ECLI:NL:GHSHE:2023:2633

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.304.194_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de waarde van onroerend goed in erfrechtelijke context

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. De zaak draait om de benoeming van een deskundige om de waarde van een woning en bijbehorende grond per 1 december 2004 vast te stellen. De betrokken partijen zijn [appellant], die op een geheim adres woont, en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], beiden in hun hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van hun moeder. De procedure volgt op een tussenarrest van 25 april 2023, waarin het hof al had overwogen een deskundigenonderzoek te gelasten. De heer M. Moustati van VMG Makelaars is benoemd als deskundige, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun opmerkingen over de voorgestelde vragen te geven. Het hof heeft de vragen voor het deskundigenonderzoek geformuleerd, waarbij onder andere de waarde in het economisch verkeer van de woning en de berging/stalling aan de orde komen. De kosten van de deskundige zijn voorlopig gelijkelijk verdeeld over de partijen, en het hof heeft verdere beslissingen aangehouden tot het deskundigenrapport is ontvangen. De uitspraak is gedaan op 15 augustus 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.304.194/01
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende op een geheim adres en woonplaats kiezende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A.H. van Gerwen te Eindhoven,
tegen
1.
[geïntimeerde 1] , zowel in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [moeder van geintimeerden] als pro sé,wonende te [woonplaats] ,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1] ,
2.
[geïntimeerde 2] , zowel in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [moeder van geintimeerden] als pro sé,wonende te [woonplaats] ,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. S.M.P.T. Ruijs-Kreté te Eindhoven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 25 april 2023 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/359796 / HA ZA 20-425 gewezen vonnis van 30 juni 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 25 april 2023;
  • de akte van [appellant] van 23 mei 2023;
  • de akte uitlaten deskundige van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] van 23 mei 2023 met productie 2.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

