ECLI:NL:GHSHE:2023:2792

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
200.328.222_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder van een minderjarige, geboren in 2019, tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, is van mening dat de wettelijke criteria voor een uithuisplaatsing niet zijn vervuld en dat zij zich aan de gemaakte afspraken houdt. De GI, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft echter zorgen over de opvoedcapaciteiten van de moeder en de veiligheid van de minderjarige in haar thuissituatie. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 augustus 2023, waarbij de moeder en de GI zijn gehoord. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 31 augustus 2023
Zaaknummer : 200.328.222/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/408828 / JE RK 23-673
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidwest Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 9 juni 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, de GI in haar verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, niet ontvankelijk te verklaren, althans het verzoek alsnog als ongegrond af te wijzen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof passend acht.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 juli 2023, heeft de GI verzocht de moeder in het hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, dan wel het ingestelde beroep af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. R.G.J. van Kerkhof;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI].
2.3.1.
De raad heeft het hof bericht dat zij niet tijdens de mondelinge behandeling zullen verschijnen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 mei 2023.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige]. Bij beschikking van
4 november 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd tot [kalenderdag] november 2023. [minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank machtiging verleend aan de GI om [minderjarige] met ingang van [kalenderdag] mei 2023 tot [kalenderdag] november 2023 uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. Er is niet voldaan aan de wettelijke criteria voor een machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder houdt zich aan de afspraken die gemaakt zijn met de voogd en de begeleiding vanuit [hulpverlening]. De incidenten rondom de oppas en de vervuiling van de woning zijn onjuist weergegeven door de GI en geven een verkeerd beeld van de moeder. Het incident met de vader van [minderjarige] valt moeder evenmin aan te rekenen. De moeder wil niets meer te maken hebben met de vader van [minderjarige]. [minderjarige] is vaak ziek, dat is de reden dat ze dan niet naar de peuterspeelzaal gaat.
Bovendien is een uithuisplaatsing een ultimum remedium. Er is onvoldoende gekeken naar alternatieve oplossingen zoals de plaatsing van de moeder en [minderjarige] op een voor de vader geheime locatie. De moeder is van mening dat de uithuisplaatsing niet in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is en wil graag dat [minderjarige] weer bij haar thuis komt wonen.
3.5.
De GI voert, samengevat, het volgende aan. Er is sprake van jarenlange problematiek aan de zijde van de moeder als het gaat over de verzorging en opvoeding van haar kinderen. Ondanks de intensieve begeleiding vanuit [hulpverlening], was het verblijf daar bij de moeder voor [minderjarige] niet veilig. De zorgen van de GI hebben te maken met de beperkingen van de moeder in de zorg voor [minderjarige] en de druk en agressiviteit van de vader, en de samenhang tussen die zorgen. De moeder houdt zich niet aan de gemaakte afspraken met de GI en laat de begeleiding niet binnen. [minderjarige] gaat veel te vaak niet naar de peuterspeelzaal en de moeder schakelt de begeleiding niet in wanneer zij wordt benaderd door de vader of diens vriendin. Ook is de woning enorm vervuild geraakt en is er een intensieve schoonmaakdienst ingezet om het hele appartement schoon te maken. Het eigen belang van de moeder gaat vaak voor op het belang van [minderjarige]. Dit is verklaarbaar vanuit de verstandelijke beperking en de psychische druk die de moeder kan ervaren. Voor [minderjarige] betekent dit dat de moeder onvoorspelbaar gedrag laat zien. [minderjarige] verblijft momenteel op een veilige plaats en het gaat goed met haar. De communicatie met de GI is enige tijd met name gevoerd door de vriend van de moeder. Dit verliep erg moeizaam. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt met de moeder over de manier van communiceren en de rol van de vriend van de moeder hierin en dit verloopt nu beter. Ook de omgang tussen de moeder en [minderjarige] is opgestart en verloopt via Veilig Thuis [locatie]. Veilig Thuis is een veilige plek waar de moeder en [minderjarige] elkaar onbelast kunnen zien. Verder wordt er ingezet om begeleide omgang op te starten tussen [minderjarige] en de vader. De moeder en [minderjarige] samen op een (geheime) veilige plek onderbrengen, is gezien de moeizame ontwikkeling om het vertrouwen en de toestemming van de moeder te krijgen om vanuit de hulpverlening zicht te houden op de veiligheid van [minderjarige] in de opvoeding, niet aan de orde. De GI is van mening dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] in het belang van haar verzorging en opvoeding noodzakelijk is.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.6.2.
Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe het volgende. Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW. Vanaf medio april 2021 verblijven [minderjarige] en de moeder met 24-uursbegeleiding bij [hulpverlening]. Ondanks alle hulpverlening en betrokkenheid van [hulpverlening] bij [minderjarige] en de moeder is het niet gelukt om een opvoedsituatie te creëren die veilig is voor [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder erkend dat de veiligheid van [minderjarige] onvoldoende was gewaarborgd toen zij met de moeder bij [hulpverlening] woonde en dat er iets moest veranderen. Er zijn nog steeds veel zorgen rondom de moeder en de GI is van mening dat de moeder onvoldoende opvoedcapaciteiten heeft om voor [minderjarige] te kunnen zorgen. De beperkingen van de moeder maken de samenwerking met de hulpverlening lastig, zodat ook een plaatsing op een andere (geheime) locatie met 24-uursbegeleiding, niet voldoende veiligheid en ontwikkelingsmogelijkheden voor [minderjarige] zal bieden. Het hof stelt vast dat het volgens de informatie van de GI goed gaat met [minderjarige] binnen het huidige pleeggezin. Omdat de veiligheid en de stabiliteit van [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder onvoldoende gewaarborgd zijn, oordeelt het hof dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij het pleeggezin nog steeds noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 19 mei 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en K.A. Boshouwers en is op 31 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.