was om zijn woning met zijn gehele gezin er in, in brand te steken. De beide zonen van aangeefster voelden zich persoonlijk bedreigd gezien hun betrokkenheid bij het ontstaan van het conflict. De nog jonge dochters waren behoorlijk van slag, wetende dat iemand tijdens hun slaap de woning in brand heeft willen steken. De woning is immers een plek waar men zich veilig dient te voelen. Dat gevoel is lange tijd afwezig geweest, mede doordat via social media het bericht rondging dat dit pas de aftrap was.
De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden. Een brandstichting, met name bij een woning, is een uiterst gevaarzettend feit met onvoorspelbare gevolgen en daarom een ernstig strafbaar feit. Het veroorzaakt maatschappelijke onrust en leidt tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, met name onder de direct omwonenden. De brand in kwestie is dankzij het snelle optreden van de partner van aangeefster, haar zoon en omwonenden beperkt gebleven. Dat de brand in een vroeg stadium is geblust en niet tot ernstige gevolgen of veel materiële schade heeft geleid, is niet aan het handelen van de verdachte te danken. De verdachte neemt evenmin verantwoordelijkheid als blijkt dat hij een vriend heeft aangezet om een valse verklaring af te leggen als getuige in de brandstichtingszaak.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie van 6 juni 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk door de kinderrechter is veroordeeld, doch niet ter zake van een soortgelijk feit.
Blijkens het de verdachte betreffende Pro Justitia rapport van 5 maart 2021, opgesteld door drs. K.T.E. Zaszlós, GZ-psycholoog, was er bij de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde sprake van een oppositioneel opstandige stoornis en leer- en onderwijsproblemen. In genoemd rapport is onder meer geadviseerd om bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten de leerstraf Tools4U aan de verdachte op te leggen. Middels de delictsanalyse wordt bij deze leerstraf meer inzicht verkregen in de factoren die een rol hebben gespeeld bij zijn handelswijze. Daarnaast leert de verdachte gedragsalternatieven in soortgelijke situaties en wordt zijn weerbaarheid jegens leeftijdsgenoten versterkt.
Het hof heeft ook acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 14 februari 2023. De Raad is van oordeel dat er bij de verdachte geen hulpvragen bestaan en adviseert het hof dan ook om aan de verdachte een taakstraf op te leggen waarvan de gedragsinterventie Tools4U Verlengd deel uitmaakt, alsmede een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met algemene voorwaarden.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij werkzaam is bij een kledingwasserij. Hij wil graag een eigen kledinglijn opzetten en zijn vrachtwagenrijbewijs halen. Hij heeft daarnaast naar eigen zeggen hart- en rugklachten.
De op te leggen straf
Naar het oordeel van het hof kan – in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het feit – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Het hof is alles overwegende met de advocaat-generaal van oordeel dat aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen dient te worden opgelegd, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van de door de verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. Daarnaast acht het hof het met de advocaat-generaal van belang dat de verdachte sociale vaardigheden krijgt aangeleerd en zal het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie opleggen, bestaande uit de leerstraf Tools4U Verlengd, zoals ook door de Raad is geadviseerd.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Schending van de redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft in deze zaak, waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Overschrijding van de redelijke termijn in de fase van eerste aanleg wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meer in het bijzonder ook de mate waarin die termijn in eerste aanleg is overschreden, kan die overschrijding ook worden gecompenseerd door een voortvarende behandeling in hoger beroep, mits de procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen niet meer dan vier jaar in beslag hebben genomen.
De redelijke termijn vangt in eerste aanleg aan met het moment waarop de verdachte is aangehouden en vervolgens in verzekering is gesteld, namelijk op 12 december 2022. Nu de rechtbank eerst op 17 mei 2020 vonnis heeft gewezen, heeft de termijn van berechting in eerste aanleg in de onderhavige strafzaak ruim 17 maanden geduurd. De redelijke termijn in die fase is daardoor met meer dan één maand overschreden. Het hof is evenwel van oordeel dat sprake is van een beperkte overschrijding, die in voldoende mate wordt gecompenseerd door de voortvarende behandeling van de zaak in hoger beroep. Immers, in hoger beroep is de zaak binnen 15 maanden afgerond, waardoor de procedures in eerste aanleg en hoger beroep tezamen niet meer dan 32 maanden hebben geduurd.
Opheffen voorlopige hechtenis
Het hof acht, gelet op de strafoplegging, ten slotte termen aanwezig om het tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Vorderingen van de benadeelde partijen in de zaak met parketnummer 03-315334-20
In de zaak met parketnummer 03-315334-20 zijn namens de navolgende benadeelde partijen vorderingen tot schadevergoeding ingediend:
Naam materiële schade immateriële schade
a. [benadeelde 1] € 500,00 € 3.000,00
b. [benadeelde 2] € 1.000,00
c. [benadeelde 3] € 1.000,00
d. [benadeelde 1] , als wettelijk
vertegenwoordiger van [benadeelde 4] € 1.000,00
e. [benadeelde 1] , als wettelijk
vertegenwoordiger van [benadeelde 5] € 1.000,00
f. [benadeelde 1] , als wettelijk
vertegenwoordiger van [benadeelde 6] € 1.000,00
Namens de benadeelde partijen is verzocht om de schadevergoeding hoofdelijk op te leggen, deze te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn in hoger beroep gehandhaafd.
Ter terechtzitting in hoger beroep is namens de benadeelde partijen naar voren gebracht dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven inmiddels een voorschot heeft uitgekeerd aan benadeelde partijen b t/m f van ieder € 2.500,00 passend bij letselcategorie 2 (Brandstichting, waarbij door de brand direct levensgevaar of gevaar voor ernstig fysiek letsel is veroorzaakt voor het slachtoffer). Benadeelde partij a heeft vanuit het Schadefonds Geweldsmisdrijven gelet op de psychische gevolgen die het feit heeft gehad een voorschot ontvangen van € 5.000,00. Het voorschot dat [benadeelde 4] en [benadeelde 3] hebben ontvangen is enigszins gematigd in verband met het aandeel dat zij zouden hebben gehad in de toedracht van de brandstichting (de ruzie tussen de jongerengroepen). Deze bedragen staan inmiddels vast.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen kan worden bevestigd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding c.q. dat deze vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat de gevorderde schade niet of onvoldoende is onderbouwd. De aangehaalde jurisprudentie heeft geen betrekking op een situatie die vergelijkbaar is met de onderhavige zaak.
Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dat de gevorderde immateriële schade reeds is vergoed door het Schadefonds Geweldsmisdrijven en dat er, zo begrijpt het hof, derhalve geen restschade is die voor vergoeding in aanmerking zou komen. Dat brengt met zich mee dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen of dat deze vorderingen dienen te worden afgewezen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 500,00 ter zake van een iPhone 8 plus. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep afgewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van de gevorderde materiële schade aan haar telefoon afwijzen. De benadeelde partij heeft deze kosten niet onderbouwd en uit het dossier kan ook overigens niet worden afgeleid dat er schade aan de telefoon van de benadeelde partij zou zijn ontstaan ten gevolge van het strafbare handelen van de verdachte.
Immateriële schade
In het onderhavige geval zijn de benadeelde partijen door de in de zaak met parketnummer 03-315334-20 bewezenverklaarde brandstichting in vereniging in hun persoon aangetast. De benadeelde partijen hebben derhalve recht op vergoeding van immateriële schade.
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven betreft een fonds waaruit (onder meer) uitkeringen kunnen worden gedaan aan eenieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen. De uitkering wordt op grond van artikel 3 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Op grond van artikel 6, lid 1, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven houdt het fonds bij het doen van een uitkering onder meer rekening met vergoedingen van schade die als gevolg van het misdrijf aan het slachtoffer zijn of kunnen worden vergoed. Op grond van lid 3 kan het fonds bij toekenning de op grond van het eerste lid door het slachtoffer ontvangen vergoedingen (ook na de uitkering) in mindering brengen en verrekenen.
Het hof is van oordeel dat de door de benadeelde partijen ontvangen uitkeringen op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven niet, zoals de verdediging stelt, in mindering dienen te worden gebracht op de geleden schade. Het zou onwenselijk zijn als een uitkering op grond van het Schadefonds Geweldsmisdrijven de mogelijkheden die voor slachtoffers van geweldsmisdrijven bestaan om schade in het strafproces vergoed te zien, zouden doorkruisen of belemmeren. Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven vindt er verrekening plaats en is er aldus rekening gehouden met het ontvangen van overige vergoedingen als uitkomst van een mogelijke (strafrechtelijke) procedure.
Het hof is bij zijn beoordeling van de gevorderde immateriële schade, anders dan het Schadefonds Geweldsmisdrijven, gebonden aan de geldende (strikte) juridische kaders als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof zal de toe te wijzen immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 500,00 voor de benadeelde partijen onder b t/m f. De benadeelde partij onder a heeft de door haar ten gevolge van het bewezenverklaarde geleden psychische gevolgen naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. Het hof acht een vergoeding van een bedrag van € 1.500,00 in dat geval op zijn plaats. Voor het meergevorderde worden de vorderingen tot vergoeding van de immateriële schade van de benadeelde partijen a t/m f afgewezen.
Wettelijke rente
De vergoedingen van de immateriële schade zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente, met ingang van 15 november 2020, zijnde de datum waarop het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte tevens veroordelen in de kosten die door de benadeelde partijen in deze procedure zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke aansprakelijkheid
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het gehele bedrag aansprakelijk is. Daarbij geldt verder dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij(en) heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan die benadeelde partij(en) hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen voor wat betreft alle vorderingen tot immateriële schadevergoeding, voor zover toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 15 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof zal, gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en de jeugdige leeftijd van de verdachte, bepalen dat bij niet betaling van de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen de gijzeling zal worden vastgesteld op 0 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 157 en 285a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair en in de zaak met parketnummer 03-195697-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair en in de zaak met parketnummer 03-195697-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
76 (zesenzeventig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject
,te weten
Tools4U Verlengd,voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie.
heft ophet tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 6] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 5] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-315334-20 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 november 2020.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 9 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. S.C. van Duijn en mr. H.A.T.G. Koning zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Bewijsmiddelenbijlage
I.
In de zaak met parketnummer 03-315334-20:
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Districtsrecherche Parkstad-Limburg, onderzoeknummer LB2R020120/Libeek, proces-verbaalnummer PL2437-2020184918, gesloten op 8 februari 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 438, hierna PV1.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2020 (p. 17-18 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 1] :
p. 17
Plaats delict: [adres 2]
Op zondag 15 november, omstreeks 22.15 uur, zaten wij, ik samen met mijn man en zoon, op de bank naar de televisie te kijken. Wij hoorden uit het niets een harde knal. Toen wij naar buiten keken zag ik door het stukje openstaand gordijn aan de voorzijde van de woning een vlammenzee. Ik ben direct naar boven gegaan, daar lagen onze twee dochters al op hun kamer. De kamer van onze dochters bevindt zich aan de voorzijde van de woning. Het raam waar wij de harde knal hoorden en de vlammen zagen is eveneens aan de voorzijde van de woning. Ik ben direct naar boven gegaan om mijn dochters daar weg te halen. Ik was bang dat het vuur zou uitslaan en mijn dochters daar zouden zitten. Mijn man is samen met mijn zoon [benadeelde 3] naar buiten gegaan om het vuur te blussen. De buren hebben ons geholpen met het blussen van de brand. Wij allen roken een sterke lucht van benzine.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 november 2020 (p. 65-67 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [benadeelde 4] :
p. 66
Ik lag al in bed toen het gebeurde. Ik slaap aan de voorzijde van het huis.
3.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 18 november 2020 (p. 61-62 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [benadeelde 3] :
p. 61
Twee uur nadat bij ons thuis brand was gesticht, had [medeverdachte 2] gepost op Snapchat: ‘Shit doet me niks. Aftrap is gebeurd. Eens kijken wie dit potje gaat winnen.’
