ECLI:NL:GHSHE:2023:2738

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
200.328.605_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023, waarin de minderjarige onder toezicht werd gesteld. De moeder voerde aan dat het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming niet correct was uitgevoerd en dat er geen rekening was gehouden met de belangen van de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) gaven aan dat de ondertoezichtstelling niet alleen gericht was op contactherstel tussen de minderjarige en de vader, maar ook op de ouders zelf. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 augustus 2023 werd de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat leidde tot een zorgvuldige afweging door het hof. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling op dat moment niet het juiste middel was om de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige weg te nemen. Het hof oordeelde dat de risico's van een ondertoezichtstelling te groot waren en dat de minderjarige de ruimte moest krijgen om op haar eigen tempo contact met de vader aan te gaan. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling werd afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 24 augustus 2023
Zaaknummer : 200.328.605/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/391176 / JE RK 23-371
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een geheim bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.T.P. Tielemans,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te [vestigingsplaats] , hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI);
Als informant wordt aangemerkt:
[de vader], wonende te [woonplaats] , hierna te noemen: de vader.
Deze zaak gaat, kortgezegd, over de ondertoezichtstelling van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 juni 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 juli 2023, heeft de raad verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Tielemans;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI;
  • de vader.
2.4.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en de voorzitter heeft haar samen met de griffier op 31 juli 2023 buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek, zakelijk weergegeven, aan alle aanwezigen voorgehouden, waarna zij de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 5 juli 2023;
  • het V6-formulier met de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2023 inzake de omgangsregeling, conform afspraak op 1 augustus 2023 door mr. Tielemans nagezonden.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] woont bij de moeder, die het eenhoofdig gezag heeft.
3.2.
De vader heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend tot het vastleggen van een omgangsregeling. In het kader van dit verzoek heeft de rechtbank aan de raad verzocht om een onderzoek te verrichten naar de (on)mogelijkheden van omgang tussen de vader en [minderjarige] . De raad heeft het onderzoek vervolgens uitgebreid naar een beschermingsonderzoek en heeft de rechtbank verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] met ingang van 11 mei 2023 tot 11 mei 2024 onder toezicht gesteld.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Het onderzoek door de raad is niet correct uitgevoerd en bovendien gebaseerd op veel onjuistheden. De moeder heeft hierover een klacht bij de raad ingediend. Deze klacht moet nog worden behandeld. Er lijkt geen rekening te zijn gehouden met de belangen van [minderjarige] . Het is niet in het belang van [minderjarige] dat zij tegen haar zin contact heeft met de vader. Vermoedelijk zal dit contraproductief werken. [minderjarige] ervaart veel stress en onrust van de situatie. Zij gaat sinds februari 2023 naar speltherapie. De speltherapeut heeft in een recente rapportage aangegeven dat [minderjarige] veel behoefte heeft aan veiligheid en aandacht voor relatie-opbouw en dat [minderjarige] het moeilijk vindt haar grenzen aan te geven.
De vader heeft in de periode van eind april 2012 tot november 2019 en vanaf mei 2021 tot heden geen enkele rol in het leven van [minderjarige] gespeeld. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader. Sinds hij een nieuwe vriendin heeft kijkt hij niet meer naar [minderjarige] om. Verder is de moeder ermee bekend dat de vader onwaarheden vertelt en dat hij afspraken niet nakomt. De moeder heeft geen eerlijke kans gehad om een vrijwillig hulpverleningstraject aan te gaan en is overrompeld door de gang van zaken. Het is niet duidelijk waarop gebaseerd is dat [minderjarige] tussen de ouders klem zou zitten en zij last zou hebben van loyaliteitsproblemen. De moeder heeft een aantal jaren geleden hulp gezocht voor haar persoonlijke problematiek. Zij heeft op dit moment ook gesprekken met de praktijkondersteuner, omdat zaken uit het verleden weer worden opgerakeld. De moeder benadrukt dat het voor het overige goed gaat met haar en met [minderjarige] .
