ECLI:NL:GHSHE:2023:2604

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
200.324.836_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ouderschapsplan en schoolkeuze voor minderjarigen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De moeder verzoekt om vervangende toestemming voor het inschrijven van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op basisschool [basisschool 2] in [woonplaats moeder]. De vader verzoekt om de bestaande regeling te handhaven, waarbij [minderjarige 2] op basisschool [basisschool 1] in [woonplaats vader] is ingeschreven. De rechtbank had eerder de vader toestemming verleend om [minderjarige 2] in te schrijven op de school van zijn keuze, en het verzoek van de moeder afgewezen. Het hof overweegt dat er geen wijziging van omstandigheden is die een verandering van school rechtvaardigt. De kinderen hebben al veel veranderingen meegemaakt, en het is in hun belang om stabiliteit te behouden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep. De beslissing benadrukt het belang van de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag en de noodzaak voor ouders om overeenstemming te bereiken over belangrijke zaken zoals schoolkeuze.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 augustus 2023
Zaaknummer: 200.324.836/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/01/388028 / FA RK 22-5398 en C/01/388191 / FA RK 22-5490
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.H. Meulendijks-Hermans,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.P.E. van Ekelen.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 maart 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader strekkende tot het verkrijgen van vervangende toestemming voor het inschrijven van [minderjarige 2] op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] alsnog af te wijzen en aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats moeder] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 mei 2023, heeft de vader verzocht de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar dat verzoek in hoger beroep te ontzeggen als zijnde ongegrond dan wel onbewezen, onder bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Meulendijks-Hermans;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Ekelen;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 januari 2023;
  • het V6-formulier met bijlage ingediend door de advocaat van de moeder op 4 april 2023;
  • het V8-formulier ingediend door de advocaat van de moeder op 27 juni 2023;
  • het V8-formulier ingediend door de advocaat van de vader op 27 juni 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de moeder op 30 juni 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde en voorgedragen pleitnota.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de inmiddels verbroken relatie van partijen zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren.
De vader heeft de kinderen erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
[minderjarige 1] heeft het hoofdverblijf bij de vader en [minderjarige 2] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Partijen hebben in onderling overleg een ouderschapsplan opgesteld. Dit ouderschapsplan is op 6 juni 2022 door partijen voor akkoord ondertekend.
Partijen zijn daarin – voor zover in deze zaak van belang – overeengekomen dat:
  • [minderjarige 1] op basisschool [basisschool 1] in [woonplaats vader] zit;
  • [minderjarige 2] op peuterspeelzaal [peuterspeelzaal] te [woonplaats vader] zit;
  • de keuze voor een (type) school door de ouders gezamenlijk wordt gemaakt;
  • de kinderen in het kader van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op maandag tot en met woensdagochtend voor school bij de moeder verblijven en van woensdagmiddag na school tot en met vrijdag bij de vader verblijven. Het weekend verblijven de kinderen om en om bij partijen, waarbij de vader de kinderen op maandag na het weekend dat zij bij hem verbleven naar school brengt en op vrijdagavond naar de moeder brengt als de kinderen dat weekend bij haar verblijven.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank:
  • de vader in plaats van de moeder op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming verleend om [minderjarige 2] met ingang van heden in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] ;
  • het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats moeder] afgewezen.
3.4.
De moeder kan zich met deze beslissingen niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de kinderen in de afgelopen periode al veel veranderingen hebben meegemaakt en dat een volgende verandering, zijnde een wisseling van school, zich niet goed verhoudt met de belangen van de kinderen. De rechtbank heeft ten onrechte geen rekening gehouden met de woonsituatie van de vader. De vader staat op dit moment ingeschreven op het adres van zijn ouders te [woonplaats vader] , maar hij verblijft feitelijk op een camping in [plaats] . Het is niet toegestaan om permanent op deze camping te wonen; dit is in strijd met het bestemmingsplan. De vader heeft geen enkele toelichting gegeven over zijn toekomstige woonplannen. Gelet op de onzekere woonsituatie van de vader is het zeer waarschijnlijk dat de kinderen in de toekomst alsnog van school moeten wisselen. De moeder daarentegen heeft een huurwoning voor onbepaalde tijd in [woonplaats moeder] . Zij betwist dat zij – zonder overleg – naar [woonplaats moeder] is verhuisd. De moeder heeft urgentie aangevraagd. Zij kon een woning in [woonplaats moeder] krijgen. Wanneer zij die woning had geweigerd dan had zij regionale urgentie gekregen en was het onzeker hoe ver die woning van [woonplaats vader] zou liggen. Het is in het belang van de kinderen dat er rust wordt gecreëerd in hun situatie door hen nu in te schrijven op de basisschool in [woonplaats moeder] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen nog gemakkelijk van school wisselen omdat zij pas zijn begonnen op de basisschool. Zij hebben in deze korte periode nog geen sociaal leven in [woonplaats vader] opgebouwd. Hoewel een schoolwisseling een ingrijpende gebeurtenis is voor kinderen, zijn er geen indicaties dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] deze verandering niet aan zouden kunnen. De moeder betwist dat de gezondheidsklachten van [minderjarige 1] te wijten zijn aan de strijd tussen de ouders. Deze gezondheidsklachten speelden al voordat partijen uit elkaar gingen. Het gaat de laatste tijd juist aanzienlijk beter met [minderjarige 1] . De raad heeft verklaard dat de manier waarop de schoolwijziging wordt overgebracht op de kinderen grote invloed heeft op de kinderen; als de kinderen van beide ouders meekrijgen dat zij achter de schoolwijziging staan, zullen de belangen van de kinderen niet worden geschaad. Partijen zijn het erover eens dat de kinderen naar dezelfde basisschool moeten gaan. Zowel de rechtbank als de raad hebben ten onrechte overwogen dat het verzoek van de moeder enkel een persoonlijke wens betreft waarbij haar eigen belangen een rol spelen. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij naar school gaan in een plaats waar geen van beide ouders wonen. Ook is het niet in het belang van de kinderen dat zij altijd met de auto naar school moeten worden gebracht. Het is vanaf de camping een half uur fietsen naar de basisschool, hetgeen de moeder niet wenselijk acht. De totale reistijd voor de kinderen van en naar school neemt af wanneer zij in [woonplaats moeder] naar de basisschool zouden gaan. Bovendien kunnen de kinderen op dit moment – vanwege de reisafstand – lastig afspreken met klasgenoten. Ook blijft er maar weinig tijd over voor sportactiviteiten en buiten spelen. Verder heeft de moeder een groot sociaal vangnet in [woonplaats moeder] . Indien nodig kan het netwerk van de moeder de kinderen opvangen. De vader beschikt niet over een dergelijk vangnet.
De rechtbank heeft tot slot ten onrechte overwogen dat de moeder er niet in geslaagd is om te onderbouwen waarom de basisschool in [woonplaats moeder] beter geschikt is dan de huidige school in [woonplaats vader] , gelet op de weloverwogen keuze van partijen voor de huidige school. De vader heeft erkend dat beide scholen ongeveer dezelfde visie hebben. Bovendien is de vader samen met de moeder op gesprek geweest bij de basisschool in [woonplaats moeder] . Dit betrof geen kennis-makingsgesprek. Op het moment dat de moeder de woning in [woonplaats moeder] kreeg waren partijen aanvankelijk overeengekomen dat de kinderen in [woonplaats moeder] naar school zouden gaan.
De rechtbank heeft derhalve een aantal belangrijke argumenten van de moeder niet meegenomen in de overwegingen. De moeder acht het nog altijd in het belang van de kinderen dat zij allebei worden ingeschreven op basisschool [basisschool 2] in [woonplaats moeder] .
3.6.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De moeder heeft geen enkel argument aangevoerd waardoor de wisseling van school noodzakelijk en in het belang van de kinderen is. De belangen van de kinderen prevaleren boven de door de moeder in het beroepschrift aangevoerde belangen c.q. redenen om van school te veranderen. De door de moeder aangevoerde praktische argumenten leveren geen gegronde noodzakelijke reden op waarom de kinderen alsnog van school dienen te veranderen. De kern van het probleem is volgens de moeder dat de kinderen niet in hun woonplaats naar school gaan. De belangen van de kinderen prevaleren bij de moeder niet vaak boven praktische overwegingen. De moeder laat haar eigen hobby’s prevaleren boven de hobby’s van de kinderen. Zij investeert niet in de sociale omgeving van de kinderen. Indien de kinderen in [woonplaats moeder] naar school gaan dan wordt de reistijd vanuit de camping veel langer. De vader is nu heel actief betrokken bij de school van de kinderen, wat na een schoolwisseling – vanwege de afstand – niet langer mogelijk is. Hij betwist dat de kinderen altijd met de auto naar school moeten worden gebracht. In de omgeving van de vader wonen meerdere kinderen die op de fiets in [woonplaats vader] naar school gaan. Verder is het onwaarschijnlijk dat er op de basisschool iets onverwacht niet doorgaat of uitvalt. De camping van de vader ligt aan de dorpsgrens in [woonplaats vader] . Hij heeft geen groot sociaal vangnet nodig om de kinderen op te kunnen vangen. Bovendien kan hij gebruik maken van de hulp van zijn vader of vrienden. Op woensdag en op vrijdag wordt er tot nu toe zonder problemen afgesproken met klasgenoten. De vader is daarbij altijd bereid om de kinderen te brengen en/of op te halen. De vader betwist verder dat er sprake is van een onzekere woonsituatie. Zowel door de eigenaar van de camping als door de gemeente Venray wordt permanente bewoning op de camping toegestaan. De vader kan zich ook op het adres van de camping laten inschrijven. Hij heeft deze inschrijving nog niet gerealiseerd omdat hij de optie open wil houden om in de toekomst alsnog in aanmerking te komen voor urgentie bij de woningcorporatie in [woonplaats vader] . De vader heeft destijds het chalet in [plaats] gekocht, zodat de moeder aanspraak kon maken op urgentie in [woonplaats vader] omdat partijen dit niet allebei konden doen. Op die manier zouden partijen relatief dicht in de buurt van de school in [woonplaats vader] kunnen blijven wonen. De vader ziet nu niet de noodzaak in van het aanvragen van urgentie. Het chalet is permanent te bewonen en de camping is een kindvriendelijke woonomgeving.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de kinderen in de afgelopen tijd al veel ingrijpende veranderingen hebben doorgemaakt. De grootste verandering betreft de relatiebreuk van hun ouders en de daarmee gepaard gaande voortdurende strijd tussen de ouders. Verder is de moeder naar [woonplaats moeder] verhuisd en de vader naar de camping in [plaats] . [minderjarige 2] is van opvanglocatie gewisseld en zij is inmiddels ook gestart op de basisschool in [woonplaats vader] . De moeder had kunnen weten dat door de verhuizing naar [woonplaats moeder] deze situatie zou ontstaan. Wanneer er nu wordt besloten om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te laten wisselen van school zou dit wederom een grote verandering zijn, met een op dit moment niet overzienbare impact op de kinderen. Daarnaast zou het betekenen dat de vader op korte termijn zou moeten verhuizen om dichter bij de school van de kinderen te kunnen wonen, wat wederom een grote verandering voor de kinderen zou betekenen. [minderjarige 1] bezoekt al twee jaar de basisschool in [woonplaats vader] en zij heeft inmiddels daar een sociale kring opgebouwd. De kinderen willen niet van school wisselen. Zij voelen zich fijn op de school in [woonplaats vader] en gedijen daar goed. [minderjarige 1] kampt met gezondheidsklachten, zoals veelvuldige terugkerende infectieklachten en vermoeidheidsklachten. [minderjarige 1] is hiervoor onder behandeling en zij heeft een doorverwijzing gekregen naar een psycholoog voor een psychologisch onderzoek. De vader gunt de kinderen vooral rust en duidelijkheid over de school, zodat zij zich daar geen zorgen meer over hoeven te maken. De vader betwist dat hij ingestemd zou hebben met het inschrijven van de kinderen op de basisschool in [woonplaats moeder] . Hij is enkel mee geweest naar een kennismakingsgesprek, in een poging om de mening van de moeder te begrijpen en in overweging te nemen. De moeder heeft in hoger beroep nagelaten te onderbouwen waarom de school in [woonplaats moeder] beter bij de kinderen past. Beide scholen hebben weliswaar dezelfde visie, maar de school in [woonplaats vader] steekt meer tijd in het blijven uitdagen van kinderen. Daarnaast is de school in [woonplaats vader] een geschakelde school; dit betekent dat er een samenwerking is met basisschool [basisschool 3] . Er is daardoor meer aandacht voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen en zij leren hun eigen krachten over te brengen op andere kinderen. Bovendien is de school in [woonplaats vader] een kleinschalige school met maximaal 185 leerlingen, terwijl er op de school in [woonplaats moeder] maximaal 350 leerlingen zitten.
3.7.
De raad voert tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende aan.
