ECLI:NL:GHSHE:2023:2636

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.313.948_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering in incident ex artikel 843a Rv wegens onvoldoende specificiteit

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 augustus 2023, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure. De appellanten, [appellanten], hebben een vordering ingediend in een incident op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin zij inzage vorderen in de financiële administratie van Vakantiecentrum De Zwarte Bergen Exploitatie B.V. en De Zwarte Bergen Invest B.V. De vordering is ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de kantonrechter die de vorderingen van de appellanten in de hoofdzaak had afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de huurovereenkomst door De Zwarte Bergen niet was geschied wegens herstructurering, maar wegens bedrijfsbeëindiging, en dat de appellanten onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims.

Het hof heeft in het incident geoordeeld dat de vordering van de appellanten om inzage in de financiële administratie niet specifiek genoeg was. De appellanten hadden niet voldoende concreet aangegeven welke bescheiden zij wensten in te zien, waardoor de vordering als een 'fishing expedition' werd beschouwd. Het hof benadrukte dat artikel 843a Rv vereist dat de gevraagde stukken voldoende bepaald zijn en dat er een rechtmatig belang moet zijn voor inzage. Aangezien de appellanten niet aan deze vereisten voldeden, werd de vordering afgewezen.

De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak, en de zaak werd verwezen naar de rol voor memorie van antwoord op 26 september 2023. Het hof heeft de vordering in het incident afgewezen en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.313.948/01
arrest van 15 augustus 2023
gewezen in het incident ex artikel 843a Rv in de zaak van

1.[appellant]

2.
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna tezamen: [appellanten] (in mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. S.J. Heijtlager te Zwolle,
tegen