[medeverdachte 2] is [medeverdachte 2] . Ik weet dat omdat zijn Snapchatnaam is ‘ [medeverdachte 2] ’. Ik weet dat dit [medeverdachte 2] is.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2020 (p. 20 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik sprak daar met de zoon des huizes zijnde [benadeelde 4] . Nadat ik hem vroeg wie achter deze daad zou kunnen zitten, hoorde ik hem tegen mij zeggen:
- dat hij problemen had met een persoon om een tas die hij een maand geleden zou hebben gestolen;
- dat deze persoon genaamd [medeverdachte 2] hem had aangesproken dan wel bedreigd zou hebben dat de tas met inhoud terug zou moeten naar de eigenaar omdat hij anders problemen zou krijgen;
- dat deze [medeverdachte 2] samen met een persoon genaamd [betrokkene 1] met ongeveer 15 personen aan de deur is geweest in perceel [adres 2] . Dit was 4 tot 5 weken geleden op een maandagavond;
- dat zijn broertje genaamd [benadeelde 3] 3 dagen geleden bij de Jumbo, gelegen aan het Maanplein te Heerlen, omstreeks tussen 20:00 uur en 21:00 uur bedreigd zou zijn door [medeverdachte 2] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 november 2020 (p. 22-25 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
p. 22
Aanleiding instellen onderzoek
Ten tijde van de brand was de melder, samen met zijn partner, alsmede vier kinderen
in de woning aanwezig. De bewoners van de naastgelegen woning adres [adres 6] waren eveneens in hun woning aanwezig.
p. 23
Onderzoekslocatie
Het betreft een rijtjeswoning, en het betreft, gezien vanaf de straatzijde met het aangezicht naar de rij woningen toe, de tweede woning van rechts.
Omschrijving onderzoek en brandschade
Zowel het kozijn van het woonkamerraam, als de voordeur en het kozijn van de voordeur was vervaardigd van hout. De overkapping boven de voordeur bestond eveneens uit hout.
Alle houten elementen waren voorzien van witkleurige verf. Het voorpaneel van de overkapping betrof een metalen witkleurige omlijsting. Het woonkamerraam bestond uit dubbele ruiten. Ten gevolge van de molotovcocktail was de buitenste ruit, aan de voorzijde van de uitbouw/erker, kapot gesprongen. Wij zagen dat de bovenzijde van het kozijn van het grote raam ten gevolge van de brand bruin was geblakerd. Onder het woonkamerraam zagen wij diverse, zwart verkleurde glasscherven liggen. Tussen de glasscherven zagen wij de scherven liggen van een flesje "Smirnoff Ice". Wij zagen dat de hals van het flesje was afgebroken en dat zowel aan de boven- als onderzijde van de hals een witkleurig doek uit stak. Bij het gedeelte van het doek dat aan de bovenzijde uit de flessenhals stak, zagen wij dat dit zwart geblakerd was.
p. 24
Op de plaats waar de resten van de fles met het doek lag, roken wij een geur van benzine. Tevens zagen wij dat het doek doordrenkt was met een vloeistof.
Bij het optillen van de flessenhals, zagen wij dat er uit het doek vloeistof druppels lekten. De flessenhals met daarin het doek, werd door mij verbalisant [verbalisant 2] , in beslag genomen Met behulp van de MiniRae werden door ons metingen verricht. Hierbij werd door ons aanwezigheid aangetroffen van brand versnellende middelen.
Conclusie
Een molotovcocktail is een met brandbare stof gevulde glazen fles die via een lont of lap stof wordt ontstoken. Door deze fles met brandende lap ergens tegenaan of-op te gooien, breekt het glas van de fles, waardoor de vloeistof verder tot ontbranding kan komen.
Gelet op het feit dat onder het woonkamerraam aan de voorzijde van de woning de resten van een glazen drinkfles werden aangetroffen, met hierin een lap stof die in een vloeistof gedrenkt was, kan geconcludeerd worden dat er gebruik werd gemaakt van een molotovcocktail.
Sporenafhandeling
De flessenhals met het doek is vooralsnog opgeslagen in de sporenopslag van de forensische Opsporing Limburg. Indien voor de bewijsvoering noodzakelijk kunnen deze sporen/ sporendragers onderzocht worden op het exacte brand versnellende middel.
Overzicht veiliggestelde sporen en sporendrager
De hierna omschreven sporen en sporendragers werden gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze veiliggesteld. Hierbij werd rekening gehouden met de aard van de spoorsoort. De sporen en de sporendrager zijn overgedragen aan sporenbeheer van de Eenheid Limburg. De volgende sporen en sporendrager werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Monster spoor
Spoornummer: PL2300-2020184918-67899
SIN: AAKI0338NL
Spooromschrijving: Brandrest
Wijze veiligstellen: Glas pot
Datum/tijd veiligstellen: 15 november 2020 om 23:55 uur
Plaats veiligstellen: Flessenhals met doek
Sporendrager
Goednummer: PL2300-2020184918-1369173
SIN: AAKI0337NL
Object: Fles
Bijzonderheden: Verschillende glasscherven met opschrift "Smirnoff Ice"
6.
De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 15 november 2020 (p. 34-35 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
p. 34
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
(onder woonkamer raam voorzijde woning)
Datum en tijd : 15 november 2020 te 23:55 uur
Reden : Brandstichting
Omstandigheden : De glasscherven van de fles Smirnoff Ice, die gebruikt werd als
Molotov Cocktail, werden voor het woonkamer raam van de plaats delict, zijnde het adres [adres 2] aangetroffen.
Volgnummer 1
Goednummer : PL2300-20201 84918-1369173
Categorie omschrijving: Colli/fust
Object : Fles
Spoor identificatienr. : AAKI0337NL
Bijzonderheden : Verschillende glasscherven met opschrift Smirnoff ice
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2021 (losbladig), proces-verbaalnummer PL2300-2020184918-32, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op zondag 15 november 2020 omstreeks 23:10 uur stelden wij een sporenonderzoek in naar aanleiding van een brand aan een woning op zondag 15 november 2020 aan [adres 2] . Op 5 mei 2021 werd via [verbalisant 4] , medewerker van de Districtsrecherche Parkstad-Limburg, het verzoek gedaan voor aanvullend onderzoek naar het op 15 november 2020 veiliggestelde brandmonster:
Stuk van overtuiging
Spoornummer : PL2300-2020184918-67899
SIN : AAKI0338NL
Spoortype : Monster
Spooromschrijving : Brandrest
Wijze veiligstellen : Glas pot
Datum/tijd veiligstellen: 15 november 2020 om 23:55 uur
Plaats veiligstellen : Flessenhals met doek
Productcode : BVS001 - Brandonderzoek vluchtige stoffen
8.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Heerlen op 15 november 2020, zaaknummer 2021.05.10.097 (aanvraag 001), d.d. 27 mei 2021, opgemaakt door ing. L.J.C. Peshier, NFI-deskundige chemisch brandonderzoek, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur:

1.Te onderzoeken materiaal

Tabel 1. Overzicht te onderzoeken materiaal

SIN
Omschrijving door aanvrager (Spooromschrijving; Plaats veiligstellen)
AAKI0338NL
Brandrest; Flessenhals met doek

2.Vraagstelling

Bevat het monster vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof? Zo ja, in welke productklasse valt deze ontbrandbare vloeistof? Tevens is bij de vraagstelling aangegeven:
"In het politiedossier staat dat de brand door de bewoners met bier is geblust. Een vraag van de advocaat is of bij het onderzoek van de brandversnellende stof kan worden meegewogen of het gebruik van bier als blusmateriaal van invloed is op de resultaten."

