ECLI:NL:GHSHE:2023:2632

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.276.099_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gebreken en tekortkomingen in aannemingsovereenkomst voor woningverbouwing

In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellanten, eigenaren van een woning, en de aannemer, [geïntimeerde], over de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden. Appellanten stellen dat er diverse gebreken en tekortkomingen zijn in het werk, waaronder stankoverlast vanuit de riolering, gebrekkig stucwerk, en een onjuiste installatie van de CV-ketel. De aannemer betwist deze claims en stelt dat het werk correct is opgeleverd. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellanten grotendeels afgewezen en de vordering van de aannemer toegewezen. Appellanten hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij herstel en schadevergoeding eisen. Het hof heeft besloten een deskundigenonderzoek te laten verrichten om de gestelde gebreken te onderzoeken en te beoordelen of deze door de aannemer zijn veroorzaakt. De uitspraak van het hof is op 15 augustus 2023 gedaan, waarbij de zaak naar de rol is verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.276.099/02
arrest van 15 augustus 2023
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. D.M. Uithol te Rotterdam,
tegen
[---] Bouw B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. E-J. van der Doe te Breda,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 2 juni 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/355202 / HA ZA 19-107 gewezen vonnis van 4 december 2019.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 2 juni 2020, waarbij een comparitie na aanbrengen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 10 juli 2020;
  • de memorie van grieven met producties 1 tot en met 17;
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in het incidenteel appel met producties 1 tot en met 3;
  • de memorie van antwoord in het incidenteel appel;
  • de akte overlegging producties van [appellanten] met producties 18 tot en met 24;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
Waar deze zaak over gaat
Tussen [appellanten] en [geïntimeerde] als aannemer is een geschil ontstaan over de uitvoering van de verbouwing/uitbreiding van de woning van [appellanten] aan de [adres] te [plaats] .
[appellanten] stellen zich op het standpunt dat er diverse gebreken/tekortkomingen in het werk zijn en dat [geïntimeerde] het werk te laat heeft opgeleverd. [appellanten] beroepen zich daarbij op deskundigenrapporten. [appellanten] willen dat deze gebreken/tekortkomingen worden hersteld en dat de boete/schade vanwege de te late oplevering wordt vergoed.
[geïntimeerde] heeft het voorgaande gemotiveerd betwist. Zij stelt dat het werk is opgeleverd en maakt aanspraak op betaling van de restantfactuur van € 8.476,96.
De rechtbank heeft in haar eindvonnis de vordering van [appellanten] grotendeels afgewezen en de vordering van [geïntimeerde] toegewezen. Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.
Alvorens verder te beslissen, ziet het hof aanleiding een deskundigenonderzoek te laten verrichten, met name naar de (oorzaken van de) gestelde gebreken/tekortkomingen in het werk.
Feiten
6.1.
In rov. 3.2 van het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna weergeven.
a. [appellanten] zijn eigenaar van de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] . Zij hebben voormelde woning in maart 2016 betrokken.
b. [geïntimeerde] is een bouwbedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met algemene particuliere en utiliteitsbouw.
c. Op 27 juli 2015 hebben [appellanten] met [geïntimeerde] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten conform het model van Bouwgarant 2010 ter zake de uitbreiding en interne verbouwing van voormelde woning voor een totaalbedrag van € 168.317,-- inclusief btw, te betalen in zes termijnen. In de overeenkomst is bepaald dat het werk wordt uitgevoerd conform een viertal tekeningen vervaardigd door MN-Architecten en een begroting BCW023801 van [geïntimeerde] , alsmede een tekening vervaardigd door Sterk Adviesbureau.
Daarnaast staat in de overeenkomst dat het werk binnen 75 werkbare dagen na de uiterste datum aanvang wordt opgeleverd.
* De Consumentenvoorwaarden Verbouwingen 2010 (CoVo 2010) van Stichting Bouwgarant maken deel uit van voormelde overeenkomst. De CoVo 2010 bevat onder meer de navolgende bepalingen:
“(…)
ARTIKEL 11 – Oplevering
1. Het werk is opgeleverd wanneer de ondernemer aan de consument heeft medegedeeld dat het werk voltooid is en deze het werk heeft aanvaard. Ter gelegenheid van de oplevering wordt een door beide partijen ondertekend opleveringsrapport opgemaakt. Een tekortkoming die door de ondernemer niet wordt erkend wordt in het opleveringsrapport als zodanig vermeld.