3.6.
De raad voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De ondertoezichtstelling is niet alleen gericht op het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader, maar er zijn ook doelen geformuleerd die gericht zijn op de persoon van de moeder en de vader. Het is juist dat het onderzoek door de raad ongelukkig is verlopen. De raad is te hard van stapel gelopen door te snel te willen toewerken naar een uitgebreide omgangsregeling. De raad erkent dat dit niet in het belang van [minderjarige] is. De raad heeft wel de indruk gekregen dat er bij [minderjarige] een zekere nieuwsgierigheid naar de vader is en dat zij diep van binnen de wens heeft om het contact met de vader te herstellen. Ze heeft in het verleden ook de lieve en goede kanten van de vader gezien. De raad vermoedt derhalve dat de deur bij [minderjarige] niet helemaal dicht is. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat [minderjarige] over volwassen zaken praat, waarvan zij niet op de hoogte dient te zijn. Zo zou het de vader te doen zijn om geld. Ten aanzien van de vader zijn er zorgen dat hij weer afhaakt. Tussen de ouders is er weinig onderling vertrouwen. Zonder een ondertoezichtstelling verwacht de raad niet dat de ouders in staat zullen zijn om de vader een plek in het leven van [minderjarige] te geven en het beeld van de vader bij [minderjarige] levend te houden.
3.7.
De GI voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
De GI heeft met de ouders en met [minderjarige] afzonderlijk gesproken. De eerste afspraak met de vader kon niet doorgaan, omdat hij het bericht niet had ontvangen. Daarna is een afspraak doorgegaan, maar de vervolgafspraak is weer door vader afgezegd omdat hij ziek was. Met de moeder en [minderjarige] is ook gesproken. [minderjarige] heeft aangegeven geen contact met de vader te willen, omdat ze geen vader wil die haar teleurstelt. In de huidige omstandigheden is het te risicovol in te zetten op omgang. Dit doet wellicht meer schade dan goed. [minderjarige] heeft al moeite met het aangeven van haar grenzen. Het feit dat zij aangeeft dat zij alleen last minute wil afspreken is vermoedelijk een stukje zelfbescherming. De GI wijst er daarnaast op dat [minderjarige] in een belangrijke periode van haar leven zit nu ze de overstap maakt naar de middelbare school. Dit is voor haar al een stressvolle periode waarbij ze niet nog andere stress kan gebruiken. De GI denkt wel dat de verstoorde verhouding met de vader [minderjarige] in de toekomst kan achtervolgen. Vooral, omdat haar halfzusje [halfzusje] wel contact heeft met de vader. In zoverre is er sprake van een ontwikkelingsbedreiging.
Een ondertoezichtstelling heeft volgens de GI, alleen meerwaarde, indien bewerkstelligd kan worden dat [minderjarige] weet dat zij op beide ouders kan vertrouwen. Er moet vanuit het systeem worden bezien welke blokkades er bij de ouders zitten. Enkel vanuit die basis kan gekeken worden naar contactherstel. Daarbij is het van belang dat de ouders naar hun eigen aandeel kijken. Het zou volgens de GI goed zijn als de ouders tegen [minderjarige] zouden zeggen: “sorry dat je dit gevoel door ons hebt gekregen”. Indien er bij (één van) de ouders sprake is van mentale klachten als somberheid en depressie, dan dient de focus daarop te liggen. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij twee gezonde ouders heeft. Voor de vader is een ondertoezichtstelling misschien wel een laatste optie om te bewijzen hoe belangrijk [minderjarige] voor hem is. Dat hij geen gezag heeft hoeft geen belemmering te zijn. De motivatie moet vanuit hemzelf komen. De GI vreest dat de ondertoezichtstelling mogelijk contraproductief werkt.
3.8.