3.Conclusie

Tabel 2. Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen

SIN
Conclusie
AAKI0338NL
In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van een aardoliedestillaat; de aangetoonde combinatie van deze stoffen wijst op een product van subklasse terpentine. Het eventuele gebruik van bier als blusmateriaal is niet van invloed op dit resultaat. Daarnaast zijn in het monster ethanol en andere vluchtige zuurstofhoudende vluchtige stoffen aangetoond. Deze zijn afkomstig van een alcoholhoudend product. Het is in het algemeen moeilijk om onderscheid te maken tussen verschillende alcoholhoudende producten. Binnen de NFI-referentieverzameling van alcoholhoudende producten komt de aangetoonde samenstelling van vluchtige zuurstofhoudende stoffen het meest overeen met die van sommige merken brandspiritus. Het is echter zeker niet uitgesloten dat het om een ander alcoholhoudend product gaat. Hoewel de samenstelling niet duidelijk overeenkomt met die van bier-monsters die op het NFI zijn gemeten, is het ook niet uit te sluiten dat de vluchtige zuurstofhoudende stoffen geheel of gedeeltelijk afkomstig zijn van bier.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2020 (p. 49-50 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
p. 49
Aanleiding instellen onderzoek
Op zondag 15 november 2020, omstreeks 22.20 uur, werd bij de politie gemeld dat er bij de
woning, gelegen aan [adres 2] , een molotovcocktail tegen het woonkamerraam aan de voorzijde van de woning was gegooid.
Vordering camerabeelden [adres 3] Heerlen
Uit onderzoek bleek dat er camera's aan de voorzijde van de woning [adres 3] waren. Bij navraag bleek dat de camerabeelden werden vastgelegd en opgenomen door het betreffende systeem.
Beschrijving camerabeelden [adres 3] Heerlen
De positie van de camera die de beelden van de daders heeft vastgelegd bevindt zich ter hoogte van de voordeur van genoemd adres.
Er komen twee personen aangelopen. Eén persoon blijft staan en houdt zijn rechterarm/ hand voor zich. Deze persoon heeft iets voor zijn gelaat tot onder de ogen. Deze persoon heeft iets in zijn handen. De positie zo hoe hij zijn rechterarm/ hand heeft, heeft deze persoon een mobiele telefoon in zijn hand en vermoedelijk filmt hij de persoon die een brandvoorwerp in zijn hand vasthoudt en richting de woning van [adres 2] gooit. Op het moment dat de tweede persoon het brandende voorwerp gooit komt er een kleine bestelauto langsgereden. Hierna rent de persoon die het voorval filmt weg naar rechts en de persoon die het brandend voorwerp gooit naar links.
10.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 november 2020 (p. 51-55 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
p. 51
Aanleiding instellen onderzoek
Op zondag 15 november 2020, omstreeks 22.20 uur, werd bij de politie gemeld dat er bij de
woning, gelegen aan [adres 2] , een molotovcocktail tegen het woonkamerraam aan de voorzijde van de woning was gegooid.
Vordering camerabeelden [adres 4]
Uit onderzoek bleek dat er camera’s aan de voorzijde van de woning [adres 4] waren. Bij navraag bleek dat de camerabeelden werden vastgelegd en opgenomen door het betreffende systeem.
Beschrijving camerabeelden [adres 4]
Op de camerabeelden is te zien dat er twee personen komen aanlopen. Vervolgens zie je een kleine lichtpunt. Dit is vermoedelijk de zaklamp van een mobiele telefoon. Vervolgens zie je dat er iets wordt aangestoken waardoor er een felle lichtbron ontstaat. Hierna loopt de persoon met de felle lichtbron uit het beeld en de andere persoon staat met zijn rechterarm/ hand opgeheven. Het lijkt erop dat deze filmt met vermoedelijk een mobiele telefoon. Hierna ontstaat er een grote lichtflits en rent de persoon die aan het filmen is weg naar links.
11.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 28 november 2020 (p. 84-87 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] als getuige:
p. 84
V: vraag verbalisant
A: antwoord getuige
V: Wat kun je ons vertellen over de brandstichting, gepleegd op 15 november 2020 op [adres 2] ?
A: Het ging om een kleine ruzie, maar het is veel te groot geworden. Uit de hand gelopen, zeg maar.
V: Ben je bij [benadeelde 4] aan de deur geweest?
A: Ja...
p. 85
V: Wanneer was dat?
A: Een maand of twee terug.
V: Met wie ben je daar aan de deur geweest?
A: .... [verdachte] ., en er waren nog een paar mensen bij. We waren daar om het tasje van [betrokkene 1] terug te halen.
V: Hebben ze bijnamen?
A: ‘ [verdachte] ’ is van [verdachte] .
V: Wat is jouw bijnaam op Snapchat?
A: [medeverdachte 2] .
V: Van welk telefoonnummer maak je gebruik?
A: [telefoonnummer 2]
p. 86
A: Ik was aan de deur geweest en had met [benadeelde 4] ruzie gemaakt. Het ging om het gestolen tasje. Ik kwam ook de broer van [benadeelde 4] nog tegen. Ook tegen hem had ik gezegd dat ze moeten betalen. Maar dat deden ze niet.
A: Op Snapchat. Daar heb ik gepost op mijn verhaallijn; "De aftrap is begonnen” en “we gaan zien wie er wint” iets in die richting.
O: Het wordt vrijwel direct op Snapchat geplaatst.
A: Ja, man.
12.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 december 2020 (p. 98-101 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [medeverdachte 3] :
p. 100
M: [medeverdachte 3] , op zondag 15 november 2020 ben jij benaderd door [verdachte] , [verdachte] , via de WhatsApp.
V: Wat weet je nog wat er via de WhatsApp is besproken?
A; Ik kan mij daar niets meer van herinneren.
