Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 17 augustus 2021 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- de akte uitlating mondelinge behandeling na aanbrengen van de zijde van de vrouw van 3 augustus 2021;
- de brief van de advocaat van de man van 21 september 2021 met de producties 39 tot en met 41;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 4 oktober 2021;
- de memorie van grieven met producties 39 (vervanging van de tijdens de mondelinge behandeling na aanbrengen overgelegde productie 30 tot en met 43 tevens houdende eiswijziging;
- de memorie van antwoord met de producties 23 tot en met 26;
- de akte uitlating van de zijde van de man van 22 februari 2022;
- de antwoordakte van de zijde van de vrouw van 22 maart 2022.
6.De beoordeling
- De vrouw is in deze bijgestaan door mr. C.J. Lemmens, advocaat te Deurne.
- De man is in deze bijgestaan door mr. C. Verfuurden, advocaat te Eindhoven.
- Partijen wensen de gevolgen van de uit te spreken echtscheiding te regelen in de navolgende bepalingen, waarbij beoogd wordt om vast te stellen hetgeen tussen hen rechtens geldt en mogelijke geschillen buiten de rechter om te regelen, welke bepalingen aldus hebben te gelden als een vaststellingsovereenkomst in de in van artikel 900 Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
manwordt toebedeeld en toegescheiden:
vrouwwordt toebedeeld en toegescheiden:
Slotverklaringen
manheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Hij heeft drie grieven aangevoerd, zijn eis gewijzigd en geconcludeerd tot (het hof begrijpt:) vernietiging van het bestreden vonnis, en gevorderd, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
gecertificeerd en gekwalificeerd taxateur, bij voorkeur ingeschreven in het register vastgoedtaxateurs, in de regio Someren actief en niet eerder betrokken bij de taxatie van de betreffende percelen;
registeraccountantzulks, gezien de aard en bescheiden omvang van de onderneming en het feit dat een en ander plaatsvindt in het kader van de reeds in 2019 uitgesproken en ingeschreven echtscheiding en daarmee verband houdende verdeling, en gelet op de overeengekomen peildatum van 1 januari 2019 op basis van de intrinsieke waarde te herleiden uit de jaarrekening 2018, en daarbij rekening te houden met de latente belastingclaim;
registeraccountant, zulks eveneens gezien de aard en bescheiden omvang van deze onderneming en gelet op het feit dat de waardering plaatsvindt in het kader van de echtscheiding die reeds enkele jaren geleden is uitgesproken en ingeschreven, op basis van de intrinsieke waarde gebaseerd op de jaarstukken 2018 (inclusief latente belastingclaim);
- de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst onder invloed van bedrog (grief 1);
- de benadeling voor meer dan een kwart (art. 3:196 BW) (grief 2);
- de eisen van redelijkheid en billijkheid (grief 3).
primairen subsidiair weergegeven.
meer subsidiairevordering verder aangevoerd dat indien de verdeling/ vaststellingsovereenkomst niet voor vernietiging in aanmerking komt, sprake is van een overgeslagen goed als bedoeld in art. 179 lid 2 BW.
rechtbankoverwoog in rov. 3.7. tot en met 3.9. over het beroep van de man op het bepaalde in art. 3:44 BW als volgt:
manricht zich tegen dit oordeel van de rechtbank. Hij licht zijn grief als volgt toe.
omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan. Blijkt bij een der partijen een misvatting te (hebben) bestaan over hetgeen
feitelijkdaaraan ten grondslag werd gelegd en is dat terug te voeren op door de onder bewust/opzettelijk of toerekenbaar verzwegen informatie of verkeerd verstrekte informatie, dan is óók bij een vaststellingsovereenkomst een beroep op bedrog mogelijk.
vrouwis van bedrog en opzet geen sprake.
hofoverweegt als volgt.
