In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding dat eerder door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg is behandeld. De vrouw, appellante, had in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van 20 april 2023, waarin haar vorderingen om de man, geïntimeerde, het recht op onbegeleide omgang met hun kinderen te ontzeggen, werden afgewezen. De vrouw voerde aan dat er zorgen waren over de man, die als agressief en onberekenbaar werd ervaren, en dat de veiligheid van de kinderen in het geding was. Ondanks deze zorgen had de vrouw in hoger beroep enkel het procesdossier van de eerste aanleg overgelegd zonder verdere toelichting of onderbouwing. Het hof oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die het oordeel van de voorzieningenrechter konden weerleggen. Het hof bekrachtigde daarom het bestreden vonnis, waarbij het de vrouw aanraadde om in de bodemprocedure eventuele gegronde redenen voor aanpassing van het contact tussen de man en de kinderen aan de orde te stellen. Het hof benadrukte dat de kort geding procedure niet geschikt was voor een diepgaand onderzoek naar de zaak.