M: [medeverdachte 3] , [verdachte] heeft jou om iets gevraagd.
V: Waar heeft hij om gevraagd?
A: Nu herinner ik dat hij mij om benzine heeft gevraagd
V: Vertel eens verder?
p. 101
A: Hij belde mij op en zei dat hij benzine nodig had want stond stil met een scooter. Ik heb nee tegen hem gezegd want ik had geen benzine.
M: [medeverdachte 3] , we houden je een WhatsApp gesprek voor.
op zondag 15 november 2020:
Te 20.17 uur neemt [verdachte] contact op met [medeverdachte 3] : Yo bro Te 20.27 uur reageert [medeverdachte 3] : Joww
Te 20.27 uur reageert [verdachte] meteen met de tekst: Kan je miss benzine snel fixen en brengen?
Richting Heerlen
Te 20.28 uur reageert [verdachte] meteen met de tekst: Als het niet kan is geen stress bro
Te 20.28 uur reageert [medeverdachte 3] meteen met de tekst: Belje zo g
Te 20.28 uur reageert [verdachte] meteen met de tekst: Aii g
V: Wat heb je hierop te verklaren?
A: Klopt zoals ik het heb verteld.
13.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2020 (p. 102-103 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
p. 102
Filmpje “molo in je huis bij je kk moeder”
Door de getuige [benadeelde 4] , bewoner van [adres 2] werd een filmpje getoond aan de politie waarop te zien is dat een persoon wordt gefilmd die een brandend voorwerp tegen de woning aangooit. Er staat een tekst in het filmpje: “ [benadeelde 4] en [benadeelde 3] houde van praten toch. Molo in je huis bij je kk moeder"
p. 103
Bevindingen verbalisanten
Het filmpje komt precies overeen kijkende uit de positie van de camerabeelden van de woningen [adres 3] en 33 Heerlen.
14.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2020 (p. 107-113 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
p. 108
Allen verklaarden zelf van welk mobiel telefoonnummer zij gebruik maakten.
- [verdachte] , [telefoonnummer 1]
- [medeverdachte 2] , [telefoonnummer 2]
Bevraging historische telefoongegevens van genoemde telefoonnummers
Middels de wetgeving van het Wetboek van Strafvordering (126N) werden de hierboven genoemde historische telefoongegevens opgevraagd over de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 november 2020.
Nadat de historische telefoongegevens van de genoemde telefoonnummers waren ontvangen werden deze geanalyseerd. Hieruit zijn de volgende bevindingen gekomen:
p. 110
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] KPN in gebruik bij [verdachte]
woont in de wijk [wijk 1] , [adres 1] , in de gemeente Heerlen. De locatie valt wel direct onder de zendmasten van de plaats delict provider KPN ( [locatie 2] )
Op zondag 15 november 2020, te 22.19.17 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op de zendmast [locatie 2] Heerlen.
Op zondag 15 november 2020, te 22.19.23 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op de zendmast [locatie 2] Heerlen. Hierbij wordt er telefonisch contact opgenomen door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit is een gesprek van de duur van 70 tellen
Op zondag 15 november 2020, te 22.20.34 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] op de zendmast [locatie 2] Heerlen.
Bevindingen contacten gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 1] zondag 15 november 2020
Op zondag 15 november 2020, te 19.57.29 uur, neemt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact op met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit is een gesprek van de duur van 60 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bevindt zich opdat moment onder de zendmast [locatie 6] Heerlen.
Op zondag 15 november 2020, te 20.19.09 uur, neemt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact op met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit is een gesprek van de duur van 139 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bevindt zich opdat moment onder de zendmast [locatie 6] Heerlen.
Op zondag 15 november 2020, te 20.36.39 uur, wordt met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact opgenomen door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit is een gesprek van de duur van 53 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bevindt zich opdat moment onder de zendmast [locatie 6] Heerlen.
Vanaf zondag 15 november 2020, te 21.10.12 uur, bevindt de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] zich op de zendmast [locatie 2] Heerlen. Er zijn meerdere registraties dat er verbinding is met internet via genoemde zendmast [locatie 2] Heerlen.
p. 112
Telefoonnummer [telefoonnummer 2] KPN in gebruik bij [medeverdachte 2]
woont in de wijk [wijk 2] , [adres 7] , in de gemeente Brunssum. De locatie valt niet direct onder de zendmasten van de plaats delict.
Op zondag 15 november 2020, te 22.19.12 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 2] Heerlen. Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 22.19.23 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 2] Heerlen. Hierbij wordt er telefonisch contact opgenomen door de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit is een gesprek van de duur van 70 tellen.
Op zondag 15 november 2020, te 22.20.34 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 2] Heerlen. Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 19.57.29 uur, wordt met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] contact opgenomen door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit is een gesprek van de duur van 60 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] bevindt zich op dat moment onder de zendmast [locatie 3] .
Op zondag 15 november 2020, te 20.19.09 uur, wordt met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] contact opgenomen door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit is een gesprek van de duur van 139 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] bevindt zich opdat moment onder de zendmast [locatie 3] .
Op zondag 15 november 2020, te 20.21.30 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 4] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 20.35.25 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 5] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 20.36.39 uur, wordt door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] contact opgenomen met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Dit is een gesprek van de duur van 53 tellen. Gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] bevindt zich opdat moment onder de zendmast [locatie 5] .
Op zondag 15 november 2020, te 20.37.5 1 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 6] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 20.41.33 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 6] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
Op zondag 15 november 2020, te 20.43.06 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 7] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
p. 112
Op zondag 15 november 2020, te 23.31.52 uur bevindt het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op de zendmast [locatie 8] . Hierbij maakt deze verbinding met Internet.
15.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2020 (p. 117-119 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
p. 117
Betreft:Bevindingen GSM Iphone 11 Pro SIMIS04
Door een medewerker van de digitale expertise werd de mobiele telefoon IPhone 11 Pro van de verdachte [verdachte] uitgelezen en alle data veiliggesteld voor verder onderzoek door het tactisch onderzoeksteam.