de juridische waarheid(zijn de bedragen afkomstig uit
bij uitsluitingvanuit de nalatenschap van [persoon A] verkregen privévermogen van de vrouw of betreft het (ander) voorhuwelijks privévermogen van de vrouw dat in de huwelijksgemeenschap is gevallen) in het midden te laten en ter beëindiging van hun geschil, althans ter beëindiging van deze onzekerheid, samen een beslissing te nemen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de overbedelingsvordering van de vrouw op de man. In dat verband is ook van belang dat de man zich tot een advocaat heeft gewend, mr. Verfuurden, om hem te adviseren over het convenant. Het hof wijst op de inhoud van de brief d.d. 15 april 2019 van mr. Verfuurden aan de man (prod. 24 hb):
Dus valt ook dan buiten dit gebeuren.”
manis het met dit oordeel niet eens.
vrouwbetwist uitdrukkelijk dat de man geen afdoende wetenschap en kennis heeft gehad over de omvang en waarde van de gemeenschap.
hofoverweegt als volgt.
manheeft zijn beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid in eerste aanleg vooral gebaseerd op zijn financiële situatie. In hoger beroep voert de man aan dat de door hem geschetste wijze van totstandkoming van het convenant en met name de door de vrouw achtergehouden informatie ertoe leiden dat aan hem ook een beroep op de redelijkheid en billijkheid toekomt. Met name beroept de man zich op artikel 7:904 BW.
vrouwbetwist dat zich een situatie als bedoeld in art. 7:904 BW voordoet. Zij verwijst naar de door haar geschetste feiten en omstandigheden.
hofoverweegt als volgt.
ineen vaststellingsovereenkomst een
beslissingis overgelaten aan een derde of aan één partij. Deze situatie doet zich hier niet voor. Nergens uit blijkt dat in de vaststellingsovereenkomst zelf een beslissing is overgelaten aan de vrouw alleen of aan een derde. Het beroep van de man op vernietiging van de overeenkomst op grond van art. 7:409 lid 1 BW faalt dan ook.
de manzich hier allereerst beroept op de door hem gestelde (tijds)druk die aan de totstandkoming van het convenant voorafging en de “druk op de ketel” die door de vrouw werd opgevoerd. Daardoor is geen sprake geweest van een “zorgvuldig doorlopen proces” aldus de man. Verder beroept de man zich erop dat de vrouw informatie voor hem heeft achtergehouden.
vrouwheeft een en ander gemotiveerd weersproken. Zij heeft in dit verband verwezen naar het feit dat de mediation tussen partijen al in december 2018 is gestart, terwijl het convenant op 16/17 april 2019 is gesloten. Tevens heeft zij een chronologische schets van de gebeurtenissen weergegeven waaruit het verloop van de totstandkoming blijkt.
hofis van oordeel dat de man, tegenover de gemotiveerde betwisting van de vrouw, onvoldoende omstandigheden heeft gesteld die, indien bewezen, tot de conclusie kunnen leiden dat een beroep door de vrouw op de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De door de man gestelde tijdsdruk is daartoe onvoldoende, temeer ook omdat hij zelf (zo blijkt uit de brief van mr. Verfuurden van 15 april 2019) heeft aanvaard dat de advocaat hem zou adviseren over het convenant zonder de beschikking te hebben over de onderliggende stukken omdat hij zelf "ook graag snel van de zaak af [wil] (“ Om u van een volledig advies te kunnen voorzien, heb ik van u ook de stukken nodig op basis waarvan het convenant is gemaakt, zoals bijvoorbeeld de akte van levering van de woning, de hypotheekakte, taxatierapporten, jaarstukken onderneming, etc. U gaf aan dit te begrijpen. Desalniettemin hebt u mij toch verzocht u te adviseren. U wilt ook graag snel van de zaak af.”) Ook voor wat betreft het achterhouden van informatie heeft de man, gelet op de gemotiveerde betwisting door de vrouw, en in het licht van de (totstandkoming van de) vaststellingsovereenkomst waarin het geschil over het bedrag van € 265.000,-- en de lijfrentepolis uitdrukkelijk zijn benoemd, onvoldoende gesteld.
manvoert in dit verband het volgende aan.
vrouwheeft de vordering betwist.
hofoverweegt als volgt.
- resultaat toedeling aan man € 380.000,--
- resultaat toedeling aan vrouw € 210.202,85
- verschil toedeling man – vrouw € 169.828,12 ten nadele van de vrouw
- de man dient aan de vrouw te voldoen: