ECLI:NL:GHSHE:2023:2655

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
200.325.906_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2006. De moeder verzoekt om vernietiging van een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader zijn verlengd. De rechtbank had op 9 februari 2023 besloten dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd wordt tot 9 maart 2024, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader. De moeder is van mening dat de gecertificeerde instelling (GI) onvoldoende invulling geeft aan de ondertoezichtstelling en dat er een ontwikkelingsbedreiging is voor de minderjarige, die bij de vader woont. De GI stelt echter dat de minderjarige niet naar school gaat en dat er een ontwikkelingsbedreiging is, maar dat de huidige situatie bij de vader voldoende is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juli 2023 is de moeder gehoord, evenals de GI, maar de vader is niet verschenen. De minderjarige heeft ervoor gekozen om geen contact te hebben met de moeder, wat door de GI wordt gerespecteerd. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de GI gewogen en komt tot de conclusie dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd zijn. Het hof stelt vast dat de moeder, hoewel zij het gezag heeft, niet in staat is om de minderjarige de benodigde zorg en stabiliteit te bieden. De huidige situatie bij de vader wordt als voldoende beoordeeld, en de grieven van de moeder worden verworpen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 17 augustus 2023
Zaaknummer : 200.325.906/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/313816 / JE RK 23-131
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.H. Poelman,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (hierna: de GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats]. Hierna te noemen: [minderjarige].
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 16 mei 2023, stelt de GI zich op het standpunt dat de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij de vader op de juiste gronden is verlengd door de kinderrechter.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder via de telefoon, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI].
2.3.1.
De raad heeft kenbaar gemaakt niet op de mondelinge behandeling te verschijnen.
2.3.2.
De vader is hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.3.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 9 februari 2023;

3.De beoordeling

3.1.
Het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [minderjarige] woont bij de vader.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 9 maart 2024 en is tevens de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader verlengd tot 9 maart 2024.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. De GI geeft onvoldoende invulling aan de ondertoezichtstelling. De moeder is belast met het gezag maar wordt noch door de GI noch door de vader geïnformeerd over [minderjarige]. De moeder weet op dit moment niet wat er speelt bij [minderjarige]. De moeder wil graag omgang met [minderjarige], maar er wordt door de GI slechts aangegeven dat hier bij [minderjarige] geen ruimte voor is. De ondertoezichtstelling is juist bedoeld om tot contactherstel te komen tussen [minderjarige] en de moeder. De opdracht van de rechtbank wordt niet opgevolgd door de GI. Verder is er juist in de huidige situatie sprake van een ontwikkelingsbedreiging die onder meer is gelegen in de omstandigheid dat [minderjarige] in de thuissituatie bij de vader veel op haarzelf is aangewezen en zodanige verantwoordelijkheden draagt dat ze onvoldoende aan haar eigen ontwikkeling toekomt. De vader is betrokken bij [minderjarige] maar op dit moment is het onduidelijk of de vader voldoende in staat is om voor [minderjarige] te zorgen en de stabiliteit te bieden die ze nodig heeft. Niet duidelijk is wat bij de vader wordt ingezet aan hulpverlening om ervoor te zorgen dat [minderjarige] in een veilig omgeving opgroeit. De moeder wil dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen en dat de bemoeienis vanuit de GI stopt.
3.5.
De GI voert, samengevat, het volgende aan. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging doordat [minderjarige] niet naar school gaat. [minderjarige] is gestopt met haar Havo-opleiding. Inmiddels heeft [minderjarige] zich ingeschreven voor een kappersopleiding MBO niveau 2. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] op korte termijn weer onderwijs gaat volgen. De GI acht het GI het ook zorgelijk dat er geen contact is met de moeder. Maar de GI vindt het ook begrijpelijk dat [minderjarige] als gevolg van een jarenlange complexe relatie met haar moeder ervoor kiest om geen contact te hebben met de moeder. De moeder is (nog meer) ontregeld geraakt door het raadsonderzoek naar de gezagsbeëindiging. De GI respecteert de wens van [minderjarige],
mede gelet op de leeftijd van [minderjarige]. De GI heeft samen met [minderjarige], de moeder en de therapeut van de moeder nog wel gekeken of contactherstel mogelijk was. Dit bleek niet het geval. Het lukt de GI ook niet (meer) om in contact met de moeder zelf te komen. [minderjarige] verblijft vanaf de zomer van 2019 bij haar vader. Het verblijf van [minderjarige] bij haar vader is goed genoeg. Een uithuisplaatsing van [minderjarige] naar een leefgroep is op dit moment niet noodzakelijk. De GI meent dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing bij de vader op terechte gronden zijn verlengd door de kinderrechter.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.6.2.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.6.3.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.6.4.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.6.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na een eigen weging en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten van zowel artikel 1:255 lid 1 BW als artikel 1:265b lid 1 BW. Het hof voegt daar nog het navolgende aan toe.
3.6.6.
Het hof stelt vast dat er nog steeds sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. De moeder is de ouder met het gezag maar is op dit moment niet in staat om [minderjarige] te bieden wat zij nodig heeft om veilig op te groeien, en [minderjarige] wil zelfs geen contact met haar moeder. De GI heeft zich binnen de ondertoezichtstelling ingespannen om te onderzoeken of contactherstel mogelijk is. Gebleken is verder dat [minderjarige] is uitgevallen van school en niet naar school toe gaat. Dit wordt ook door de moeder gezien als een ontwikkelingsbedreiging. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig voor [minderjarige] om de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen alsook om ervoor te zorgen dat de huidige plaatsing bij de vader gecontinueerd kan worden. Wanneer [minderjarige] weer bij de moeder thuis zou wonen, wordt zij steeds geconfronteerd met de psychische problematiek van de moeder. De zorgen over de moeder zijn bovendien toegenomen nu zij nog meer ontregeld is geraakt als gevolg van het raadsonderzoek naar de gezagsbeëindiging. Het verblijf van [minderjarige] bij de vader is onderzocht door de GI en goed genoeg bevonden. De grieven van de moeder falen.
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 februari 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en M.L.F.J. Schyns en is op 17 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. E.P. de Beij in tegenwoordigheid van de griffier.