In de map van Chatberichten zijn de volgende opvallende berichten aangetroffen:
Chatbericht tussen [medeverdachte 3] [telefoonnummer 4] en [verdachte] (bijnaam verdachte [verdachte] ) op zondag 15 november 2020
Te 20.17 uur neemt [verdachte] contact op met [medeverdachte 3] : Yo bro
Te 20.27 uur reageert [medeverdachte 3] : Joww
Te 20.27 uur reageert [verdachte] meteen met de tekst: Kan je miss benzine snel fixen en brengen? Richting Heerlen
p. 118
Uit onderzoek in de politiesystemen is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer 4] in gebruik is bij de volgende persoon: [medeverdachte 3] , geboren [geboortedag 2] 2003 in [geboorteplaats 2] .
Bevindingen Device Locations:
In de map device locations werd het volgende waargenomen.
De IOS van de mobiele telefoon, slaat GPS gegevens op in mobiele telefoon.
In de GPS gegevens wordt het volgende aangetroffen:
Tussen de tijdstippen hieronder genoemd wordt de genoemde GPS gelogd:
15-11-2020 22:12:40(UTC+1) - 15-1 1 -2020 22:17:40(UTC+1) ( [coördinaten 1] )
De coördinaten zijn bevraagd middels Google Maps en deze geeft de volgende locatie aan van de coördinaten. Dit betreft de [adres 6] Heerlen, hemelsbreed 20 meter van de plaats delict.
Tussen de tijdstippen hieronder genoemd wordt de genoemde GPS gelogd:
15-11-2020 22:52:43(UTC+1) - 16-1 1-2020 09:07:43(UTC+1) ( [coördinaten 2] )
De coördinaten zijn bevraagd middels Google Maps en deze geeft de volgende locatie aan van de coördinaten. Dit betreft de [adres 1] . Dit betreft het woonadres van de verdachte [verdachte] .
p. 119
Bevindingen Activities van de Iphone 11 Pro:
Op de mobiele telefoon bij Activities is te zien hoeveel stappen er worden geregistreerd.
Op zondag 15 november 2020 is het volgende te zien in de mobiele telefoon en vastgelegd: Tussen 19.34 uur en 19.54 uur worden 1680 stappen geregistreerd en dat is ongeveer 1279 meter. Tussen 20.26 uur en 20.50 uur worden 1637 stappen geregistreerd en dat is ongeveer 1200 meter. Tussen 21.18 uur en 21.54 uur worden 1888 stappen geregistreerd en dat is ongeveer 1367 meter. Tussen 22.02 uur en 22.12 uur worden 1083 stappen geregistreerd en dat is ongeveer 824 meter. Tussen 22.16 uur en 22.49 uur worden 3049 stappen geregistreerd en dat is ongeveer 2461 meter. Tussen 22.34 uur en 22.42 uur wordt geregistreerd dat er drie etages omhoog gegaan wordt. Om 22.49 uur wordt geregistreerd dat er een etage omhoog gegaan wordt.
16.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 december 2020 (p. 271-275 van PV1), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
p. 271
Door mij verbalisant werd een onderzoek ingesteld naar de veiliggestelde data in de in beslaggenomen mobiele telefoon Samsung SM-G903F Galaxy S7 van de verdachte [medeverdachte 2] . Hieruit zijn de volgende zaken naar voren gekomen:
p. 273
Bevindingen video’s
In de map video’s werd een video aangetroffen waarop te zien dat er een persoon een molotovcocktail tegen een woning aangooit. Opmerking: Verder is het opmerkelijk dat deze video niet bewerkt is in vergelijking met de video die is gedeeld op Snapchat die was voorzien/bewerkt met tekst.
p. 274
Bevindingen Images
In de map Images waren enkele opvallende foto’s te zien die betrekking lijken te hebben op de zaak. Zoals onderstaande foto, te weten dat [benadeelde 3] en [benadeelde 4] de bewoners zijn van de woning waartegen de molotovcocktail werd gegooid. Twee foto’s van een rennende persoon gelijkend op de persoon uit de bovengenoemde video.
17.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 december 2020 (p. 414-417 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] als verdachte:
p. 416
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
V: Wat is je telefoonnummer?
A: [telefoonnummer 2]
V: Wie maakt nog meer gebruik van dit telefoonnummer?
A: Niemand
V: Wat heb je te verklaren over het feit datje nu verdacht wordt van de brandstichting?
A: Ik ben zeker bij betrokken.
18.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 14 december 2020 (p. 419-424 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] als verdachte:
p. 420
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
M: mededeling verbalisanten
V: Wie is [verdachte] ?
A; Dat is een mattie van mij
V: Wat is zijn bijnaam?
A: [verdachte]
V: Hoe staat hij in jouw telefoon als contact?
A: Als [verdachte] volgens mij.
p. 421
M: [medeverdachte 2] , sterker nog, vermoedelijk direct na het plegen van de brandstichting, 22.19 uur, vindt er een telefoongesprek plaats tussen jou en [verdachte] . Dit gesprek duurt 70 tellen. Jij belt in bij [verdachte] .
Jullie beide telefoons bevinden zich op de zendmast alwaar ook de brandstichting wordt gepleegd. De brandstichting werd gepleegd door één persoon en de andere persoon stond te filmen. Nadat de brand gesticht was renden beiden daders een andere kant op.
V: Leg dit eens uit, [medeverdachte 2] ?
A: Dat is fuck up dat mijn telefoon daar is.
p. 422
M: [medeverdachte 2] , een tweetal uren later zet jij ook een snapchatbericht op social media. Onder jouw naam [accountnaam] wat je eerder hebt verklaard als getuige dat dit jou naam is op Snapchat.
“Shit doet me niks. Aftrap is gebeurd. Eens kijken wie dit potje gaat winnen.”
M: De aftrap is gebeurd.
V: Welke aftrap, [medeverdachte 2] ?
A: dat weetje zelf ook. Dat ging over die brandstichting, over die molo.
M: [benadeelde 4] had toch het tasje van jouw hele goeie vriend [betrokkene 1] (je zegt letterlijk je kleine broertje) afgepakt (16 oktober). Jij bent onder andere met een aantal anderen bij hun aan de
deur geweest om dit tasje terug te halen. Toen is het tasje teruggegeven maar niet de inhoud. Hier heb jij [benadeelde 3] later nog eens op aangesproken bij de Jumbo in Heerlen (13 november).
A: Ik wilde [medeverdachte 3] even bang maken.
19.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 19 januari 2021 (p. 425-434 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] als verdachte:
p. 427
V: vraag verbalisanten
A: antwoord verdachte
M: mededeling verbalisanten
A: Dat is fuck up dat ik daar zo dicht bij was.
20.
