ECLI:NL:GHSHE:2023:2749

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
200.301.759_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding koopovereenkomst tweedehands auto met defecte motor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerden] betreffende de ontbinding van een koopovereenkomst voor een tweedehands auto, een BMW 535i GT uit 2010. [appellant] stelt dat de auto bij de aankoop al een ernstig gebrek vertoonde, namelijk een defect in het motorblok veroorzaakt door een olielekkage. Hij heeft een deskundigenrapport overgelegd dat zijn stelling ondersteunt. [geïntimeerden] betwisten dit en stellen dat het gebrek pas is ontstaan na de verkoop, doordat [appellant] de auto heeft blijven gebruiken zonder de gebreken te melden. Het hof heeft besloten een eigen deskundige te benoemen om de feiten te onderzoeken en zal op basis van het rapport van deze deskundige een beslissing nemen over de vorderingen van [appellant]. De zaak is complex door de tegenstrijdige deskundigenrapporten en de vraag of de gebreken al bij de aflevering aanwezig waren. Het hof heeft de kosten van de deskundige voorlopig ten laste van [appellant] gebracht, maar zal in het eindarrest beslissen wie de kosten uiteindelijk moet dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.301.759/02
arrest van 29 augustus 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als “ [appellant] ”,
advocaat: mr. L.J.L. Heukels te Overveen, gemeente Bloemendaal
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als “ [geïntimeerden] ” en afzonderlijk als “ [geïntimeerde 1] ” en “ [geïntimeerde 2] ”,
advocaat: mr. H.S. Memelink te Zevenbergen, gemeente Moerdijk
op het bij exploot van dagvaarding van 9 september 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 23 juni 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerden] als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8903050 CV EXPL 20-4314)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties 15-17, tevens eiswijziging;
  • de memorie van antwoord met productie;
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2022, waarbij beide advocaten spreekaantekeningen hebben overgelegd;
  • de akte van [appellant] van 24 januari 2023;
  • de akte van [geïntimeerden] van 24 januari 2023.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

Samenvatting
3.1.
[appellant] heeft van [geïntimeerden] een auto, een BMW 535i GT uit 2010, gekocht. [appellant] vordert ontbinding van de koopovereenkomst omdat de auto volgens hem al bij de aankoop een ernstig gebrek had: in het motorblok waren bouten kapot, waardoor olie en koelvloeistof bij elkaar zijn gekomen. Daardoor is volgens [appellant] vervolgens ook het expansievat gescheurd. Hij heeft een verklaring van een deskundige in het geding gebracht die zijn lezing onderschrijft. [geïntimeerden] hebben een eigen deskundige geraadpleegd, die verklaart dat het andersom was: eerst was er een klein scheurtje in het expansievat, dat [appellant] eenvoudig had kunnen laten verhelpen. Dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan is hij met de auto doorgereden en daardoor is het ernstige probleem in het motorblok ontstaan, aldus [geïntimeerden] Nu de deskundigen elkaar tegenspreken zal het hof een eigen deskundige benoemen om de feitelijke toedracht te onderzoeken. Aan de hand van diens rapport zal het hof vervolgens een beslissing over de vorderingen van [appellant] nemen.
De feiten
3.2.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende door de kantonrechter vastgestelde en in hoger beroep niet betwiste feiten, aangevuld met enkele andere feiten die zijn komen vast te staan.
3.3.1.
Op 16 augustus 2019 hebben [geïntimeerden] en [appellant] een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk BMW, type 535i GT met bouwjaar 2010 en ten tijde van de verkoop een kilometerstand van ongeveer 202.000 (hierna: “de auto”). De koopprijs bedroeg € 15.500,00. [geïntimeerden] hebben de auto op 23 augustus 2019 aan [appellant] afgeleverd.
3.3.2.
[appellant] heeft de auto op 30 september 2019 naar Droog Diagnose in [vestigingsplaats] (hierna: “Droog”) gebracht. De kilometerstand was toen 203.622. Droog constateerde op die datum een olielekkage en een scheurtje in het expansievat.
3.3.3.
[appellant] heeft de auto op 3 oktober 2019 bij Droog opgehaald. Op 9 oktober 2019 heeft hij de auto opnieuw naar Droog gebracht, die de auto nader heeft onderzocht. Droog heeft op 25 november 2019 schriftelijk verslag van zijn bevindingen gedaan. De motor bevatte volgens het verslag van Droog ‘sludge’, hetgeen duidt op vermenging van motorolie en koelvloeistof. Nader onderzoek wees volgens het rapport van Droog uit dat de bouten die het boven- en onderblok van de motor met elkaar verbinden waren afgebroken, dan wel dat het schroefdraad daarvan was losgetrokken.