1.Vakantiecentrum De Zwarte Bergen Exploitatie B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
De Zwarte Bergen Invest B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
hierna tezamen: De Zwarte Bergen (in enkelvoud),
advocaat: mr. M.J.W. van Ingen te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 1 juli 2022 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 12 mei 2022, door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellanten] als eisers en De Zwarte Bergen als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9378251, rolnummer 21-4805)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het anticipatie-exploot van 22 juli 2022;
  • het tussenarrest van 17 januari 2023 waarbij een mondelinge behandeling na aanbrengen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 17 april 2023;
  • de memorie van grieven tevens houdende incidentele vordering tot inzage stukken ex artikel 843a Rv;
  • de antwoordmemorie in incident van De Zwarte Bergen.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.1.
Het gaat in de hoofdzaak kort weergegeven om het volgende. [appellanten] heeft gedurende vele jaren van geïntimeerde sub 1 (Vakantiecentrum De Zwarte Bergen Exploitatie B.V., hierna: Vakantiecentrum ZB) een standplaats voor een stacaravan gehuurd op het door Vakantiecentrum ZB geëxploiteerde vakantiecentrum. Op de huurovereenkomst waren algemene voorwaarden van toepassing. In die algemene voorwaarden is bepaald dat, indien de huurovereenkomst wordt opgezegd wegens een herstructurering, onder voorwaarden recht bestaat op een geldelijke vergoeding aan de huurders (1) en op gratis gebruik van de standplaats gedurende de laatste zes maanden van de huurovereenkomst (2). Geen recht op betaling van die vergoedingen bestaat indien de bedrijfsvoering ophoudt te bestaan.
3.1.2.
Op 1 november 2018 heeft Werkconsult Beheer B.V. de onroerende zaken gekocht. Haar rechtsopvolger is De Zwarte Bergen Invest B.V. (hierna: ZB Invest). Bij brief van 2 januari 2019 is de huurovereenkomst tussen partijen opgezegd tegen 1 april 2021. Het vakantiecentrum is gesloten.
3.1.3.
Stellende dat De Zwarte Bergen de huurovereenkomst heeft opgezegd wegens een herstructurering, vordert [appellanten] in de hoofdzaak voor recht te verklaren dat De Zwarte Bergen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en veroordeling van De Zwarte Bergen tot betaling van € 1.624,74 ter zake van de hiervoor onder 1 bedoelde vergoeding en van € 1.276,50 ter zake van het hiervoor onder 2 bedoelde gratis gebruik, te vermeerderen met wettelijke rente en met buitengerechtelijke incassokosten.
De Zwarte Bergen heeft betwist dat de huurovereenkomst is opgezegd wegens een herstructurering. Volgens De Zwarte Bergen is sprake van een opzegging wegens bedrijfsbeëindiging en zijn de onder 1 en 2 bedoelde vergoedingen niet verschuldigd.
3.1.4.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellanten] afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen, kort weergegeven, dat als vaststaand moet worden aangenomen dat er financiële problemen waren - reden voor bedrijfsbeëindiging - en dat [appellanten] onvoldoende heeft onderbouwd dat er een investeerder is gevonden die een alternatieve ontwikkeling wil financieren.
Bovendien is volgens de kantonrechter niet voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergoedingen ingevolge de algemene voorwaarden verschuldigd zijn: de vergoeding houdt geen verband met kosten voor verplaatsing of verwijdering van het kampeermiddel en de kampeerplaats is niet opgeleverd gedurende de opzegtermijn.
3.2.
[appellanten] vordert in het incident afgifte/inzage van/in de financiële administratie van Vakantiecentrum ZB ten tijde van de overname door Werkconsult Beheer B.V. [appellanten] meent daarmee aan te kunnen tonen dat geen sprake is geweest van een financiële noodzaak om de activiteiten van Vakantiecentrum ZB te staken. Uit de financiële administratie van Vakantiecentrum ZB zal volgens [appellanten] blijken wat de werkelijke reden is geweest om de huurovereenkomst tussen partijen op te zeggen.
De Zwarte Bergen heeft verweer gevoerd tegen de vordering in het incident.
3.3.
Op grond van artikel 843a lid 1 Rv kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Op grond van het vierde lid van dat artikel is degene die de bescheiden te zijner beschikking heeft of onder zich heeft niet gehouden aan de vordering te voldoen indien daarvoor gewichtige, door deze partij aan te voeren redenen zijn of indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde bescheiden is gewaarborgd.
In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt, dat stuk niet tot zijn beschikking heeft maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer.
De verlangde stukken moeten voldoende bepaald zijn; voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een 'fishing expedition' te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
3.4.
Het vereiste dat het moet gaan om 'bepaalde bescheiden' betekent dat [appellanten] voldoende concreet moet aangeven om welke bescheiden het hem te doen is en dat daarmee ook getoetst kan worden of [appellanten] het vereiste rechtmatige belang heeft bij inzage in (juist) die stukken. Hierbij moet steeds een afweging worden gemaakt tussen aan de ene kant het belang van [appellanten] om niet onredelijk te worden bemoeilijkt in zijn (bewijs)positie en het belang van De Zwarte Bergen dat niet onredelijk geschaad mag worden.
In het licht hiervan is de vordering van [appellanten] om inzage te krijgen in de financiële administratie van Vakantiecentrum ten tijde van de overname door Werkconsult Beheer B.V. niet specifiek genoeg. Ervan uitgaande dat bedoeld is inzage te krijgen in de boekhouding van Vakantiecentrum ZB op het moment dat Werkconsult Beheer B.V. de onroerende zaken van Vakantiecentrum ZB overnam, kunnen onder de boekhouding verschillende documenten worden verstaan, zoals bijvoorbeeld grootboekrekeningen, crediteuren en debiteuren, de balans, winst- en verliesrekening, het jaarverslag, ontvangen en gezonden facturen, bankafschriften en contracten. Nu [appellanten] heeft nagelaten een zo precies mogelijke beschrijving te geven van de door hem gewenste documenten, lijkt het erop dat het [appellanten] erom te doen is om zoveel mogelijk stukken te vergaren in de hoop dat er iets van zijn gading tussen zal zitten, een fishing expedition dus. Het desbetreffende verweer van De Zwarte Bergen slaagt.
3.5.
Gelet op het hiervoor overwogene moet de vordering in het incident reeds worden afgewezen. Het hof zal de beslissing omtrent de proceskosten aanhouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2023 voor memorie van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2023.
griffier rolraadsheer