2. Het werk wordt als opgeleverd beschouwd:
a. hetzij wanneer uiterlijk 8 werkdagen zijn verstreken nadat de consument van de ondernemer de mededeling heeft ontvangen dat het werk voltooid is, tenzij de consument binnen die periode het werk gemotiveerd afkeurt;
b. hetzij wanneer de consument het werk en/of het object waaraan het werk is verricht in gebruik neemt, met dien verstande dat door ingebruikneming van een gedeelte van het werk, dat gedeelte als opgeleverd wordt beschouwd, tenzij het aan de ingebruikneming verbonden gevolg – oplevering – niet gerechtvaardigd is.
(…)
4. Na oplevering is het werk voor risico van de consument. De ondernemer is ontslagen van de aansprakelijkheid voor tekortkomingen die de consument op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken, onverminderd de bepalingen in artikel 12 en 13.
5. De bij oplevering geconstateerde en erkende tekortkomingen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen, hersteld, tenzij de ondernemer aantoont dat dit redelijkerwijs niet te realiseren is binnen deze termijn. De termijn van 15 werkdagen geldt ook als de ondernemer besluit om een door hem aanvankelijk niet erkende tekortkoming alsnog te herstellen.
6. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de ondernemer een gefixeerde schadevergoeding aan de consument is verschuldigd van € 40,-- per kalenderdag tot de dag waarop het werk aan de consument wordt opgeleverd, tenzij de ondernemer aantoont dat dit komt door (weers)omstandigheden die niet voor zijn risico zijn of wanneer de ondernemer in redelijkheid aanspraak kan maken op bouwtijdverlenging.
(…)
ARTIKEL 12 - Serviceperiode
1. Na de oplevering geldt een serviceperiode van 2 maanden. De ondernemer zal
tekortkomingen die in de serviceperiode aan de dag treden zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen redelijke termijn herstellen, met uitzondering van die waarvan hij aannemelijk maakt dat de oorzaak daarvan is toe te rekenen aan de consument.
(…)
ARTIKEL 13 – Aansprakelijkheid na afloop van de serviceperiode
1. Na de serviceperiode is de ondernemer niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aanhet werk tenzij:
a. het werk of enig onderdeel daarvan een tekortkoming bevat die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden:
b. het werk of enig onderdeel een ernstige tekortkoming heeft. Een tekortkoming is slechts als ernstig aan te merken als die de hechtheid van de constructie of een wezenlijk onderdeel daarvan aantast of in gevaar brengt, hetzij het werk ongeschikt maakt voor zijn bestemming.
2. De consument zal van een tekortkoming binnen redelijke termijn na de ontdekking mededeling aan de ondernemer doen.
3. De rechtsvordering uit hoofde van een tekortkoming als bedoeld in het eerste lid onder a, is niet ontvankelijk als zij wordt ingesteld na 5 jaren na afloop van de serviceperiode.
4. De rechtsvordering uit hoofde van een tekortkoming als bedoeld in het eerste lid onder b, is niet ontvankelijk als zij wordt ingesteld na 20 jaren na afloop van de serviceperiode.(…)”
d. In voormelde begroting BCW023801 van [geïntimeerde] d.d. 11 juli 2015 staat onder de post ‘Installaties’ onder meer dat het aanpassen/uitbreiden van elektra conform de opgave van de firma B&B Elektrotechniek d.d. 29 juni 2015 zal plaatsvinden; het afkoppelen en demontage van de bestaande installatie zal geschieden conform de opgave d.d. 9 juli 2015 en de nadien gewijzigde offerte van 8 september 2015 van de firma [[naam]] .
e. [appellanten] hebben [persoon A] van MN-architecten als directievoerder voor de betreffende werkzaamheden aangesteld.
f. Gedurende de uitvoering van het werk is er divers meerwerk ontstaan. [appellanten] hebben in totaal 9 facturen, inclusief 2 facturen voor meerwerk, van [geïntimeerde] ontvangen voor een totaalbedrag van € 173.132,80 en voormeld bedrag ook betaald.