3.3.4.
Bij brief van 24 oktober 2019 (productie 9 bij dagvaarding) heeft [appellant] aan [geïntimeerden] onder meer het volgende meegedeeld:

(…)
Kort na de verkoop kreeg ik al rijdend een koelvloeistof melding van de auto. Onderzoek van de garage heeft toen een ernstig lek in het koelsysteem aangetoond. U heeft hier vanaf moeten geweten omdat gebleken is dat in het reservoir met koelvloeistof kleine scheurtjes bleken te zitten, hetgeen zichtbaar voor u moet zijn geweest vanwege het feit dat daardoor koelvloeistof o.a. op het motorblok en omgeving kwam en de vloeistof aangevuld moest worden. Dit probleem moet zich al hebben voorgedaan voor de verkoop. Bij de verkoop was geen koelvloeistof buiten het reservoir zichtbaar. Het lijkt er dus op dat die gelekte koelvloeistof voorafgaand aan de verkoop verwijderd is. U hebt mij nagelaten dit gebrek voor de koop te vertellen. Had ik geweten dat er problemen waren met het koelsysteem, dan had ik de auto nooit gekocht. Momenteel staat de auto bij de garage voor nader onderzoek, omdat de oorzaak van die scheurtjes in dat reservoir veel verder gaat of kan gaan dan het enkele lekken vanuit dat reservoir.
Aangezien ik dit graag netjes met u oplos stel ik voor dat u: of de auto weer terug neemt en ik de koopsom volledig terugkrijg of dat u de volledige reparatie voor uw rekening neemt.
Om u in de gelegenheid te stellen de auto alsmede het euvel te bekijken krijgt u van mij 7 dagen de tijd vanaf de datum van deze brief om schriftelijk te reageren op mijn voorstel.
(…)
3.3.5.
In opdracht van [geïntimeerden] heeft [expertisebureau X] (hierna: “ [de expert] ”) op 25 september 2020 een expertiserapport opgemaakt. [de expert] heeft de auto niet zelf geïnspecteerd, maar zich gebaseerd op aan haar ter beschikking gestelde schriftelijke stukken, waaronder het rapport van Droog van 25 november 2019. Volgens het rapport van [de expert] is het afbreken van de bouten die het boven- en onderblok van de motor met elkaar verbinden, c.q. het losgetrokken raken van het schroefdraad daarvan, veroorzaakt doordat [appellant] na het ontdekken van het scheurtje in het expansievat, met de auto is blijven doorrijden.
De vordering
3.4.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellant] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom, met vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt, waaronder die van de deskundige en de kosten van beslaglegging, alles te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
De grondslag van de vordering
3.4.2.
Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat de auto bij de aflevering al een gebrek in het motorblok had als gevolg van een lekkage in het koelsysteem. Reparatie kost volgens [appellant] meer dan de auto waard is. Die is dus niet geschikt voor normaal gebruik en beantwoordt daarom niet aan de overeenkomst. Volgens [appellant] hadden [geïntimeerden] ten tijde van de verkoop van de auto aan hem meerdere auto’s in de verkoop en presenteerden zij zich als ondernemer, waardoor zij de auto mogelijk in hoedanigheid van autohandelaar aan hem hebben verkocht.
Het verweer
3.5.
[geïntimeerden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna aan de orde komen.
Het vonnis waarvan beroep
3.6.
In het vonnis van 23 juni 2021 heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.
De wijziging van eis
3.7.1.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn eis vermeerderd met een vordering tot betaling van schorsings-, stallings- en transportkosten van de auto. Hij heeft zijn eis verminderd met € 1.437,78 wegens (aan hem vergoede) schade aan een spatbord van de auto.
3.7.2.
[geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord bezwaar tegen de wijziging van eis gemaakt, maar hebben dat bezwaar tijdens de mondelinge behandeling niet gehandhaafd. Het hof acht de wijziging van eis niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Het zal dus recht doen op de gewijzigde eis.
De grieven
3.8.1.