Het proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer LB2R020120-57, onderzoek: Libeek, betreft Onderzoek ZRTLEARNEDLOCATINVISITMO d.d. 5 augustus 2021 (losbladig), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 5] :
Wij, verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 5] , zijn werkzaam als digitaal rechercheurs bij de
districtsrecherche Parkstad.
Startgegevens
De onderzoeksvraag heeft betrekking op de volgende gegevens uit de telefoonextractie:
15-11-2020 22:12:40(UTO1) - 15-11-2020 22:17:40(UTC+1) ( [coördinaten 1] )
De coördinaten zijn bevraagd via Google-Maps en deze geeft een locatie aan op de
[adres 2] te Heerlen.
Ten aanzien van het GPS-coördinaat kan worden gesteld dat deze accuraat is. Er kan rekening gehouden worden met een (via Google-Maps geschatte) foutmarge tussen de 0 en 20 meter.
21.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 24 november 2020 (p. 78-83 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] als getuige:
p. 79
V: Wat is je telefoonnummer?
A: [telefoonnummer 1]
V: Wie zijn je vrienden waarmee jij de laatste weken veel mee bent omgegaan?
A: Dat zijn met [betrokkene 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , en “ [betrokkene 2] ”.
V: Wat is het snapchataccount van [medeverdachte 2] ?
A: [medeverdachte 2]
p. 80
V: Waar was jij op zondag 15 november 2020 tussen 21.00 en 23.00 uur?
A: Ik was buiten.
p. 81
V: Wie heeft er allemaal problemen met [benadeelde 4] ?
A: Volgens mij alleen [betrokkene 1] .
V: Hoezo?
A; [benadeelde 4] had zijn tasje afgepakt van [betrokkene 1] .
A: Daarna heeft [betrokkene 1] mij hectisch opgebeld. Kom naar buiten want [benadeelde 4] heeft mijn tasje afgepakt. Toen ben ik naar hem toegegaan naar [betrokkene 1] . Daarna zijn we aan [benadeelde 4] zijn deur geweest om het tasje terug te halen.
V: Wie is aan de deur gegaan van [benadeelde 4] dezelfde dag?
A: [betrokkene 1] en ik en [betrokkene 3] . Zijn achternaam weet ik niet V: En de volgende dag wie zijn toen aan de deur gegaan?
A: [betrokkene 1] , “ [betrokkene 2] ”, [medeverdachte 2] en ik.
V: Wat is er toen gebeurd?
A; We hebben tasje teruggekregen maar meerdere spullen zijn niet teruggegeven. Telefoon niet, ID niet, OV chipkaart niet en oordopjes niet en zijn crusher (voor weed) niet.
M: Heb jij meegekregen dat er brand was bij de woning van [benadeelde 4] .
A: Ik weet alleen een molotov naar binnen is gegooid.
V: Hoe weetje dat?
A; Ik heb een video gezien op Snapchat en ik heb het te horen gekregen.
p. 82
V: Wat voor tekst stond bij het filmpje dan?
A: Ik heb geen tekst gezien.
22.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 3 mei 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
[medeverdachte 2] en ik kennen elkaar. Met hem en [betrokkene 1] zijn wij twee keer aan de deur geweest bij de familie [benadeelde 1] . Het is begonnen met [betrokkene 1] , het terughalen van het tasje.
23.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 december 2020 (p. 383-387 van PV1), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
p. 384
M= Mededeling verbalisant
V = Verbalisant
A = Verdachte
p. 385
V: Van wie is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ?
A: Dat zou ik niet weten.
V: Wie is [medeverdachte 2] ?
A: Die ken ik niet
V: Wie is [medeverdachte 2] ?
A: Dat weet ik niet.
24.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [medeverdachte 2] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, d.d. 25 mei 2023, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [medeverdachte 2] voornoemd:
U vraagt mij of ik [verdachte] ken en of hij een vriend van mij is. Hij was een vriend van
mij. U vraagt mij of hij in november 2020 een vriend van mij was. Ja, waarschijnlijk wel.
U vraagt mij of ik wel eens hasj van hem kocht. Nee mevrouw. Hij verkocht niet. U vraagt mij of ik hem goed kende. Ik was bijna iedere dag met hem in die tijd. U houdt mij voor dat het klinkt alsof hij een goede vriend van mij was. Ja dat klopt, in die tijd wel.
U vraagt mij of ik nog weet of ik [verdachte] op 15 november 2020 heb gezien. Als dat de datum
is van het gooien van de molotovcocktail, dan wel ja.
25.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 16 maart 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U, voorzitter, vraagt mij of ik [benadeelde 4] en [benadeelde 3] ken. Ja, daar had ik ruzie mee.
Het zou best kunnen dat ik die avond met [medeverdachte 2] samen ben geweest want hij kwam vaak hasj bij mij halen. Dat heeft hij ook die zondag gedaan.
U, oudste raadsheer, houdt voor dat [medeverdachte 2] en ik elkaar vlak bij de plek van de brandstichting en rondom het tijdstip van de brandstichting hebben getroffen. Dat klopt.
In de zaak met parketnummer 03-195697-21:
Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg,
proces-verbaalnummer 2021101466, gesloten op 5 juli 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 34, hierna PV2.
1.
Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg, d.d. 1 juli 2021, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [medeverdachte 1] voornoemd:
p. 1
Proces verbaal van getuigenverhoor op 01 juli 2021 in de strafzaak tegen:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
p. 2
Voor de rechter-commissaris verschijnt de getuige:
[medeverdachte 1] ,
geboren te [geboorteplaats 3] , [geboortedag 3] 2003,
wonende te [adres 5] ,
Op vragen van de rechter-commissaris:
De heer [verdachte] is mijn buurjongen. Dat was hij in november 2020 ook al. Hij heet [verdachte] . We hebben regelmatig contact. U vraagt mij of ik weet wat er op 15 november 2020 is gebeurd. Ik weet wel dat ik die dag samen met [verdachte] was en dat we met de scooter zijn gaan rijden. Ik had een Vespa en hij zat bij mij achterop. Dat was eigenlijk zo de hele dag. We zijn die dag naar Maastricht gegaan en ergens gaan eten, gewoon toeren door het heuvelland en toen terug gegaan naar Heerlen. We zijn een richting op gegaan en dan kijken waar we zouden stranden. We hebben geen vrienden opgezocht. Ik heb geen vrienden in Maastricht. Soms zijn we ergens gestopt om een sigaretje te roken. Ik denk dat we ergens in de vroege middag zijn vertrokken, zo tussen 12 en 15 uur. Ik denk dat we zo rond 23 uur terug waren in Heerlen. Al die tijd zat [verdachte] bij mij achterop.