Het tussenarrest van 25 april 2023
6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen voornemens te zijn een deskundigenonderzoek te gelasten om de waarde van de woning met ondergrond en achterterrein aan de [adres 1] te [plaats] (hierna: de woning) per 1 december 2004 vast te stellen. Het hof heeft hierbij aangegeven voornemens te zijn de heer M. Moustati van VMG Makelaars [regio] als deskundige te benoemen en hem de in het tussenarrest onder 3.20 weergegeven (of vermelde) vragen voor te leggen.
Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de persoon van de deskundige en suggesties te doen over de aan de deskundige voor te leggen aanvullende vragen. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] konden tevens bij deze akte de volledige offerte verkennend bodemonderzoek en het onderzoeksrapport van [de B.V.] overleggen.
6.2.
Beide partijen hebben een akte genomen. Hierbij hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] de gevraagde offerte en het onderzoeksrapport van [de B.V.] (productie 2) overgelegd.
Reacties van partijen op de voorgestelde vragen
6.3.
[appellant] heeft in zijn akte onder meer aangevoerd dat hij in beginsel akkoord is met de voorgestelde vragen van het hof. Wel verzoekt hij naar aanleiding van vraag 2 (waarin onder andere gevraagd wordt wat de waarde in het economisch verkeer is van de woning met achterterrein waarbij onder meer rekening gehouden wordt met het op 1 december 2004 geldende bestemmingsplan en de nadien gewijzigde bestemming van dit perceel) om aan de deskundige aanvullend te vragen rekening te houden met de mogelijkheid met betrekking tot met name het achterterrein in het kader van de vigerende bestemmingsplannen, nu voor elke waardering het HaBU-begrip geldt: Highest en Best Use.
Het hof gaat aan dit verzoek voorbij nu het aan de deskundige is om de waarde in het economisch verkeer vast te stellen per 1 december 2004 en de deskundige dient te bezien of, en zo ja op welke wijze, een nadien gewijzigd bestemmingsplan invloed heeft op de waarde per 1 december 2004.
6.4.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn akkoord met de door het hof geformuleerde vragen. Daarbij wijzen zij er evenwel op dat het hof onder 3.18 van het tussenarrest heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat bij de woning in verhuurde staat moet worden uitgegaan van een huuropbrengst in 2004 van in totaal € 22.000,-. Namens [geïntimeerde 2] is echter opgemerkt dat de kale huurprijs in 2004 geschat is op € 22.000,-, terwijl in vraag 1 verwezen wordt naar de huuropbrengst. Dat is iets anders dan de kale huur (namelijk prijs minus kosten is opbrengst). De huurprijs was niet meer exact bekend bij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , zodat dit geen vaststaand gegeven is waarvan kan worden uitgegaan door de deskundige.
Het hof volgt [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in hun betoog dat een kale huurprijs niet gelijk is aan de kale huuropbrengst en zal de vraagstelling hierop aanpassen. Daarbij gaat het hof wel uit van een geschatte huurprijs van € 22.000,- per jaar nu [geïntimeerde 2] dit zelf in het taxatieverslag van 8 maart 2021 heeft opgegeven en geen andere aanknopingspunten zijn gesteld of gebleken.
6.5.
Verder stellen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] dat het oordeel van het hof onder 3.11 van het tussenarrest meebrengt dat de deskundige
niettot een waarde van € 200.000,- zou kunnen komen, omdat het hof (al) heeft bepaald dat dit geen marktconforme waarde is. Het oordeel dat € 200.000,- geen marktconforme waarde is, is volgens hen nergens op gebaseerd. Volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] kan het hof slechts oordelen dat de rechtbank niet enkel op de WOZ-waarde van 2002 in samenhang met de brief van de gemeente Eindhoven van 21 juli 2004 een marktconforme waarde had kunnen bepalen.
Over deze stelling merkt het hof op dat het aan de deskundige is om de waarde in het economisch verkeer per 1 december 2004 vast te stellen.
Deskundige
6.6.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] stemmen in met de beoogde deskundige. Wat [appellant] betreft zou het beter zijn om een andere deskundige te benoemen omdat de beoogde deskundige alleen is ingeschreven voor “wonen” en niet voor “bedrijfsmatig vastgoed”. Het hof acht de bezwaren van [appellant] tegen de benoeming van deze deskundige niet van dien aard dat die in de weg staan aan zijn benoeming tot deskundige. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat aan de deskundige de vraagstelling is voorgelegd of hij hierbij als deskundige kan optreden, op welke vraag hij bevestigend heeft geantwoord.
Te stellen vragen
6.7.
Naar aanleiding van het voorgaande zal het hof hierna de vragen voor het deskundigenonderzoek formuleren.
1. Wat is de waarde in het economische verkeer van het woonhuis met ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, onder gestanddoening van de lopende huurovereenkomst(en), dus in verhuurde staat, gelegen aan de [adres 1] te [postcode] [plaats] (kadastraal bekend gemeente Woensel [sectieletter] [sectienummer 1] , groot 2.22 m2) op 1 december 2004, als rekening wordt gehouden met:
- een (geschatte) kale huurprijs van € 22.000,- in 2004;
- de bevindingen in de schriftelijke rapportage van de gemeente Eindhoven van 15 juli 2004 onder het kopje ‘Woning’ (metselwerk, schilderwerk, pannen en vorsten).
2. Wat is de waarde in het de economisch verkeer van de berging/stalling met ondergrond, erf en verdere aanhorigheden (achterterrein) gelegen aan de [adres 1] te [plaats] (kadastraal bekend gemeente Woensel [sectieletter] [sectienummer 2] , groot 4.35 m2) op 1 december 2004, indien rekening moet wordt gehouden met het volgende:
- de bevindingen in de schriftelijke rapportage van de gemeente Eindhoven van 15 juli 2004 onder het kopje ‘Gebouw op het achtererf’ (gebouw, dakconstructie en metselwerk gebouw);
- de destijds op 1 december 2004 geldende bestemming van dit perceel in het toepasselijke bestemmingsplan;
- een nadien gewijzigde bestemming van dit perceel en zo ja, per wanneer, en de invloed daarvan op waarde van het perceel op 1 december 2004;
- het door [de B.V.] uitgevoerde verkennend bodemonderzoek.
3. Wat acht de deskundige verder van belang op te merken?
Partijen dienen medewerking te verlenen aan de toelating tot de woning van de deskundige.
Kosten deskundige
6.8.
Het hof gaat voorbij aan het bezwaar van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] om de kosten van de deskundige voorshands gelijkelijk ten laste van partijen te brengen omdat dit voornemen alleen het voorschot betreft. De beslissing over de definitieve kosten volgt pas in een later stadium.
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het voorschot van de deskundige.
Het hof zal dan ook de door de deskundige begrote kosten ad € 1.950,- inclusief btw voorshands gelijkelijk ten laste van partijen brengen.
Verdere beslissing
6.9.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de hiervoor onder 6.7 vermelde vragen;
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer M. Moustati
VMG Makelaars [regio]
[adres 2]
[postcode] [plaats]
[telefoonnummer]
[e-mailadres]
7.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
7.4.
bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en dat partijen alle door de deskundige gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.5.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.6.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportage – partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.7.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
7.8.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.9.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.950,- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.10.
bepaalt dat ieder van partijen de helft van voornoemd voorschot, zijnde € 975,- zal voldoen binnen twee weken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
7.11.
verzoekt de deskundige, indien de kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.12.
benoemt mr. M.E. Smorenburg tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.13.
verwijst de zaak naar de rol van 14 november 2023 in afwachting van het deskundigenrapport;
7.14.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellant] ;
7.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Smorenburg, H.A.W. Vermeulen en J. van der Steenhoven en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2023.
griffier rolraadsheer