Het zou voor de kinderen het beste zijn wanneer de ouders zelf overeenstemming kunnen bereiken over welke basisschool het meest in het belang van de kinderen is. In dat geval worden de belangen van de kinderen met beide opties niet geschaad. De schoolkeuze kan dan richting de kinderen als een gezamenlijk idee van de ouders worden uitgedragen. De kinderen moeten dan eventueel in de gelegenheid worden gesteld om afscheid te nemen van hun oude school. Indien de standpunten van de ouders omtrent de schoolkeuze onveranderd blijven dan is een schoolwisseling nu niet in het belang van de kinderen. In beide situaties worden de kinderen geconfronteerd met een reistijd naar school. Beide scholen zijn qua vormgeving van het onderwijs ongeveer gelijk. In de huidige zorgregeling zijn de afspreekdagen op woensdag en vrijdag bij de vader. Wanneer de kinderen in [woonplaats moeder] naar school gaan dan wordt het voor de vader moeilijker om op woensdag- en vrijdagmiddag speelafspraken met klasgenoten te realiseren.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt met zich dat beide partijen het eens dienen te zijn over welke school de minderjarige bezoekt. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
3.8.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat
het verzoek van de moeder – om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [basisschool 2] te [woonplaats moeder] – dient te worden afgewezen en het verzoek van de vader – om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 2] in te schrijven op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] – dient te worden toegewezen.
In aanvulling daarop overweegt het hof als volgt.
3.8.3.
Vast staat dat partijen gedurende hun relatie hebben samengewoond in [woonplaats vader] . De kinderen hebben tijdens de relatie van partijen in [woonplaats vader] op de kinderopvang verbleven. Partijen hebben [minderjarige 1] in onderling overleg ingeschreven op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] . In het door partijen in onderling overleg opgestelde ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat – ook na het uiteengaan van partijen – [minderjarige 1] op basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] blijft zitten en [minderjarige 2] op peuterspeelzaal [peuterspeelzaal] te [woonplaats vader] . Inmiddels bezoekt ook [minderjarige 2] sinds februari 2023 basisschool [basisschool 1] te [woonplaats vader] . Voorts blijkt uit dit ouderschapsplan dat op het moment dat partijen dit overeenkwamen de moeder reeds in [woonplaats moeder] en de vader reeds op de camping in [plaats] woonachtig was. Tussen partijen is niet in geschil dat beide kinderen dezelfde basisschool dienen te bezoeken.
3.8.4.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat de moeder in hoger beroep onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er – sinds de opstelling en ondertekening van het ouderschapsplan – sprake is van een wijziging van omstandigheden die maakt dat een wijziging van de basisschool in het belang van de kinderen wenselijk dan wel noodzakelijk is. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aan het verzoek van de moeder in hoger beroep hoofdzakelijk praktische overwegingen ten grondslag liggen. Deze praktische overwegingen dienen echter niet boven het belang van de kinderen te prevaleren om de navolgende redenen. Allereerst zijn partijen in het ouderschapsplan een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen, waarbij zij een nagenoeg gelijk aandeel in de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben. Feitelijk wordt hier ook volledig uitvoering aan gegeven. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verklaard dat hij niet voornemens is om te verhuizen omdat het chalet op de camping in [plaats] permanent kan worden bewoond en de camping een kindvriendelijke woonomgeving voor de kinderen is. Dit maakt dat welke basisschool de kinderen ook bezoeken de kinderen altijd met een reistijd naar school worden geconfronteerd, omdat de ouders niet in dezelfde woonplaats wonen. Verder stelt het hof op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling vast dat het feit dat de kinderen naar school gaan in een andere plaats dan waar zij wonen en daardoor reistijd hebben, tot op heden nog niet tot onoverkomelijke problemen heeft geleid. Zo heeft de vader onweersproken gesteld dat hij op dit moment zeer actief betrokken is bij alle activiteiten die op de basisschool in [woonplaats vader] worden georganiseerd en dat hij speelafspraken tussen de kinderen en hun klasgenoten op de woensdag- en vrijdagmiddag faciliteert. Verder heeft de vader tijdens de mondelinge behandeling – onweersproken – gesteld dat beide kinderen goed gedijen op de basisschool in [woonplaats vader] en dat zij het daar naar hun zin hebben. Daarbij komt dat uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep volgt dat de scholen qua visie en onderwijsvorm ongeveer gelijk zijn. Tot slot heeft ook de raad tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat – wanneer de standpunten van de ouders omtrent welke basisschool in het belang van de kinderen is onveranderd blijft – een schoolwisseling niet in het belang van de kinderen is. Het hof is op grond van genoemde feiten en omstandigheden en alle belangen in ogenschouw nemende, van oordeel dat de belangen van de kinderen het meest zijn gediend als er geen wijziging wordt aangebracht in de door hen te bezoeken basisschool.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep – gelet op de aard van de zaak – compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 6 februari 2023;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en E.M.D.M. van der Linden en is in het openbaar uitgesproken door mr. H. van Winkel op 10 augustus 2023 in tegenwoordigheid de griffier.