g. De door [appellanten] aan [geïntimeerde] opgedragen werkzaamheden zijn op
19 februari 2016 opgeleverd in aanwezigheid van een medewerker van Vereniging Eigen Huis. In het opgestelde opleveringsrapport zijn een twintigtal opleverpunten gerapporteerd.
h. Na de oplevering op 19 februari 2016 is [geïntimeerde] gestart met het verhelpen van de opleverpunten.
i. Op 16 maart 2016 heeft [geïntimeerde] een factuur voor een bedrag van € 16.953,92 aan [appellanten] gezonden welke [appellanten] voor de helft onbetaald hebben gelaten.
j. Partijen hebben in de tussenliggende periode gecorrespondeerd ter zake de afhandeling van de gestelde tekortkomingen.
k. Bij berichten van 22 juni 2016 en 18 juli 2016 zijn [appellanten] namens [geïntimeerde] in gebreke gesteld met betrekking tot de factuur van 16 maart 2016.
l. Bij brief van 19 juli 2016 is hierop namens [appellanten] gereageerd waarin zij
– samengevat – aangeven dat niet alle gebreken zijn hersteld en dat [geïntimeerde] niet met een acceptabele oplossing is gekomen. Daarbij geven [appellanten] aan dat [geïntimeerde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. [geïntimeerde] is door [appellanten] gesommeerd om binnen 14 dagen na datum van voormelde brief de gebreken te (doen) herstellen. Daarnaast maken [appellanten] aanspraak op betaling van een boetebedrag vanwege te late oplevering van het werk door [geïntimeerde] . Ten slotte bieden [appellanten] aan om het bedrag van de laatste factuur verminderd met het boetebedrag te storten op een derdenrekening.
Eén en ander staat in voormelde brief van [appellanten] aan [geïntimeerde] als volgt:
“(…)
Uw bericht van 22 juni 2016 houdt kortgezegd in dat u cliënten in gebreke stelt en in verzuim
omdat zij de laatste factuur van € 16.953,92 die [geïntimeerde] in rekening heeft gebracht tot op heden niet hebben betaald. In uw bericht van 18 juli 2016 stelt u voor om de kwestie in den minne te regelen waarbij € 850,- in mindering op de factuur wordt gebracht. Cliënten aanvaarden uw voorstel niet vanwege de volgende redenen.
Cliënten stellen zich op het standpunt dat [geïntimeerde] de overeenkomst die partijen op 14 juli
2015 hebben gesloten inhoudende de verbouwing van de woning aan de [adres] te
[plaats] gebrekkig is nagekomen.
Ingevolge de overeenkomst zou [geïntimeerde] de werkzaamheden uitvoeren binnen 75
werkbare werkdagen na de uiterste datum van aanvang. [geïntimeerde] is begonnen met de
werkzaamheden per 1 juli 2015. Per 1 augustus 2015 is het ondertekend contract afgeleverd.
Uit de aangeleverde correspondentie maak ik op dat cliënten al vanaf november 2015 [geïntimeerde]
hebben geïnformeerd dat de werkzaamheden niet naar tevredenheid zijn uitgevoerd.
Hierover is veelvuldig gecommuniceerd tussen partijen.
19 februari 2016 heeft de oplevering plaatsgevonden. Daarbij is toen gebleken dat diverse
zaken nog niet in orde waren en dat er bepaalde gebreken zijn aan hetgeen door [geïntimeerde] is geleverd.
Nadat [geïntimeerde] veelvuldig bij cliënten heeft getracht de gebreken te herstellen concluderen cliënten dat er alsnog een aantal zaken niet zijn hersteld. Een (niet volledige) opsomming hiervan is:
1. Er is een probleem met de riolering van de badkamer op de zolder. Uit de douchegoot
komt steeds rioollucht. De oorzaak ligt ofwel bij het riool ofwel bij de goot. Het punt is
dat dit moet worden opgelost Client heeft hiertoe voorgesteld om een onafhankelijk
expert in te schakelen die de oorzaak kan vaststellen. Hierop is [geïntimeerde] echter niet
ingegaan. Echter evenmin heeft [geïntimeerde] dit gebrek hersteld.
2. Het stucwerk is niet goed opgeleverd. Er zitten op verschillende plaatsen golven in en
er zitten een scheuren in. Dit komt omdat het stucwerk niet lijkt aan te sluiten op de
muur (klinkt hol op diverse lokaties). Op het plafond in de woonkamer laat het stucwerk
los op diverse lokaties. Dit is slechts deels hersteld door [geïntimeerde] .
3. De stopcontacten zijn niet conform de afspraken aangebracht. Er missen stopcontacten
op bepaalde plaatsen en op sommige plekken in de woning zijn teveel contacten
gerealiseerd. Cliënten willen dat de ontbrekende stopcontacten volgens de gemaakte
afspraken worden gerealiseerd. Dit is inclusief het bijbehorende infreeswerk, stucwerk
en schilderwerk.
4. Er is een vochtprobleem in de eetkamer/keuken. Er is een oplossing voor dit probleem
bedacht door Eigen Huis maar nog onduidelijk is of het probleem hiermee wordt
opgelost.
5. Het toilet op de begane grond beweegt/maakt geluid als erop gezeten wordt. Volgens
installateur [[naam]] BV die in opdracht van [geïntimeerde] als onderaannemer heeft
gewerkt ligt dit mogelijk aan ondeugdelijk timmerwerk en tegelwerk, waardoor het toilet
tegen de tegelwand stoot. Aandraaien van de schroeven door [[naam]] BV heeft
geen soelaas geboden.
Geconcludeerd kan worden dat de gebreken tot op heden niet zijn hersteld en dat [geïntimeerde] niet met een acceptabele oplossing is gekomen. Door de gebrekkige prestatie van hun zijde zijn zij toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen. Ondanks meerdere verzoeken van cliënten heeft [geïntimeerde] tot op heden nagelaten de gebreken te herstellen. Dit terwijl de gebreken wel zijn erkend en ook is toegezegd ze te herstellen, Door deze wanprestatie van de zijde van [geïntimeerde] lijden cliënten schade.
m. Partijen hebben vervolgens uitvoerig gecorrespondeerd en overlegd over de uitvoering van punten maar zijn hierover niet tot een oplossing gekomen.
* Bij brief van 28 december 2016 heeft de firma Groutech gereageerd op klachten van [appellanten] ter zake de op het balkon aangebrachte coating.
** Op 7 december 2016 hebben [XXX] installatieadviseurs in opdracht van [appellanten] hun bevindingen medegedeeld met betrekking tot stankoverlast en borrelen van de riolering en inspectie aan de CV-ketel.
*** Bij brief van 3 maart 2017 is namens [appellanten] onder meer het navolgende aan [geïntimeerde] bericht:

(…)
Het geschil
Uit de stukken valt op te maken dat er een geschil is ontstaan over, kort samengevat, diverse gebreken die cliënten hebben geconstateerd in het door [geïntimeerde] uitgevoerde werk en de te late oplevering van het werk. In verband met deze klachten hebben cliënten de factuur van 16 maart 2016 vooralsnog onbetaald gelaten.
Klachten
Cliënten hebben een lijst met klachten opgesteld. Het betreft de volgende:
1. Te laat met oplevering van het project
2. Verkeerd aangesloten/geïnstalleerde riolering met als gevolg stank in de badkamers
3. Verkeerd geïnstalleerd balkonhekwerk wat al begint te roesten en schade aan de balkoncoating door verkeerde installatie van het hekwerk. Door deze verkeerde installatie van het hekwerk is de garantie op de coating vervallen.
