In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 30 december 2022. De vader verzoekt om een wijziging van de zorgregeling voor zijn minderjarige kind, geboren in 2016, zodat het kind ook op dinsdagmiddag bij hem verblijft. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat de huidige regeling in het belang van het kind is. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 zijn beide ouders en hun advocaten gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en dat de huidige regeling, die in een ouderschapsplan is vastgelegd, goed functioneert. Het hof oordeelt dat de vader ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat het gaat om een eerste vaststelling van de zorg- en opvoedingstaken. Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeert het hof dat de gevraagde uitbreiding van de zorgregeling in het belang van het kind is. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en wijzigt de zorgregeling zodat het kind ook op dinsdag bij de vader verblijft. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.