De vader voert, zakelijk weergeven, aan dat hij graag wil laten zien hoeveel hij van [minderjarige] houdt en het contact met [minderjarige] graag wil herstellen. Het is niet juist dat [minderjarige] van de vader niet mee mocht naar het pannenkoekenhuis. Het is de moeder geweest die dit heeft verhinderd. Vanaf het moment dat de vader een nieuwe relatie kreeg mocht hij [minderjarige] niet meer zien. Het is maar één of twee keer voorgekomen dat hij een afspraak met [minderjarige] heeft afgezegd. De vader heeft recent wel een afspraak met de GI afgezegd, niet omdat hij ziek was, maar omdat zijn jongste dochter een dag daarvoor één jaar was geworden en hij haar al lange tijd niet had gezien. Hierdoor heeft de vader drie dagen niet kunnen slapen. De vader is onder behandeling bij een psycholoog. De vader ervaart somberheidsklachten, omdat hij zijn drie dochters niet of nauwelijks mag zien. De moeders van zijn kinderen houden dit tegen en zij maken hem zwart.
Aanvankelijk was de vader het niet eens met het verzoek van de raad, maar hij denkt nu dat de maatregel nodig is om het contact tussen hem en [minderjarige] te herstellen. Het is wel belangrijk dat het contact langzaam wordt opgebouwd en dat de vader niet wordt tegengewerkt. Onder die omstandigheden is de vader wel degelijk in staat om een omgangsregeling met [minderjarige] na te komen.
Het wettelijk kader
3.9.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De overwegingen van het hof
3.10.
Het hof stelt voorop dat het voor een kind in beginsel belangrijk is om met beide ouders een onbelast contact te kunnen onderhouden. Dit is onder meer van belang, omdat de identiteit van een kind door beide ouders wordt bepaald. [minderjarige] wordt in zoverre ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, omdat zij door omstandigheden geen onbelast contact met de vader heeft.
3.11.
[minderjarige] is een twaalfjarig meisje dat een belast verleden kent in het contact met de vader. De vader is uit beeld geraakt toen [minderjarige] circa tien maanden oud was. In de periode eind 2019 tot juni 2021 is het contact tussen [minderjarige] en de vader hersteld, overigens in een vrijwillig kader, maar hierna is het contact weer verbroken.
De ervaringen die [minderjarige] in het verleden heeft opgedaan in de contacten met de vader hebben er bij haar toe geleid dat zij zich door de vader voelt afgewezen en het gevoel heeft bij hem op een lagere plaats dan zijn andere kinderen te staan. [minderjarige] heeft meerdere teleurstellingen en verlieservaringen opgedaan, waardoor zij geen vertrouwen meer in de vader heeft. Zij lijkt zichzelf te beschermen voor een nieuwe afwijzing door het contact met de vader uit de weg te gaan. De gedachte dat er een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader zal worden opgelegd leidt bij [minderjarige] tot veel weerstand en stress.
3.12.
De vraag die aan het hof voorligt is of een ondertoezichtstelling de geëigende weg is om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Daarbij heeft te gelden dat er voor het opleggen van een zogenoemde ‘omgangsondertoezichtstelling’ een strenge maatstaf geldt. De nodige hulpverlening binnen het gedwongen kader dient in de huidige omstandigheden slechts te worden ingezet, indien er voldoende vertrouwen is dat de hiervoor genoemde ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] kan worden weggenomen en er geen minder ingrijpende middelen voorhanden zijn.
Het hof is van oordeel dat dit vertrouwen er op dit moment en onder de huidige stand van zaken onvoldoende is. Alles overziende acht het hof het risico dat een ondertoezichtstelling een averechts, contraproductief en derhalve schadelijk effect zal sorteren te groot.
3.13.