4. Onregelmatig uitgevoerd stucwerk en vele scheuren en loslaten op het plafond
5. Vergeten wandcontactdozen en aansluiting voor lamp in zolderbadkamer.
6. Onjuiste installatie van de CV installatie, waardoor een gevaarlijke situatie is ontstaan.
7. Geen bestektekeningen en revisietekeningen gemaakt van alle installaties
8. Onvoldoende warmtecapaciteit in meerdere vertrekken
9. Vochtproblemen in de muur in de eetkamer/keuken
10. Onduidelijkheid of de vloer in de zolderbadkamer versterkt is om het gewicht te kunnen dragen.
11. Onvoldoende hemelwaterafvoer en niet installeren van een adequate waterkering in de uitbouw.
12. Enkele binnendeuren krom getrokken
n. Bij brief van 12 juli 2017 heeft [geïntimeerde] een lijst met uit te voeren herstelwerkzaamheden (aangeduid als punten 2 t/m 6, 8 en 12 en corresponderend met voormelde punten in de brief van [appellanten] van 3 maart 2017) aan [appellanten] gezonden. Hierbij is medegedeeld dat na uitvoering van de gemelde werkzaamheden het openstaande factuurbedrag binnen 8 dagen op het bankrekeningnummer van [geïntimeerde] dient te worden bijgeschreven. Daarnaast is medegedeeld dat eventuele andere onvolkomenheden na voormelde betaling volgens de Bouwgarant voorwaarden beoordeeld zullen worden. Hierop is namens [appellanten] bij brief van 7 augustus 2017 geantwoord dat het herstel de door [geïntimeerde] genoemde punten 2 t/m 6, 8 en 12 betreft en dat de overige punten vooralsnog geparkeerd zijn en dat [appellanten] binnen 8 dagen na afronding van de herstelpunten een bedrag van € 8.476,96 aan [geïntimeerde] zullen betalen; e.e.a. onder voorbehoud van rechten.
o. Bij brief van 4 september 2017 is namens [appellanten] aan [geïntimeerde] bericht dat [appellanten] voldaan hebben aan hun verplichting om [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen herstelwerkzaamheden te verrichten maar dat [geïntimeerde] hiertoe niet binnen de daarvoor gestelde termijn is overgegaan, waardoor [geïntimeerde] in verzuim is komen te verkeren. [geïntimeerde] is in de gelegenheid gesteld om binnen 10 dagen te berichten of zij vrijwillig zal overgaan tot herstel. Bij brief van 12 september 2017 betwist [geïntimeerde] dat zij niet bereid zou zijn om herstelwerkzaamheden uit te voeren en dat zij in verzuim zou verkeren. [geïntimeerde] heeft [appellanten] gesommeerd om haar in de gelegenheid te stellen om uiterlijk 26 september 2017 de voorgestelde herstelwerkzaamheden op te starten, bij gebreke waarvan [appellanten] in verzuim komen te verkeren. Bij e-mailberichten van 15 september en 22 september 2017 is aan [geïntimeerde] namens [appellanten] bericht dat laatstgenoemden akkoord gaan met de uitvoering door [geïntimeerde] van de in haar actiepuntenlijst genoemde werkzaamheden.
p. Bij brieven van 1 december 2017 en 19 december 2017 is [geïntimeerde] wederom gesommeerd om de herstelwerkzaamheden uit te voeren.
q. In opdracht van [appellanten] heeft het Bureau voor Bouwpathologie een onderzoek ingesteld naar de door [appellanten] gestelde dertiental gebreken aan de verbouwingswerkzaamheden in hun woning. Van het onderzoek heeft het Bureau voor Bouwpathologie op 1 augustus 2018 een rapport opgesteld. [geïntimeerde] is na daartoe uitgenodigd te zijn niet aanwezig geweest bij het bewuste onderzoek. De bevindingen van het Bureau voor Bouwpathologie zijn namens [appellanten] bij brief van 3 oktober 2018 aan [geïntimeerde] medegedeeld. Aan [geïntimeerde] is verzocht om mee te delen of zij bereid is de in de brief opgesomde herstelwerkzaamheden uit te voeren.
r. Bij e-mailbericht van 16 april 2018 heeft [geïntimeerde] bericht dat zij het rapport van het Bureau voor Bouwpathologie niet erkent omdat dit rapport niet onafhankelijk zou zijn en omdat er punten aan de orde komen die volgens [geïntimeerde] buiten de overeengekomen regeling vallen.
Geschil in eerste aanleg
6.2.1.
In eerste aanleg vorderden [appellanten] , in conventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen een maand na betekening van dit vonnis de gebreken/tekortkomingen a. tot en met t., zoals in de inleidende dagvaarding onder punt 30 vermeld, naar de eisen van goed en deugdelijk werk en naar de bepalingen van de overeenkomst te herstellen, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [geïntimeerde] in gebreke blijft geheel of gedeeltelijk aan het vonnis te voldoen, althans [geïntimeerde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [appellanten] te voldoen een door de rechtbank, zo nodig na deskundigenbericht te bepalen bedrag aan (vervangende) schadevergoeding ten aanzien van de gebreken/tekortkomingen a. t/m t., zoals vermeld onder punt 30 van de inleidende dagvaarding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. [geïntimeerde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [appellanten] te voldoen een schadevergoeding van € 3.960,-- vanwege te late oplevering van het werk, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag dat de dagvaarding is uitgebracht;
III. [geïntimeerde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [appellanten] te voldoen een bedrag aan expertisekosten van € 2.447,23 inclusief btw, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag dat deze dagvaarding is uitgebracht;
IV. [geïntimeerde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan [appellanten] te voldoen een door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze dagvaarding is uitgebracht;
V. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van de advocaat van [appellanten] daaronder begrepen, alsmede te bepalen dat [geïntimeerde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is indien deze niet binnen 14 dagen na dit vonnis zijn voldaan.
6.2.2.
In reconventie vorderde [geïntimeerde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [appellanten] te veroordelen om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ad € 8.476,96 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum dat [appellanten] in verzuim zijn geraakt, te weten 30 maart 2016, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede [appellanten] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de salaris advocaat en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente indien de kosten niet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis worden voldaan.
6.2.3.
Bij tussenvonnis van 29 mei 2019 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen.
6.2.4.
Deze comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2019. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Dit bevindt zich bij de stukken.
6.2.5.
Bij het eindvonnis heeft de rechtbank, in conventie, uitvoerbaar bij voorraad:
- [geïntimeerde] veroordeeld om binnen een maand na de betekening van dit vonnis de afvoer van de wastafel die door de staander van de wand is geboord te verstevigen én nieuw hekwerk op het balkon te plaatsen;
- [geïntimeerde] veroordeeld om aan [appellanten] te betalen een bedrag van € 520,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW hierover met ingang van 8 februari 2019 tot de dag van volledige betaling;
- [geïntimeerde] veroordeeld om aan [appellanten] te betalen een bedrag van € 72,-- aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW hierover met ingang van 8 februari 2019 tot de dag van volledige betaling; en,
- [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [appellanten] tot op heden begroot op € 1.941,06, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
In reconventie heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- [appellanten] veroordeeld om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 8.476,96, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 1 april 2016 tot de dag van volledige betaling,
- [appellanten] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 461,-- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van achtste dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; en,
- [appellanten] veroordeeld in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [appellanten] niet binnen
7 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van acht dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
Geschil in hoger beroep
6.3.1.
[appellanten] hebben in (principaal) hoger beroep acht grieven aangevoerd. De memorie van grieven strekt ertoe dat het hof de vorderingen van [appellanten] voor zover die zijn afgewezen in eerste aanleg en voor zover zij die handhaven in hoger beroep (zie hierna rov. 6.3.3), alsnog toewijst en dat het hof de vorderingen van [geïntimeerde] voor zover die in eerste aanleg zijn toegewezen alsnog afwijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
6.3.2.
In incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] vier grieven aangevoerd. Haar memorie strekt ertoe dat het hof de vorderingen van [appellanten] volledig afwijst en haar (reconventionele) vordering volledig toewijst, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten.
6.3.3.
Over de omvang van het hoger beroep merkt het hof het volgende op. [appellanten] hebben in hun memorie van grieven aangegeven ten aanzien van een aantal vermeende gebreken geen herstel en/of vervangende schadevergoeding meer te verlangen. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [appellanten] hun vordering wat die punten betreft niet langer handhaven. Het hof gaat hierop nader in bij rov. 6.7 e.v.
Uitgangspunten bij de beoordeling van de zaak
6.4.
De overeenkomst tussen [appellanten] en [geïntimeerde] is te kwalificeren als een overeenkomst van aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. Op grond van dit artikel is [geïntimeerde] als aannemer verplicht de opgedragen werkzaamheden aan de woning van [appellanten] uit te voeren. Daartegenover staat de verplichting van [appellanten] als opdrachtgever om daarvoor de overeengekomen prijs te betalen.
Daarnaast is artikel 6:262 lid 1 BW van belang in verband met de verweren van [appellanten] (kort gezegd, opschorting en verrekening) tegen de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van het resterende factuurbedrag van bedrag ad € 8.476,96. Op grond van dit artikel kan een opdrachtgever zijn betalingsverplichting opschorten in afwachting van volledige nakoming door de opdrachtnemer.
