ECLI:NL:GHSHE:2023:2639

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.322.823_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a Rv inzake rechtmatig belang bij afgifte opleveringsrapport in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in een incident ex artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De zaak betreft een hoger beroep van RD Benelux B.V. (hierna: RDB) tegen vonnissen van de rechtbank Limburg. RDB vorderde in het incident dat de geïntimeerde, [geïntimeerde], verplicht werd om een opleveringsrapport van de Vereniging Eigen Huis (VEH) aan RDB te verstrekken. RDB stelde dat zij een rechtmatig belang had bij het rapport, omdat dit mogelijk van invloed zou zijn op de uitkomst van de hoofdzaak waarin [geïntimeerde] schadevergoeding eiste wegens tekortkomingen in de nakoming van een bouwovereenkomst.

Het hof heeft echter geoordeeld dat RDB niet voldoende heeft aangetoond dat zij een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage in het rapport. Het hof benadrukte dat enkel een interesse in een stuk of een vermoeden dat het stuk mogelijk relevant kan zijn voor de procedure niet voldoende is voor het aannemen van een rechtmatig belang. Bovendien was het rapport in opdracht van [geïntimeerde] opgesteld en diende het als intern stuk. Het hof heeft de vordering van RDB dan ook afgewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.

De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 26 september 2023 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.322.823/01
arrest van 15 augustus 2023
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv in de zaak van
RD Benelux B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. T.J. Wittendorp te Maastricht-Airport, gemeente Beek,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. L. Vissers te Eindhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 januari 2023 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 16 februari 2022 en 12 oktober 2022, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen appellante – RDB – als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/272748 / HA ZA 20-17)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met producties;
  • de memorie van grieven tevens incidentele vordering ex artikel 208 jo 843a Rv, tevens wijziging c.q. vermeerdering van eis met producties;
  • de antwoordconclusie in de incidentele vordering ex artikel 208 jo 843a Rv.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[geïntimeerde] heeft – samengevat – in conventie gevorderd dat de rechtbank, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat RDB tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de bouwovereenkomst, doordat RDB de gebreken uit het opleverprotocol alsmede de overige (verborgen) gebreken niet, althans onvoldoende heeft verholpen. Ten gevolge hiervan heeft [geïntimeerde] primair verschillende bedragen aan schadevergoeding alsmede buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en, subsidiair, vergoeding van de schade nader op te maken bij staat.
3.2.
RDB heeft verweer gevoerd en in reconventie – samengevat – gevorderd dat de rechtbank [geïntimeerde] veroordeelt om de notaris schriftelijk te berichten tot onvoorwaardelijke vrijgave van het bouwdepot over te gaan ter betaling van de laatste termijn aan RDB, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, met machtiging van de rechtbank om indien [geïntimeerde] voor een bedrag van in totaal € 5.000,00 aan dwangsommen heeft verbeurd, de notaris te gebieden tot vrijgave van het depotbedrag aan RDB over te gaan.
RDB heeft verder gevorderd dat [geïntimeerde] veroordeeld moet worden tot betaling van de wettelijke rente over het depotbedrag alsmede tot betaling van een bedrag van € 5.162,44 voor verricht meerwerk, te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede de buitenrechtelijke kosten overeenkomstig de staffel BIK.
3.3.
In het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank in conventie:
voor recht verklaard dat RDB tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de bouwovereenkomst, doordat RDB gebreken uit het opleverprotocol en andere (verborgen) gebreken niet althans onvoldoende heeft verholpen;
RDB veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 112.112,80 (ter zake schade tekortkomingen), te vermeerderen met de wettelijke rente;
RDB veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 1.936,- (ter zake kosten vaststelling schade en aansprakelijkheid), te vermeerderen met de wettelijke rente;
RDB veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 2.903,01 (ter zake minderwerk), te vermeerderen met wettelijke rente;
RDB veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 2.036,04 (ter zake buitengerechtelijke proceskosten), te vermeerderen met wettelijke rente;
RDB veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Voor het overige zijn de vorderingen in conventie afgewezen. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van RDB afgewezen en RDB veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De proceskostenveroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.4.
RDB is van de bestreden vonnissen in hoger beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft RDB tevens een incidentele vordering ex artikel 843a Rv opgeworpen. Zij vordert in dit incident [geïntimeerde] te veroordelen om binnen 7 dagen, of althans binnen een in goede justitie door het hof te bepalen termijn na het te wijzen arrest het rapport van de Vereniging Eigen Huis van 3 september 2018 aan RDB te verstrekken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of een gedeelte daarvan, met een maximum van € 50.000,-, althans een door het hof nader te bepalen bedrag, dat [geïntimeerde] in gebreke mocht blijven bij voldoening aan deze veroordeling en [geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten van het incident.
3.5.
RDB stelt ter onderbouwing van de incidentele vordering dat [geïntimeerde] aan Vereniging Eigen Huis (hierna: VEH) opdracht heeft gegeven om een opleveringsrapport op te stellen van de door haar van RDB gekochte en gebouwde woning. [geïntimeerde] en VEH willen dit rapport op verzoek van RDB echter niet aan RDB verstrekken.
RDB stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij dit rapport omdat indien uit het rapport zou blijken dat er op 3 september 2018 géén opleverpunten meer waren daarmee het fundament onder de zaak van [geïntimeerde] is weggeslagen. Daar komt bij dat zelfs als zou blijken dat er ten tijde van de oplevering op 3 september 2018 gebreken zouden zijn ontdekt, dit zou moeten worden betrokken bij de beantwoording van de vraag of [geïntimeerde] tijdig over deze gebreken heeft geklaagd.
Verder stelt RDB dat het gaat om bepaalde bescheiden nu de vordering enkel ziet op het opleveringsrapport van 3 september 2018.
Tot slot stelt RDB dat [geïntimeerde] het opleveringsrapport van VEH tot haar beschikking heeft en dat het rapport betrekking heeft op de uitvoering van het werk door RDB. In zoverre gaat het om bescheiden die betrekking hebben op de rechtsbetrekking tussen RDB en [geïntimeerde] .
3.6.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd in het incident. Daarop zal in het hiernavolgende worden ingegaan.
3.7.
Het hof stelt het volgende voorop. Artikel 843a Rv biedt de mogelijkheid om inzage te vorderen in bescheiden ten behoeve van bewijslevering.
Het beoordelingskader van artikel 843a Rv houdt in dat een dergelijke vordering slechts kan worden toegewezen indien degene van wie inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft en daarnaast voldaan is aan alle volgende voorwaarden:
  • de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben;
  • de vordering dient betrekking te hebben op bepaalde bescheiden en
  • de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is.
3.8.
Met betrekking tot de vraag of RDB een rechtmatig belang heeft bij afgifte van het opleveringsrapport van VEH is het hof van oordeel dat deze ontkennend beantwoord moet worden. RDB heeft alleen een rechtmatig belang bij haar vordering indien de gevraagde bescheiden bestemd zijn ter onderbouwing van een vordering of verweer in de onderhavige hoger beroepsprocedure. RDB heeft daartoe onvoldoende gesteld. RDB voert enkel aan dat indien uit het rapport van VEH zou blijken dat er op 3 september 2018 géén opleverpunten meer waren, het fundament onder de zaak van [geïntimeerde] wordt weggeslagen. RDB weet echter niet wat de inhoud is van het rapport en vermoedt slechts dat deze mogelijk steun zouden kunnen geven aan haar stellingen. Ditzelfde geldt voor de opmerkingen die RDB maakt over de aanvang van de klachttermijn. De enkele interesse in een stuk of het enkele vermoeden dat de opgevraagde stukken mogelijk in de procedure van pas kunnen komen zijn niet voldoende voor het aannemen van een rechtmatig belang.
Bovendien heeft [geïntimeerde] dit rapport niet aan de vorderingen ten grondslag gelegd. Daar komt bij dat [geïntimeerde] onbetwist heeft gesteld dat RDB was uitgenodigd om bij de rondgang met VEH aanwezig te zijn, maar dat RDB daartoe niet bereid was. Het rapport van VEH is bovendien enkel in opdracht en voor rekening en ter informatie van [geïntimeerde] opgesteld en is een intern stuk.
Het voorgaande leidt ertoe dat de incidentele vordering tot verstrekking van het opleveringsrapport van VEH zal worden afgewezen.
3.9.
De beslissing over de proceskosten zal het hof aanhouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.10.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2023 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.F.M. Pols en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2023.
griffier rolraadsheer