ECLI:NL:GHSHE:2023:2659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
200.328.352_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzakelijke ondertoezichtstelling voor nader onderzoek naar de vader in het belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2023, gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om nader onderzoek te doen naar de vader, die problematisch gedrag vertoont, waaronder middelenmisbruik en agressie. De rechtbank Oost-Brabant had eerder besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen, wat de moeder niet kon accepteren. De vader, die niet ter mondelinge behandeling verscheen, heeft een geschiedenis van huiselijk geweld en is betrokken bij een nieuwe relatie die ook problematisch is. De Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI) hebben beide gepleit voor voortzetting van de ondertoezichtstelling, waarbij de GI de regie over de omgang tussen de vader en de minderjarige zou krijgen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de moeder over de vader serieus moeten worden genomen en dat er voldoende aanleiding is voor nader onderzoek naar de problematiek van de vader. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden noodzakelijk geacht om de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige af te wenden. De moeder's verzoek om de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden is afgewezen, omdat er onvoldoende tijd is om een breder beeld van de situatie te verkrijgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 17 augustus 2023
Zaaknummer : 200.328.352/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/392061 / JE RK 23-517
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Oost-Brabant, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de ondertoezichtstelling van
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant, statutair gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
Als informant wordt aangemerkt:
[de vader], wonende te [woonplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 26 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 juni 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, althans te bepalen dat het beroep gegrond is.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 14 juli 2023, heeft de raad verzocht het verzoek van de moeder af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift met twee producties, ingekomen ter griffie op 20 juli 2023, heeft de GI verzocht het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Van de Laar
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] , jeugdbeschermer en [vertegenwoordiger van de GI 2] , jurist.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 april 2023, overgelegd door de advocaat van de moeder bij brief van 24 juli 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 juli 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] geboren [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
3.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] woont samen met zijn moeder bij de grootvader van moederszijde.
3.3.
[minderjarige] is erkend door de vader. De vader woont samen met zijn partner; zij hebben samen een kind gekregen: [kind] .
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 26 april 2023 tot 26 april 2024.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, aan dat zij een goede moeder is en de juiste opvoeding aan [minderjarige] geeft. Op de opvoedcapaciteiten van de moeder is niets aan te merken. Zij is een warme moeder die zich volledig opoffert voor de belangen van [minderjarige] .
Het probleem is de vader van [minderjarige] . Hij wil omgang met [minderjarige] , terwijl de moeder van mening is dat omgang niet in het belang van [minderjarige] is. De vader neemt aanzienlijke hoeveelheden drugs en alcohol in en komt in contact met verkeerde mensen. Hij is agressief. De moeder is tijdens de samenwoning met hem diverse malen mishandeld, in aanwezigheid van [minderjarige] . Het wangedrag van de vader heeft ertoe geleid dat de moeder een zeer traumatische ervaring heeft opgedaan. Zij heeft angst voor de vader. Ook [minderjarige] heeft het nodige meegekregen van het wangedrag van de vader.
De vader heeft na het verbreken van de relatie met de moeder een relatie gekregen met een andere vrouw. Deze relatie is inmiddels ook beëindigd vanwege agressie, drank en drugs. Deze partner heeft ook een kind met de vader en heeft dezelfde problemen als de moeder ervaren. De moeder verwijst naar WhatsApp-berichten die zij als productie 2 bij het beroepschrift heeft overgelegd. De vader kan de hulpverleners om zijn vinger draaien.
Het verzoek van de raad moet worden afgewezen omdat het alleen is bedoeld om omgang tussen de vader en [minderjarige] tot stand te brengen. Van een situatie als bedoeld in art. 1:254 BW is geen sprake. Als er geen contact is worden de zedelijke en/of geestelijke belangen van [minderjarige] niet ernstig bedreigd. De hulpverlening behoort geen enkele rol te spelen. Er is te veel gebeurd en de vader blijft agressief, dat zit in zijn karakter. Dit levert gevaar op voor [minderjarige] , maar ook voor de moeder en de latere partner van de vader en diens kind. [minderjarige] wordt door de ondertoezichtstelling en door de bedoeling dat er contacten komen tussen hem en zijn vader bang, onrustig en onzeker.
Subsidiair is een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden niet op zijn plaats en dient in tijd te worden beperkt tot zes maanden. In die periode kan worden bezien of het in het belang van [minderjarige] is dat hij omgang heeft met de vader.
3.7.
De raad voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, aan dat sprake is van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] omdat de onderlinge, gespannen verhoudingen tussen de ouders niet toestaan dat de vader een passende rol krijgt in het leven van [minderjarige] . Wanneer hij niet de gelegenheid krijgt een band op te bouwen met beide ouders, terwijl hij zelf aangeeft graag een band met beide ouders te willen, heeft deze gespannen situatie een negatief effect op de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] en zijn loyaliteit. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid die bedreiging weg te nemen om [minderjarige] een band te laten opbouwen met zijn vader.
Het hoger beroep lijkt met name gericht op het aanleveren van bewijs van moeders visie op vader en niet gericht op het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] . De moeder lijkt verder verhard te raken, wat de raad zorgen baart. Het is in het belang van [minderjarige] dat hij in een rustige opvoedsituatie opgroeit waar hij contact kan hebben met leeftijdsgenoten en van waaruit hij een onbelast contact kan hebben met zijn beide ouders.
De raad heeft om een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar gevraagd omdat zo een neutrale derde in het gezin komt die de regie kan gaan oppakken en de belangen van [minderjarige] centraal kan gaan stellen. Een termijn van zes maanden is te kort om regie te voeren in het gezin en de ontwikkelingsbedreiging te doen afnemen.
3.8.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, aan dat beide ouders hun inzet hebben getoond en actief deelgenomen tijdens de gesprekken met de GI. De vader heeft aangegeven dat hij hoopt op contact met zijn zoon [minderjarige] . De moeder heeft aangegeven dat zij [minderjarige] een vader gunt, maar dat dit wel een veilig persoon moet zijn.
De GI is van mening dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door het ontbreken van een passend contact met de vader. [minderjarige] kan momenteel geen eigen beeld vormen van zijn vader, wat schadelijk is voor zijn identiteitsontwikkeling. Tijdens de ondertoezichtstelling moet worden onderzocht op welke manier een veilig en positief contact kan plaatsvinden tussen [minderjarige] en zijn vader.
Op basis van de gevoerde gesprekken met de ouders schat de GI in dat het de ouders niet lukt om hier zelf afspraken over te maken. Er is sprake van een gespannen onderlinge verhouding waarbij ex-partnerstrijd op de voorgrond staat. Het lukt de ouders niet om in het belang van [minderjarige] te denken en te kijken naar hun ouderrol. Deze situatie heeft een negatief effect op de ontwikkeling van [minderjarige] .
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.9.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW.
3.9.3.
In aanvulling daarop merkt het hof op dat de zorgen van de moeder over de vader serieus moeten worden genomen. Daartoe is aanleiding omdat volgens de moeder tijdens de relatie sprake van huiselijk geweld waarvan [minderjarige] getuige was. Ook is volgens de moeder bij de vader sprake van middelenmisbruik. Dat de vader hierin zijn leven heeft gebeterd gelooft de moeder niet omdat de geschiedenis zich volgens haar herhaalt met de nieuwe partner van de vader en hun kind. De moeder is bang voor de vader en bang dat [minderjarige] niet veilig is bij de vader. Naar het oordeel van het hof is er reden om met deze angsten van de moeder zorgvuldig om te gaan.
In het raadsrapport leest het hof dat de huisarts van de vader aangeeft dat de vader bij hem bekend is met problemen ter zake impulsbeheersing als er sprake is van stress. Alcohol kan daarbij een trigger zijn voor hem. De laatste keer dat dit voorkwam was in december 2022. Ook leest het hof in het raadsrapport dat de vader gesprekken heeft gehad met een psycholoog. Dit traject is in november/december 2022 afgesloten. Reden voor de aanmelding was dat de vader van depressieve buien en stemmingswisselingen af wilde en opgekropte ervaringen een plek wilde geven. In een traject van acht sessies is hier met de vader aan gewerkt. De vader staat op de wachtlijst voor een vervolgtraject bij [instantie] .
De vader beschrijft zichzelf in het raadsrapport als iemand die snel geïrriteerd kan raken. Zolang hij zich kan herinneren heeft hij problemen met zijn emotie regulatie. Hij is gevoelig voor prikkels als gevolg van grote groepen met mensen. Hij raakt dan geprikkeld en is snel moe en kan fel en boos reageren. Ook geeft de vader aan dat hij en de moeder veel ruzie met elkaar maakten en beiden heftig konden reageren. Vader kan zich ook herinneren dat hij één keer ruzie heeft gehad met de moeder in aanwezigheid van [minderjarige] . [minderjarige] is daarbij onder de tafel gekropen.
Ter bescherming van [minderjarige] is derhalve voldoende aanleiding om nader onderzoek te doen naar de problematiek bij de vader.
3.9.4.
Voorts is van belang dat de rechtbank Oost-Brabant inmiddels bij beschikking van 13 juli 2023 heeft bepaald dat de vader gerechtigd is tot contact met [minderjarige] iedere week een dagdeel, waarbij de GI de regie krijgt over de invulling van het contact, zoals de dag, de tijdstippen, de locatie en eventuele begeleiding van het contact. Ook is de GI gerechtigd om de omgang uit te breiden naar een hele dag, indien de GI dit in het belang van [minderjarige] acht.
Om invulling te kunnen geven aan de omgang tussen de vader en [minderjarige] is een breder beeld nodig van de vader. De ondertoezichtstelling is in dat kader nodig omdat er nog veel moet worden uitgezocht. Dat gebeurt niet als de ondertoezichtstelling wordt opgeheven, hetgeen niet in het belang is van [minderjarige] noch van de moeder. De ouders worden niet in staat geacht deze omgang, als deze al veilig kan plaatsvinden, in het vrijwillig kader te organiseren en in te vullen.
3.9.5.
Het hof acht een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van 12 maanden noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden. Het subsidiaire verzoek van de moeder om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden wordt afgewezen nu niet aannemelijk is dat, mede gelet op de tijd die inmiddels sinds de aanvang van de ondertoezichtstelling is verstreken, binnen die termijn een breder beeld is verkregen van de mogelijke problematiek van de vader respectievelijk wat in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
3.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 10 mei 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en H. van Winkel en is op 17 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.