6.5.
Verder is tussen partijen niet in geschil dat oplevering van het werk door [geïntimeerde] heeft plaatsgevonden (op 19 februari 2016) en dat [appellanten] in de woning in kwestie zijn getrokken (in maart 2016). Op grond van artikel 11 Co Vo 2010 (en artikel 7:758 BW) is [geïntimeerde] als aannemer na oplevering van het werk in beginsel (zie hierna rov. 6.6) ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die [appellanten] als opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs hadden moeten ontdekken. Aldus geldt dat een opdrachtgever, na ontdekking van gebreken aan het werk van de aannemer, binnen bekwame tijd moet protesteren (zie ook artikel 6:89 BW).
6.6.
Tot slot gelden de bepalingen artikel 12 en 13 CoVo 2020. Uit artikel 12 CoVo 2010 volgt verder dat ná oplevering een serviceperiode geldt van twee maanden. Volgens deze bepaling dient [geïntimeerde] tekortkomingen die in de serviceperiode aan de dag treden (niet zichtbaar ten tijde van de oplevering) zo spoedig mogelijk, en in ieder geval binnen een redelijke termijn, te herstellen, dit met uitzondering van die gebreken waarvan [geïntimeerde] aannemelijk maakt dat de oorzaak daarvan is toe te rekenen aan [appellanten] Na de serviceperiode is [geïntimeerde] als aannemer op grond van artikel 13 CoVo 2010 nog 5 jaar aansprakelijk voor tekortkomingen die niet eerder ontdekt hadden kunnen worden (verborgen gebreken). Voor zover het ernstige constructieve tekortkomingen betreft geldt een termijn van 20 jaar. Hierbij is (telkens) bepaald dat [appellanten] als opdrachtgevers van eventuele tekortkomingen binnen redelijke termijn na ontdekking mededeling aan [geïntimeerde] dienen te doen.
Deskundigenonderzoek
6.7.
[appellanten] vorderen, kort gezegd, herstel en/of vervangende schadevergoeding ten aanzien van de gebreken/tekortkomingen a. tot en met t. (het hof leest: a. t/m s.), zoals in de inleidende dagvaarding onder punt 30 vermeld. Zoals hiervoor is overwogen (in rov. 6.3.3) hebben [appellanten] in hun memorie van grieven aangegeven ten aanzien van een aantal vermeende gebreken geen herstel en/of vervangende schadevergoeding meer te verlangen en gaat het hof er dan ook vanuit dat [appellanten] hun vordering wat die punten betreft niet langer handhaven. Dit betreft d. lekkage onder de wastafel en j. waterkering aansluiting balkon op de achtergevel van de 1e verdieping. Ook de gestelde tekortkoming onder e. is, naar het hof begrijpt, in hoger beroep niet meer aan de orde.
6.8.
Blijkens de toelichting bij grief 1 van [appellanten] zijn in hoger beroep wel aan de orde:
a.
Stank vanuit de riolering van de badkamer op de 2e verdieping +c.
Stank vanuit de riolering in de badkamer op de 1e verdieping.
i.
Schade aan coating op het balkon.
k. en l.
Gebrekkig stucwerk en scheurvorming.
m.
Elektra niet compleet.
n.
Onjuiste installatie CV.
o.
Afvoer spoelbak keuken.
p.
Vochtproblemen in de muur in de eetkamer/keuken+ q.
Voorgevel bijkeuken vervuiling spouw groot risico op vochtdoorslag en groot warmtelek.
r.
Onvoldoende hemelwaterafvoer en het niet-installeren van een adequate waterkering in de uitbouw.
s.
Hol klinkende tegels.
6.9.
Ter onderbouwing van hun stelling dat er hier sprake is van tekortkomingen/gebreken in het werk beroepen [appellanten] zich op deskundigenrapporten van [XXX] Installatieadviseurs (producties 13 en 14 bij de inleidende dagvaarding) en Bureau voor Bouwpathologie BB (productie 20 bij de inleidende dagvaarding en productie 13 bij de memorie van grieven). Daarmee hebben zij hun betoog dat [geïntimeerde] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst tot aanneming van werk voldoende onderbouwd.
