ECLI:NL:GHSHE:2023:2653

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
200.324.485_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens gebrek aan vertrouwen en onzinnigheid van voortzetting

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die zonder bekende woon- of verblijfplaats was, had in hoger beroep verzocht om de opheffing van het bewind, dat was ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Limburg op 5 maart 2021. De rechthebbende stelde dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol was, omdat er een onherstelbaar gebrek aan vertrouwen was ontstaan tussen hem en de bewindvoerder. Hij voerde aan dat het bewind zijn leven negatief beïnvloedde en dat hij niet langer als een klein kind behandeld wilde worden.

De bewindvoerder daarentegen betoogde dat de financiële situatie van de rechthebbende stabiel was en dat het bewind hem hielp bij het vinden van woonruimte. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 zijn zowel de rechthebbende als de bewindvoerder gehoord, maar de dochter en zoon van de rechthebbende waren niet verschenen.

Het hof oordeelde dat de voortzetting van het bewind niet langer zinvol was, gezien het gebrek aan vertrouwen en de emotionele belasting die het bewind met zich meebracht voor de rechthebbende. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg en heeft het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen toegewezen, met ingang van 1 september 2023. Tevens werd bepaald dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moest afleggen aan de rechthebbende.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 17 augustus 2023
Zaaknummer: 200.324.485/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10141173 BM VERZ 22-4402
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
zonder bekende woon- of verblijfplaats, bereikbaar via een postadres in [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: voorheen mr. J.B.G. Gelissen, thans zonder advocaat,
Als belanghebbenden merkt het hof aan:
[de bewindvoerder] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
[de dochter] ,
wonende op een voor het hof bekend geheim adres,
hierna te noemen: de dochter,
[de zoon] ,wonende op een voor het hof bekend geheim adres,
hierna te noemen: de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 17 maart 2023, heeft de rechthebbende verzocht om, voor zover de wet dit toelaat, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Dit hoger beroep gegrond te verklaren;
2. De bestreden beschikking te vernietigen;
3. Het bewind aldus op te heffen;
4. Geïntimeerde – naar het hof begrijpt de bewindvoerder – tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van de integrale proceskosten van appellant, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking van het hof, en – voor het geval voldoening van de (na) kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf verstrijking van voornoemde termijn tot aan de dag van de voldoening.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende;
  • de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
2.3.1.
De dochter en de zoon van de rechthebbende zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

3.De feiten

3.1.
Bij beschikking van 5 maart 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, over de goederen die aan [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van de rechthebbende, met benoeming van [de bewindvoerder] B.V. te [vestigingsplaats] tot bewindvoerder. Voorts is bepaald dat inschrijving in het daartoe bestemde register dient plaats te vinden.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden beschikking van 21 februari 2023 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het verzoek van de rechthebbende tot opheffing van het bewind afgewezen.
4.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De rechthebbende voert – samengevat – het volgende aan. De kantonrechter heeft ten onrechte niet beoordeeld of voortzetting van het bewind nog zinvol is en heeft slechts volstaan met beoordelen of de grondslag voor het bewind nog bestaat.
Het is vaste rechtspraak dat besloten wordt tot opheffing van het bewind wanneer is gebleken dat tussen de rechthebbende en de bewindvoerder geen vertrouwen meer is. Zonder onderling vertrouwen en goede communicatie is het immers vrijwel onmogelijk om op deugdelijke wijze samen te werken, terwijl een deugdelijke samenwerking wel nodig is om het bewind op zinvolle wijze voort te kunnen zetten.
De rechthebbende heeft geen enkel vertrouwen in de bewindvoerder. Door toedoen van de bewindvoerder is de rechthebbende al zijn bezittingen kwijtgeraakt, zijn zijn schulden toegenomen en heeft hij 107 dagen onschuldig in detentie gezeten. Door het bewind kan de rechthebbende niets opbouwen en de bewindvoerder werkt het vinden van nieuwe woonruimte tegen. Als het bewind wordt opgeheven, heeft de rechthebbende voldoende mensen om hem heen die hem kunnen helpen, bijvoorbeeld de bij hem betrokken maatschappelijk werker. Voor het betalen van zijn vaste lasten kan de rechthebbende een automatische incasso afgeven zodat deze kosten automatisch worden betaald. De rechthebbende wil niet langer als een klein kind worden behandeld. Het bewind zit hem dusdanig dwars dat het zijn hele leven beheerst.
5.2.
De bewindvoerder voert – samengevat – het volgende aan. De financiële situatie van de rechthebbende is stabiel. De rechthebbende ontvangt maandelijks een Wajong-uitkering en er is op dit moment ongeveer € 5.000,- à € 6.000,- spaargeld dat kan worden aangewend voor een eventuele waarborgsom en voor de inrichting zodra de rechthebbende woonruimte krijgt.
Er is een schuld bij de woningbouwcorporatie van € 15.000,- als gevolg van brand in en ontruiming van de voormalige woning van de rechthebbende. Voor zover bij de bewindvoerder bekend wordt er niet op deze schuld afgelost. De bewindvoerder vindt het met het oog op toekomstige woonruimte belangrijker dat er nu wordt gespaard dan dat er wordt afgelost op deze schuld. De bewindvoerder denkt dat het bewind voor de rechthebbende bij het vinden van woonruimte in zijn voordeel werkt. Als er sprake is van een bewind weet een verhuurder immers dat de huur elke maand wordt betaald. De bewindvoerder houdt het vinden van woonruimte niet tegen zoals de rechthebbende kennelijk meent, maar het is wel lastig om woonruimte te vinden. De rechthebbende staat op een ‘zwarte’ lijst bij de woningbouwcorporaties omdat hij voor overlast heeft gezorgd en de woning is uitgebrand. Op dit moment zijn er eigenlijk alleen mogelijkheden in de particuliere sector. Er is een heel team betrokken bij de rechthebbende, dat regelmatig overleg met elkaar voert. Ook de bewindvoerder maakt deel uit van dit team.
5.3.
Het hof overweegt als volgt.
5.3.1.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 BW kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
5.3.2.
Het hof is van oordeel dat voortzetting van het bewind niet langer zinvol is. Het hof licht dit oordeel als volgt toe.
5.3.3.
Gebleken is dat er bij de rechthebbende sprake is van een onherstelbaar gebrek aan vertrouwen in de bewindvoerder en in het bewind in het algemeen. In de beleving van de rechthebbende heeft de bewindvoerder ervoor gezorgd dat de rechthebbende verkeert in een leefsituatie die voor de rechthebbende bijzonder nadelig is. De rechthebbende is onmachtig om de gebeurtenissen in het recente verleden op een andere manier te zien. Op basis van hetgeen de rechthebbende tijdens de mondelinge behandeling aan het hof heeft verteld, heeft het hof de overtuiging gekregen dat het bewind voor de rechthebbende dusdanig emotioneel belastend is dat de enige conclusie kan zijn dat voortzetting van het bewind voor hem niet langer zinvol is. Bij dit oordeel betrekt het hof ook dat er aan de zijde van de rechthebbende op dit moment geen sprake is van een acute problematische financiële situatie, dat de rechthebbende onbetwist heeft gesteld dat hij hulp krijgt van professionals en dat niet is gebleken dat deze professionals niet langer betrokken zullen zijn wanneer het bewind wordt opgeheven.
5.4.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende om het bewind op te heffen alsnog toewijzen.
5.5.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekeningen in het Centraal curatele- en bewindregister.
5.6.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 februari 2023;
en opnieuw rechtdoende:
heft op het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, en wel met ingang van 1 september 2023;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door hem voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en E.M.D.M. van der Linden en is op 17 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.