Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
hierna te noemen: de bewindvoerder,
hierna te noemen: de dochter,
hierna te noemen: de zoon.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
1. Dit hoger beroep gegrond te verklaren;
2. De bestreden beschikking te vernietigen;
3. Het bewind aldus op te heffen;
4. Geïntimeerde – naar het hof begrijpt de bewindvoerder – tegen behoorlijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van de integrale proceskosten van appellant, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking van het hof, en – voor het geval voldoening van de (na) kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf verstrijking van voornoemde termijn tot aan de dag van de voldoening.
- de rechthebbende;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
Het is vaste rechtspraak dat besloten wordt tot opheffing van het bewind wanneer is gebleken dat tussen de rechthebbende en de bewindvoerder geen vertrouwen meer is. Zonder onderling vertrouwen en goede communicatie is het immers vrijwel onmogelijk om op deugdelijke wijze samen te werken, terwijl een deugdelijke samenwerking wel nodig is om het bewind op zinvolle wijze voort te kunnen zetten.
Er is een schuld bij de woningbouwcorporatie van € 15.000,- als gevolg van brand in en ontruiming van de voormalige woning van de rechthebbende. Voor zover bij de bewindvoerder bekend wordt er niet op deze schuld afgelost. De bewindvoerder vindt het met het oog op toekomstige woonruimte belangrijker dat er nu wordt gespaard dan dat er wordt afgelost op deze schuld. De bewindvoerder denkt dat het bewind voor de rechthebbende bij het vinden van woonruimte in zijn voordeel werkt. Als er sprake is van een bewind weet een verhuurder immers dat de huur elke maand wordt betaald. De bewindvoerder houdt het vinden van woonruimte niet tegen zoals de rechthebbende kennelijk meent, maar het is wel lastig om woonruimte te vinden. De rechthebbende staat op een ‘zwarte’ lijst bij de woningbouwcorporaties omdat hij voor overlast heeft gezorgd en de woning is uitgebrand. Op dit moment zijn er eigenlijk alleen mogelijkheden in de particuliere sector. Er is een heel team betrokken bij de rechthebbende, dat regelmatig overleg met elkaar voert. Ook de bewindvoerder maakt deel uit van dit team.