Op vragen van de raadsman:
U vraagt mij of er op die dag op enig moment voor benzine is gevraagd. Ja, dat klopt. Ik had niet naar de tankmeter gekeken en toen heeft [verdachte] gebeld of we benzine konden krijgen. Ik weet niet meer zeker waar we toen waren, maar ik denk dat we in de buurt van thuis waren, daarmee bedoel ik Heerlen. [verdachte] heeft toen een van zijn vrienden gebeld. Hij heeft toen gewoon gevraagd om benzine. Er was toen geen tankstation in de buurt. Ik weet nog dat de communicatie via de telefoon ging. Ik geloof nu dat hij niet gebeld heeft, maar een appje heeft gestuurd. Ik heb gezien dat hij met zijn telefoon bezig was en hij heeft mij toen gezegd dat hij om benzine had gevraagd.
p. 3
Ik heb niet gezien dat hij daadwerkelijk met iemand heeft geappt en om benzine heeft gevraagd. We zijn uiteindelijk naar huis gelopen, want er is geen benzine gebracht. Toen we thuis kwamen, of het precies 23 uur was, weet ik niet meer, maar het was donker. [verdachte] is toen meegelopen naar zijn eigen woning. Samen uit, samen thuis.
Opmerking rechter-commissaris:
De officier van justitie verzoekt de rechter-commissaris om de getuige te beëdigen, omdat hij van mening is dat de getuige niet de waarheid spreekt. De rechter-commissaris zegt dat hij de getuige onder ede gaat stellen en dat de getuige goed moet nadenken over wat hij daarna zal gaan verklaren, omdat de getuige als hij niet de waarheid spreekt vervolgd kan worden voor het plegen van meineed.
De getuige legt de eed af op de in de wet voorgeschreven wijze.
Ik blijf bij mijn verklaringen zoals ik deze eerder op vragen van u, rechter-commissaris op vragen van de raadsman en op de vragen van de officier van justitie heb geantwoord.
p. 4
U vraagt mij of [verdachte] bij mij was toen hij om benzine vroeg. Hij was bij mij. Ik blijf erbij. Zoals ik al eerder zei, zijn we gaan toeren. Ik ben gaan ontbijten en naar Maastricht geweest. U zegt mij dat [verdachte] niet heeft verklaard dat hij naar Maastricht is geweest. We zijn wel degelijk in Maastricht geweest.
U vraagt mij of ik die avond bij familie van [verdachte] ben geweest. Ik ben samen met [verdachte] bij een oom geweest van [verdachte] aan de [adres 8] in Heerlen. Toen we bij zijn oom waren heb ik niet gelopen. Over [verdachte] zeg ik niks. Ik weet niet meer hoe laat dat was dat we bij die oom waren. Ik neem aan dat als ik om 23 uur thuis was dat wij daarvoor bij zijn oom moet zijn geweest. Het was in ieder geval donker.
2.
Het proces-verbaal van verhoor d.d. 1 juli 2021 (p. 16-19 van PV2), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
p. 17
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
M: Mededeling verbalisanten
O: Opmerking verbalisanten
V: [medeverdachte 1] , je hebt een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Blijf je daarbij of heb je iets anders te verklaren?
A: Ik ga iets anders verklaren.
p. 18
M: Oké, dan vertel maar eens hoe de vork precies in de steel zit. Verzoek om nu wel de waarheid te spreken en niet dat we je mogelijk weer moeten confronteren met onwaarheden.
A: Het is heel simpel. Ik ben benaderd door [verdachte] zelf om een verklaring af te leggen en om te zeggen dat we die dag samen waren. Hij heeft mij verteld dat ik ook moest vertellen dat hij benzine had gevraagd aan een maat van hem. Wat hij mij vroeg wist ik van tevoren helemaal niet. [verdachte] heeft mij gevraagd om dat te vertellen bij de rechter-commissaris.
V: Hoe wist [verdachte] dat jij naar de rechter-commissaris moest?
A: Omdat hij mij had opgegeven als getuige. Ik heb toen tegen hem gezegd toen hij mij dat had gevraagd dat ik het wel voor hem wilde proberen om [verdachte] daar zo goed als mogelijk uit te krijgen.
Gisteren, woensdag 30 juni 2021 heb ik eigenlijk nog getwijfeld of ik wel naar de rechter-commissaris zou gaan. Want eigenlijk wist ik niet wat ik moest gaan verklaren. Ik kan mij die 15e november 2020 helemaal niet herinneren.
V: Wie heeft jou dit gevraagd?
A: [verdachte] heeft mij dit gevraagd om te doen.
V: Wij vinden het raar als [verdachte] toch niks heeft gedaan waarom vraagt hij dan aan jou om voor hem te liegen bij de rechter-commissaris?
A: Ja, nu u dat zo zegt dan komt inderdaad wel heel raar over.
V: Wat kun je vertellen over de oom van [verdachte] ?
A: [verdachte] heeft mij ook gevraagd om te vertellen aan de rechter-commissaris dat wij bij zijn oom waren die avond. Maar ik kan u vertellen dat ik die dag niet bij de oom van [verdachte] ben geweest.
V: Heb jij vragen gesteld aan [verdachte] toen hij jou had gevraagd om te getuigen?
A: Nee, ik heb nagenoeg niks gevraagd. Hoe minder ik weet hoe beter. Maar [verdachte] heeft mij wel een aantal dingen verteld wat ik moest zeggen. En dat was over de benzine en dat we bij die oom van hem waren.
3.
Het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 5 juli 2021 (p. 30-34 van PV2), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
p. 31
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wie is [medeverdachte 1] ?
A: Dat is een vriend van mij.
p. 32
V: Wat heb je allemaal besproken met [medeverdachte 1] voordat deze naar de rechter-commissaris is gegaan jl. donderdag 01 juli 2021?
A: De dag van tevoren hadden we een woordenwisseling en was ik boos op hem.
V: Dus, jij hebt met [medeverdachte 1] nog de dag voor dat hij naar de rechter-commissaris met elkaar gesproken en zijn jullie bij elkaar geweest.
A: Ja, dat klopt. We zijn de 30e juni nog bij elkaar geweest.