[appellant] heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. [appellant] heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het (alsnog) toewijzen van zijn (gewijzigde) vorderingen. Hij heeft daarbij gesteld dat hij het geschil in volle omvang aan het hof wil voorleggen. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij vereist is dat die gronden voldoende kenbaar zijn. De enkele vermelding dat de appellant het geschil in volle omvang aan de appelrechter wenst voor te leggen is niet voldoende om aan te nemen dat enig door de appellant niet vermeld geschilpunt naast andere wel door de appellant nader omlijnde bezwaren, in hoger beroep opnieuw aan de orde wordt gesteld. Zo constateert het hof dat geen grieven zijn gericht tegen rov. 4.2. en 4.4. van het vonnis van de kantonrechter, waarover hierna meer in rov. 3.8.3. en 3.8.4.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.8.2.
De grieven voor zover gericht tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter falen. De kantonrechter is vrij in de keuze van de feiten die hij aan het begin van het vonnis weergeeft (zo lang daarna maar recht wordt gedaan op basis van alle relevante - vaststaande - feiten). De grief kan daarom niet tot vernietiging van het beroepen vonnis leiden. Voor zover de feitenopsomming (om welke reden dan ook) onjuist zou zijn, heeft te gelden dat het hof in rov. 3.3. een nieuwe opsomming van de feiten heeft gegeven.
3.8.3.
[appellant] heeft geen grief gericht tegen rov. 4.4. van het vonnis van de kantonrechter, waarin deze, beknopt weergegeven, overweegt dat een gebruikte auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, gebruik van de auto door daarmee aan het verkeer deel te nemen, gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Ook het hof zal dat dus tot uitgangspunt nemen.
3.8.4.
[appellant] heeft ook niet gegriefd over rov. 4.2. van het bestreden vonnis. Daarin overweegt de kantonrechter dat [appellant] zijn stelling dat [geïntimeerden] bij de verkoop van de auto mogelijk handelden in de uitoefening van een beroep of bedrijf, onvoldoende heeft onderbouwd en dat, voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat er sprake is van een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW, de kantonrechter hem hierin niet volgt. Ook het hof zal daarom tot uitgangspunt nemen dat er geen sprake is van een consumentenkoop.
3.8.5.
[appellant] klaagt terecht over het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om te kunnen vaststellen dat het gebrek ten tijde van de aflevering aanwezig was. [appellant] heeft gesteld dat de auto een gebrek had, erin bestaande dat de bouten die het bovenste en het onderste deel van het motorblok vloeistofdicht met elkaar moeten verbinden, waren afgebroken dan wel dat het schroefdraad daarvan was losgetrokken en dat daardoor koelvloeistof vermengd raakte met de motorolie. Dat gebrek heeft er volgens [appellant] mede toe geleid dat er een scheurtje in het expansievat is ontstaan. Het gebrek, aldus [appellant] , is zo ernstig dat het niet in de korte tijd waarin hij met de auto heeft gereden kan zijn ontstaan - het was volgens hem al ten tijde van de aflevering aanwezig. Daardoor was de auto volgens [appellant] ongeschikt om veilig aan het verkeer deel te nemen en beantwoordde de auto daarom niet aan de overeenkomst. Daarmee heeft [appellant] anders dan de kantonrechter oordeelt aan zijn stelplicht voldaan. [appellant] heeft die stelling met het overleggen van onder andere een deskundigenrapport van Droog (productie 5 bij dagvaarding) onderbouwd.
3.8.6.
[geïntimeerden] hebben de stellingen van [appellant] gemotiveerd betwist. Zij hebben hun betwisting onderbouwd door te stellen dat de auto ten tijde van de aflevering slechts een scheurtje in het expansievat had, een klein en eenvoudig te verhelpen gebrek dat niet de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Het ernstige gebrek aan het motorblok is volgens [geïntimeerden] pas ontstaan doordat, nadat Droog het kleine scheurtje op 30 september 2019 had ontdekt, [appellant] de auto is blijven gebruiken. Die lezing wordt ondersteund door het door hen ingebrachte rapport van [de expert] (productie 1 bij conclusie van antwoord).
3.8.7.
[geïntimeerden] hebben hiermee de stellingen van [appellant] voldoende betwist. De bewijslast van zijn stellingen rust op grond van artikel 150 Rv. op [appellant] . Het hof komt echter niet toe aan een bewijsopdracht aan [appellant] als, zoals [geïntimeerden] aanvoeren, [appellant] de klachten te laat aan hen heeft gemeld als bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW. Volgens hen had [appellant] , als juist is dat er al een dag na aflevering van de auto een oranje waarschuwingslampje ging branden (hetgeen zij betwisten), dat toen al en niet pas op 24 oktober 2019 aan hen moeten melden.
3.8.8.