Het hof ziet een vader die veel van [minderjarige] houdt en het contact met haar wil herstellen, maar die onmachtig is om de belangen van [minderjarige] op de eerste plaats te stellen. Het hof heeft, ook uit eigen waarneming, alsmede op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, een beeld van de vader gekregen, dat de vader niet in staat lijkt te zijn om in het belang van [minderjarige] te handelen. Er is een patroon waarneembaar, waarbij de vader afspraken afzegt of niet op afspraken verschijnt, om voor hem logische redenen. Wat dit voor [minderjarige] tot gevolg heeft ziet hij niet, of kan hij niet zien. De vader lijkt zich voornamelijk slachtoffer te voelen van het onbegrip wat hij van de raad en allerlei hulpverlenende instanties ervaart. Daar komt bij, zoals de rechtbank reeds heeft overwogen, dat het niet duidelijk is wat de wensen van de vader zijn en op welke wijze de vader op een structurele wijze vorm kan geven aan zijn ouderschap. Deze zorgen worden versterkt doordat de vader te kampen heeft met mentale klachten en hij eveneens strijdt voor omgang met zijn twee andere dochters. Alhoewel dit vanuit de positie van de vader begrijpelijk of invoelbaar is, brengt dit een te groot afbreukrisico met zich. Voorkomen moet worden dat het contact tussen de vader en [minderjarige] opnieuw tot verlieservaringen zal leiden. Het hof weegt in zijn oordeel de sterk voelbare twijfels mee die de GI heeft ten aanzien van (het zelfs mogelijk negatieve effect van) de ondertoezichtstelling.
Het hof merkt daarbij nog op dat het op de weg van de vader ligt om binnen het vrijwillige kader aan zijn persoonlijke problematiek te werken zodat de zorgen die er over zijn mentale situatie zijn worden weggenomen. Daarbij kan het helpend zijn als de vader hulp zoekt om een duidelijk en realistisch beeld te kunnen vormen ten aanzien van zijn wensen en mogelijkheden in het contact met zijn drie dochters.
3.14.
Het hof neemt tenslotte in overweging dat [minderjarige] na de zomervakantie zal starten met de havo en dit al de nodige verandering en mogelijk ook spanning voor [minderjarige] met zich brengt, terwijl gebleken is dat [minderjarige] er moeite mee heeft om haar grenzen aan te geven. Ook dit maakt dat het hof het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling, althans voor dit moment, niet het geëigende middel acht om de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] weg te nemen. Mede gelet op de bevindingen van de speltherapeut, dient [minderjarige] de rust en ruimte te ervaren om op haar eigen tempo, en derhalve niet onder drang, het contact met de vader weer aan te gaan. Hopelijk gaat [minderjarige] op termijn deze ruimte weer ervaren.
3.15.
Het hof ziet in hetgeen de raad voor het overige naar voren heeft gebracht ook geen aanleiding om de ondertoezichtstelling te laten voortduren. Het gaat in beginsel goed met [minderjarige] en het hof vertrouwt erop dat de moeder binnen het vrijwillige kader zonodig hulpverlening voor [minderjarige] zal inzetten, zoals zij in het verleden ook heeft gedaan.
Voor [minderjarige]
3.16.
Het hof heeft goed naar jou, je moeder, je vader, de Raad voor de Kinderbescherming en de gezinsvoogd, mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] , geluisterd. Je vader wil graag contact met jou en heeft ook tegen het hof gezegd dat hij veel van je houdt. Tegelijkertijd is bijna iedereen bang dat als dit allemaal gedwongen moet, er een grote druk op jou komt die te veel stress geeft. Het hof vindt het belangrijk dat je in alle rust op je nieuwe school kan starten, zonder extra gedoe. Het hof beëindigt de ondertoezichtstelling en gaat er vanuit dat dit jou voor nu even rust geeft. Misschien kan de speltherapie, als die weer begint, je helpen om na te denken hoe jij eventueel over een tijdje contact met je vader zou willen, als je daaraan toe bent. Het hof gunt jou een fijn contact met je vader en hij wil het ook graag.
Conclusie
3.17.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat het inleidende verzoek van de raad alsnog met ingang van de datum van deze beschikking wordt afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 15 mei 2023;
en opnieuw recht doende:
wijst met ingang van 24 augustus 2023 alsnog af het inleidend verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en M.A. Ossentjuk en is op 24 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.