ECLI:NL:GHSHE:2023:2640

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.326.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens onjuist rechtsmiddel na verstekvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, handelend onder de naam Falco Works, was in eerste aanleg niet verschenen en had geen verzet ingesteld tegen het verstekvonnis. De appellant stelde dat hij tijdig in hoger beroep was gekomen, maar het hof oordeelde dat de dagvaarding op een onjuist adres was betekend, wat niet voldoende was om het hoger beroep te rechtvaardigen. De geïntimeerde, handelend onder de naam Bouwen met [X], voerde aan dat de dagvaarding en het verstekvonnis rechtsgeldig waren betekend. Het hof concludeerde dat het rechtsmiddel van hoger beroep niet openstond voor de appellant, omdat hij niet het juiste rechtsmiddel had ingesteld. Het hof verklaarde de appellant niet-ontvankelijk in het hoger beroep en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.326.910/01
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
[appellant] , handelend onder de naam Falco Works,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Meerman te 's-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] , handelend onder de naam Bouwen met [X] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Romeijn te Rotterdam,
als vervolg op de door de rolraadsheer gewezen rolbeslissing van 23 mei 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats
's-Hertogenbosch, onder zaaknummer 10364987 CV EXPL 23-907 gewezen vonnis van
2 maart 2023.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met twee producties;
  • de rolbeslissing van 23 mei 2023;
  • de akte uitlaten van de zijde van appellant met producties, genummerd 1 en 2;
  • de antwoordakte van de zijde van geïntimeerde.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Uit de rolbeslissing blijkt dat uit het eindvonnis waarvan beroep kan worden opgemaakt dat appellant in eerste aanleg niet is verschenen. Indien dat het geval is, heeft voor appellant op grond van artikel 335 Rv het rechtsmiddel van verzet opengestaan en niet dat van hoger beroep. Partijen hebben zich over deze rolbeslissing uitgelaten.
2.2.
Appellant stelt dat hij tijdig in hoger beroep is gekomen. De dagvaarding is door de deurwaarder betekend op het adres [adres 1] . Dit betreft een brievenbus die door Falco Works niet wordt gebruikt. De deurwaarder had deze brievenbus ook niet mogen gebruiken omdat deze is verscholen achter in de tuin en niet of nauwelijks wordt gebruikt. Dit blijkt bovendien uit het feit dat het vonnis is betekend aan een ander adres, te weten [adres 2] . Appellant stelt dat hij in eerste aanleg was verschenen als de dagvaarding op het laatste adres zou zijn betekend. Het verstekvonnis is volgens appellant te laat onder de aandacht van zijn advocaat gekomen en de verzettermijn was op dat moment verstreken. Het instellen van hoger beroep was daarom de enige manier om te kunnen grieven tegen het vonnis.
2.3.
Geïntimeerde voert aan dat zowel de dagvaarding als het verstekvonnis rechtsgeldig aan appellant zijn betekend. Appellant heeft door het uitbrengen van een appeldagvaarding op 8 mei 2023 een daad van bekendheid met het verstekvonnis verricht waardoor vanaf die datum de termijn voor het instellen van een verzetprocedure is gaan lopen. Appellant heeft echter een hoger beroep procedure aanhangig gemaakt. Volgens geïntimeerde heeft appellant het verkeerde rechtsmiddel ingesteld en zal hij daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard met een veroordeling in de proceskosten.
2.4.
Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat appellant in de procedure in eerste aanleg niet is verschenen en dat hij de enige gedaagde in die procedure was. Ook staat vast dat appellant nadat hij bekend is geworden met het verstekvonnis niet het rechtsmiddel van verzet heeft ingesteld.
Ingevolge artikel 143 lid 1 jo 335 Rv staat van een bij verstek gewezen vonnis voor de niet verschenen gedaagde niet het rechtsmiddel van hoger beroep open, maar in beginsel enkel dat van verzet. Nu niet is gebleken van een uitzondering als genoemd in artikel 335 Rv staat het rechtsmiddel van hoger beroep voor appellant niet open.
2.5.
Gelet op het vorenstaande zal appellant niet-ontvankelijk worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep en worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellant in de proceskosten aan de zijde van geïntimeerde tot op heden begroot op € 343,00 aan griffierecht en € 591,50 aan salaris advocaat (0,5 x punt tarief II).
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2023.
griffier rolraadsheer