Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ; - [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te [vestigingsplaats],
de gezinshuisouders, wonende op een bij het hof bekend adres.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
Toen de kinderen in juni 2021 onder toezicht werden gesteld en uit huis werden geplaatst, was er bij de moeder sprake van middelengebruik (GHB). Er is inmiddels geen sprake meer van een verslaving. Wel erkent de moeder dat zij nog speed gebruikt. Ten tijde van de indiening van het beroepschrift woonde de moeder in het kader van een begeleid wonen traject in een appartement in [plaatsnaam 1]. Omdat haar partner [partner van moeder] daar ook is gaan wonen, voelde de moeder zich genoodzaakt om te verhuizen naar een kamer in [plaatsnaam 2]. Het is de bedoeling dat zij vanaf deze plek een eigen woning krijgt. De moeder heeft geen financiële problemen meer en staat open voor hulpverlening. De moeder is van mening dat de rechtbank, mede gelet op de leeftijd van de kinderen, te voorbarig is geweest door na een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing van nog geen twee jaar al te bepalen dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen is verstreken. Gelet op de positieve ontwikkeling van de moeder had er wel degelijk een situatie kunnen ontstaan waarbij de kinderen weer thuisgeplaatst zouden kunnen worden. De moeder moet dan wel kunnen laten zien dat zij weer voor de kinderen kan zorgen. Die kans heeft zij nooit gehad. Daarnaast krijgt de moeder geen fatsoenlijk contact met de kinderen omdat zij worden geïndoctrineerd door anderen en omdat de GI altijd wel weer een reden heeft waardoor er geen contact kan plaatsvinden tussen de moeder en de kinderen.
De kinderen stonden eerder onder toezicht van 2013 tot en met 2016. Zij zijn toen ook enige tijd uithuisgeplaatst. Er is in die periode veel hulpverlening ingezet. Uiteindelijk zijn de kinderen weer teruggeplaatst bij de moeder, maar vervolgens in 2021 weer uithuisgeplaatst. De moeder geeft aan dat ze gestopt zou zijn met het middelengebruik. Dit heeft ze eerder aangegeven. Later bleek steeds weer dat ze hier niet eerlijk over was. De relatie met haar partner [partner van moeder] is eerder als zeer risicovol beoordeeld. Ook hierover heeft de moeder al vaker aangegeven dat deze relatie beëindigd zou zijn. Toch blijkt iedere keer dat de moeder nog samen is met deze partner. De raad is van mening dat in de afgelopen jaren een langdurig patroon zichtbaar is rond het functioneren van moeder waarin middelengebruik en huiselijk geweld voor veel onveiligheid en instabiliteit zorgen. De hulpverlening krijgt hier geen vat op doordat de samenwerking met moeder moeizaam verloopt, zij een strijdbare houding blijft aannemen, geen probleembesef heeft en hulpverlening voor haar persoonlijke problematiek afhoudt. Ondanks dat de moeder steeds beterschap belooft en mogelijk op goede momenten ook de intentie heeft om haar leven te veranderen, is zij daar tot nog toe niet in geslaagd. Dit betekent dat er nog steeds sprake is van forse en langdurige problematiek en dat de moeder niet in staat is aan te sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen. Het lukt de moeder niet om zich aan afspraken te houden rondom de omgang met de kinderen en de kinderen niet onder invloed te ontmoeten. Ook is de moeder tijdens de omgangsmomenten agressief geweest richting de voogd en de betrokken omgangsbegeleider van [ambulante begeleiding]. De omgangsmomenten moesten daarom meerdere malen gestopt worden. Op dit moment hebben de kinderen aangegeven geen contact te willen met de moeder. Door te stellen dat zij van de GI geen kansen heeft gehad om het contact met de kinderen te herstellen bagatelliseert de moeder de situatie en legt zij de verantwoordelijkheid van de problemen buiten zichzelf.