Het hof passeert het beroep van [geïntimeerden] op schending van de klachtplicht. Of [appellant] daags na aflevering van de auto werd geconfronteerd met een brandend waarschuwingslampje kan in het midden blijven. Ook al zou dat het geval zijn, dan maakt dat op zichzelf niet dat niet veilig met de auto aan het verkeer kon worden deelgenomen en dat de auto dus niet aan de overeenkomst beantwoordde. Dat geldt ook voor de door Droog op 30 september 2019 geconstateerde gebreken, te weten een olielekkage en een scheurtje in het expansievat. Ook die maken niet dat niet veilig met de auto aan het verkeer kon worden deelgenomen. Toen Droog naar zijn zeggen nadien, nadat [appellant] de auto op 9 oktober 2019 opnieuw bij hem had gebracht, de ‘sludge’ en de afgebroken of losgetrokken bouten ontdekte en daarvan melding aan [appellant] had gemaakt, heeft [appellant] daarvan op 24 oktober 2019 - en dus binnen bekwame tijd - aan [geïntimeerden] kennis gegeven. Daarmee heeft hij voldaan aan de eisen die artikel 7:23 lid 1 BW stelt.
3.8.9.
Het hof zal [appellant] dus toelaten tot bewijs van zijn hiervoor in rov. 3.8.5. weergegeven stellingen. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling aan partijen mededeling gedaan van zijn voornemen om op dit punt onderzoek door een onafhankelijke door het hof te benoemen deskundige te gelasten.
3.8.10.
Partijen hebben zich vervolgens bij akte uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige. Nu zij het niet eens zijn over de persoon van de deskundige, zal het hof als deskundige benoemen: M. van der Stelt van DEKRA Automotive te Alkmaar.
3.8.11.
Partijen hebben suggesties gedaan over de aan de deskundige voor te leggen vragen, maar zijn het daarover niet eens geworden. De suggesties van partijen in aanmerking genomen bepaalt het hof dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
Constateert u een of meer gebreken aan/in de bouten die het bovenste en het onderste deel van het motorblok vloeistofdicht met elkaar moeten verbinden en/of aan/in het expansievat en zo ja, welke?
Kunt u per geconstateerd gebrek aangeven of het gebrek maakt dat gebruik van de auto door daarmee aan het verkeer deel te nemen, gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren?
Kunt u per geconstateerd gebrek aangeven of het ten tijde van de aflevering van de auto op 23 augustus 2019 al aanwezig was, of het op eenvoudige wijze kon worden ontdekt, of het kan worden hersteld en, indien van toepassing, welke kosten met herstel zijn gemoeid?
Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
3.8.12.
Het hof wijst de deskundige daarbij op het volgende. (i) Indien uw bevindingen afwijken van die in een of meer van de in deze procedure overgelegde rapporten, dienen die verschillen zo mogelijk van commentaar en/of een motivering te worden voorzien. (ii) Indien u van oordeel bent dat een in die andere rapportage (-s) genoemd aspect niet van belang is, dient u dit gemotiveerd aan te geven, met vermelding welke gevolgen dit heeft voor de conclusie van die andere rapportage (-s). (iii) U dient eventuele nadere informatie die u nodig heeft en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te sturen aan de advocaat van de wederpartij. U wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
3.8.13.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige voorshands ten laste van [appellant] te brengen. Het hof zal het voorschot op de kosten van de deskundige bepalen op € 1.800,00 (inclusief btw). [appellant] dient het voorschot binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die hij van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal ontvangen, te voldoen. Te zijner tijd zal in het eindarrest worden beslist welke partij uiteindelijk de kosten van het deskundigenbericht zal dienen te dragen.

4.De uitspraak

Het hof:
4.1
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de in rov. 3.8.11. opgenomen vragen:
M. van der Stelt
DEKRA Automotive
[adres]
[postbus]
[postcode] [vestigingsplaats]
Telefoon: [telefoonnummer]
E-mail:
[emailadres];
4.2.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toestuurt;
4.3.
bepaalt dat [appellant] binnen twee weken na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zal stellen en dat partijen alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken, waarbij gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij;
4.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat hij daartoe van de griffier bericht heeft ontvangen;
4.5.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de concept-rapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
4.6.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
4.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te sturen;
4.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
4.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.800,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot alsnog nader zal bepalen;
4.10.
bepaalt dat [appellant] laatstgemeld bedrag zal voldoen binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
4.11.
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
4.12.
benoemt mr. M. van der Schoor tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof), dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
4.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant] ;
4.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, Z.D. van Heesen-Laclé en M. van der Schoor en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 augustus 2023.
griffier rolraadsheer