6.10.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat [appellanten] aanspraak kunnen maken op herstel en/of vervangende schadevergoeding. Bovendien stelt zij bij haar grief 1 in incidenteel hoger beroep dat de vordering van [appellanten] betreffende het balkonhek (onder f., g. en h. genoemd in de inleidende dagvaarding) ten onrechte is toegewezen. Volgens haar is een nieuw hek niet nodig en kan het hek gewoon opnieuw worden geconserveerd, daar waar de coating beschadigd is en/of roestvorming zich openbaart.
Naar het hof begrijpt, is het gebrek/de tekortkoming genoemd onder b. in hoger beroep niet meer aan de orde. De rechtbank heeft de vordering van [appellanten] dienaangaande (de afvoer van de wastafel die door de staander van de wand is geboord te verstevigen) toegewezen. Daartegen heeft [geïntimeerde] geen grief gericht.
6.11.
Gelet op het voorgaande is er tussen partijen een aantal geschilpunten – ten aanzien van a, c, f, g, h, i, k, l, m, n, o, p, q, r en s (hiervoor opgesomd in rov. 6.8, aangevuld met het geschilpunt betreffende het balkonhek genoemd in rov. 6.10) – ter beslechting waarvan voorlichting door een deskundige met bouwkundige expertise noodzakelijk is. Het hof ziet daarin aanleiding eerst een deskundigenonderzoek te laten verrichten, met name naar de (oorzaken van de) gestelde gebreken/tekortkomingen in het werk.
6.12.
Het hof zal de deskundige vragen of hij bedoelde gebreken/tekortkomingen ook constateert en zo ja, hoe deze dan kunnen worden hersteld. Gelet op het hiervoor weergegeven beoordelingskader is ook een vraag of [appellanten] het alsdan geconstateerde gebrek/tekortkoming op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs hadden moeten ontdekken (zie hiervoor rov. 6.5). Ook zal de deskundige in zijn onderzoek de bepalingen artikel 12 en 13 CoVo 2020 (zie hiervoor rov. 6.6) kunnen betrekken. Verder is een vraag, nu inmiddels een andere aannemer werkzaamheden aan de woning in kwestie heeft verricht, of de deskundige kan vaststellen, als er sprake is van een gebrek/tekortkoming, of dit/deze door [geïntimeerde] is veroorzaakt.
6.13.
[appellanten] vorderen (subsidiair) een, zo nodig na deskundigenbericht te bepalen, bedrag aan (vervangende) schadevergoeding. Voorts geeft [geïntimeerde] aan dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij nog tot herstel overgaat, omdat de verhouding tussen partijen volledig is verstoord. Het hof zal dan ook de te benoemen deskundige tevens vragen om voor het geval hij een gebrek/tekortkoming constateert daarvoor een herstelbedrag te begroten.
6.14.
Het hof zal de zaak bij dit arrest naar de rol verwijzen voor het nemen van akten door beide partijen gelijktijdig. Partijen dienen zich bij hun akte uit te laten over het aantal, de deskundigheid en – bij voorkeur eensluidend – de persoon van de te benoemen deskundige. Voorts verzoekt het hof partijen voorstellen te doen voor de aan de deskundige voor te leggen vragen.
6.15.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige ten laste van [appellanten] als eisende partij te brengen (artikel 195 Rv).
6.16.
Partijen kunnen de door hen te nemen aktes ook gebruiken om aan het hof kenbaar te maken of zij een zitting wensen hoofdzakelijk gericht op het alsnog schikken van de zaak, alvorens het deskundigentraject in te gaan (met bijbehorende kosten en tijdsbeslag).
Hierbij merkt het hof op dat mogelijk ook bewijslevering moet plaatsvinden. Partijen verschillen van mening of te laat is opgeleverd. Hierover gaan grief 7 in principaal hoger beroep en grief 2 in incidenteel hoger beroep. [geïntimeerde] heeft bewijs aangeboden door het horen van getuigen. Om proceseconomische redenen verzoekt het hof [geïntimeerde] bij haar akte alvast een schriftelijke verklaring van de directievoerder [persoon A] over te leggen.
6.17.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 26 september 2023 voor het nemen van een akte als bedoeld in rov. 6.14 en 6.16 door beide partijen gelijktijdig;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. de Haan, F.C. Alink-Steinberg en H.R. Quint en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 15 augustus 2023.
griffier rolraadsheer