De kinderen hebben recht op zekerheid rond een stabiele plek in het gezinshuis. De kinderen voelen zich daar goed, proberen zich te hechten, ontwikkelen zich goed en willen daar blijven wonen. De raad is van mening dat niet gelukt is om binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn toe te werken naar een stabiele opvoedsituatie bij de moeder. Deze aanvaardbare termijn is inmiddels nog verder verstreken. De kinderen kunnen het niet langer verdragen dat er onduidelijkheid is over hun perspectief in het gezinshuis, omdat de moeder veel druk op hen blijft uitoefenen. Dit zorgt voor veel spanning, verwarring en onzekerheid. De raad is van mening dat de gronden voor de gezagsbeëindiging van de moeder nog altijd onverminderd aanwezig zijn.
De moeder heeft binnen de ondertoezichtstelling op minimaal acht adressen ingeschreven gestaan en heeft haar huisvesting nog steeds niet op orde. De partner van de moeder, [partner van moeder], verbleef tot maart 2023 in detentie. De moeder oogde destijds energiek, verzorgd en goed aanspreekbaar. In de ogen van de GI speelt de relatie van de moeder met [partner van moeder] een grote rol in de problematiek van de moeder, te weten het drugsgebruik, de financiële problemen en de huisvestingsproblemen. De kinderen zijn bang voor [partner van moeder]. In samenwerking met [ambulante begeleiding] zijn veiligheidsafspraken voor de omgang gemaakt waarbij één van de veiligheidsafspraken is dat [partner van moeder] niet aanwezig is bij de begeleide bezoeken die eens per vier weken plaatsvindt. Het eerstvolgende bezoek dat plaatsvond na de vrijlating van [partner van moeder], op [kalenderdag] april 2023, is zeer onveilig verlopen. De moeder had [partner van moeder] meegenomen en dit zorgde bij de kinderen voor grote paniek. De moeder was zich hier niet bewust van. Voor de begeleider van [ambulante begeleiding] was de dreiging aanwezig dat [partner van moeder] met de moeder de kinderen wilde meenemen. [ambulante begeleiding] heeft dit bezoek afgebroken en is met de kinderen vertrokken uit de situatie. Dit heeft grote impact gehad op de kinderen. Vooral [minderjarige 2] was ontzettend bang, ook vanwege de dreigementen die de moeder in haar boosheid heeft geuit richting de voogd. De kinderen hebben aangegeven voorlopig geen contact met de moeder te willen. In de gesprekken die er naar aanleiding van dit incident met de moeder hebben plaatsgevonden werd duidelijk dat het niet goed gaat met de moeder. De moeder maakte een verwarde indruk en had duidelijk zichtbare blauwe plekken. De moeder heeft aangegeven dat zij door [partner van moeder] geslagen was. [partner van moeder] verbleef in hetzelfde begeleid wonen complex in [plaatsnaam 1] als de moeder, waardoor de moeder weg is gegaan uit haar toenmalige woning. Ook heeft de moeder verteld dat zij een groot geldbedrag heeft ontvangen van de Belastingdienst, maar dat zij dit inmiddels alweer heeft verbrast. Wanneer de moeder hulp zoekt en het weer beter met haar gaat kan het contact met de moeder weer worden opgestart, eventueel eerst telefonisch. Op dit moment gaat het helemaal niet goed met de moeder en lijkt zij terug te vallen in haar oude gedrag. Op [kalenderdag] juli 2023 is de moeder na gebruik van GHB nog bewusteloos aangetroffen op straat. De voogd houdt contact met de moeder om in de gaten te houden hoe het met haar gaat. Daarnaast houdt de voogd de moeder op de hoogte van de ontwikkeling van de kinderen.
Met de raad is de GI van mening dat de voor de kinderen aanvaardbare termijn van onzekerheid over hun perspectief ruim is overschreden. De kinderen wensen in het gezinshuis te blijven wonen en het verblijf is daar gewaarborgd. De ontwikkeling van met name [minderjarige 2] verloopt sinds een jaar problematisch. Hij is snel gefrustreerd in de klas en dat uit zich in fors verbaal en fysiek agressief gedrag waarvoor hij naar alle waarschijnlijkheid naar het speciaal onderwijs zal gaan in combinatie met dagbehandeling van de [jeugdhulpverleningsorganisatie]. De moeder is van mening dat de problemen bij [minderjarige 2] voortkomen uit het missen van zijn moeder. Middels de voogdij van de GI kan de hulpverlening voor [minderjarige 2] worden gewaarborgd.