3.2.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
- [de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1963, is op 1 januari 2016 in dienst getreden bij
[de werkgever] in de functie van bestuurder. Hij is tevens per die datum benoemd tot statutair
bestuurder. Het salaris van [de werknemer] wordt genormeerd door de WNT en bedraagt per 2022
€ 16.871,48 bruto per maand inclusief emolumenten.
In zijn hoedanigheid van bestuurder maakte [de werknemer] deel uit van de Raad van Bestuur (hierna:
"de RvB") van [de werkgever] . De RvB telt (in beginsel) drie bestuurders.
- [de werkgever] is een stichting gericht op het ondersteunen van cliënten bij het
verbeteren of zo veel mogelijk behouden van hun eigen leven. Dat doet zij vanuit 33 locaties voor meer dan 6.000 cliënten. [de werkgever] heeft verschillende samenwerkingspartners, waaronder [bedrijf 1] . Doel van de samenwerking met [bedrijf 1] is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie en projecten op het gebied van wonen, zorg en welzijn in de regio.
- De notulen van de vergadering van de RvT van 30 augustus 2021 (productie 8 bij verweerschrift eerste aanleg), waarbij [lid van de RvB] en [de werknemer] namens de RvB aanwezig waren, vermelden onder andere het volgende:
"Hervatting: De RvT heeft grote zorgen, net als na de vorige vergadering. De RvT
is er in tegenstelling tot de RvB niet voor 100% van overtuigd dat de ombuiging gaat
lukken. RvT wil kostenbeheersing, opbrengstmaximalisatie en voortgang op het
beheerproces zien. De RvB moet hierover maandelijks schriftelijk rapporteren en er
komen extra digitale vergaderingen met de RvT om de rapportages door te nemen.
De RvT is van mening dat er weinig wordt ingegrepen op [project] en het lijkt erop
alsof de besparing bij de zorg vandaan moet komen. De RvT verwacht leiderschap.
De RvB moet dit meer uitstralen. Het uitroepen van een crisis vraagt om een andere
verantwoordelijkheid van de RvB, kan niet meer alleen sturen op vertrouwen. De
RvT hoopt aan het eind van het jaar op een succes om met elkaar op te proosten.
Maar als dat niet zo is, zal de RvT daar ook wat mee moeten, dit kan de RvT niet zo
laten lopen. "
- In een notitie van de RvT aan de RvB van 1 september 2021 (productie 9 bij verweerschrift in eerste aanleg) heeft de RvT onder meer het volgende aan de RvB meegedeeld:
“(…) In onze RvT vergadering van eergisteren hebben wij uitgebreid stil gestaan bij de financiële ontwikkelingen binnen [de werkgever] . Dit was een vervolg op de bespreking van de financiële stand van zaken in de RvT vergadering van juli. Dit raakt ook direct aan de bedrijfsvoeringaspecten. De RvT heeft toen haar zorgen hierover aangegeven. Onze zorgen zijn inmiddels alleen maar toegenomen. En dat is bij jullie ook zo: de RvB heeft geconstateerd, dat dit een crisis is en dat er nu maatregelen genomen moeten worden. Die maatregelen hebben jullie gepresenteerd.
Chronologisch
7 juli 2021 .. RvT vergadering
Q1 rapportage met prognose 3,2 mio negatief
19 aug.2021 .. RvB roept crisis uit en geeft mngt opdracht om maatregelen te nemen.
Vereist resultaat is : uitkomst einde 2021 =0 mio
27 aug.2021 .. Mngt levert plannen aan om vereist resultaat te bereiken
30 aug.2021 .. RvT vergadering :
Q2 rapportage met prognose 6,9 mio negatief
Ingediende maatregelen dekken niet de beoogde uitkomst einde jaar
RvB legt extra maatregelen op van 1,1 mio
Verwachte uitkomst einde 2021 : 0 mio
Afgesproken rendement van 1,5% jaarlijks wordt niet gehaald.
We hebben samen uitgebreid van gedachten gewisseld over de analyse van deze situatie en over de te nemen maatregelen. De RvB is overtuigd van de effectiviteit van de maatregelen en acht het realistisch, dat einde jaar het resultaat 0 mio is, mede omdat de mngrs goed gemobiliseerd zijn. Jullie geven aan, dat je vanaf nu 2-wekelijks de financiële resultaten gaat volgen en bespreken met het mngt.
Na afloop van onze bespreking heeft de RvT haar visie en haar verwachtingen geformuleerd.
» De RvT heeft grote zorgen over deze situatie. Wij zijn er niet voor 100% van overtuigd, dat de beoogde besparing in 4 maanden tijd gerealiseerd kan worden. Het vereist in ieder geval een forse inspanning.
Wij verwachten van jullie nu:
• Kosten beheersing
• Opbrengsten maximalisatie
• Maandelijkse rapportage
• Verbetering van het beheer proces
• Leiderschap
• Resultaat einde 2021 : 0 mio.
De grootste kostenpost zit bij het project [project] en daarop wordt verhoudingsgewijs weinig ingegrepen. Dat verbaast ons.
Jullie hebben de crisis uitgeroepen en daarbij past zichtbaar leiderschap; niet alleen naar RvT zichtbaar, maar vooral ook naar mngt en organisatie.
Wij willen kunnen constateren, dat jullie presteren en dat je de ombuiging in dit jaar
realiseert.
Jullie zijn overtuigd van de realiteitszin van de slaagkans van deze prestatie. En dat is fijn en bemoedigend, omdat de RvB immers de drive en de daadkracht moet uitstralen en moet aanspreken bij het mngt. De RvT ziet, dat de RvB inspanningen wil plegen. Wij hopen uiteraard van harte, dat dit tot het gewenste effect zal leiden.
Als het resultaat einde 2021 bereikt is, zullen wij dat met jullie vieren.
Als het resultaat dan niet bereikt is, dan kan de RvT niet anders dan hierop ook tot actie te komen.
De RvT wil dit traject in de komende 4 maanden nadrukkelijker van nabij volgen. Na elke maand zien we graag de rapportage en zullen we een virtuele bespreking houden om de voortgang te zien en met jullie te bespreken<<
- Op 13 oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de werknemer] en de
remuneratiecommissie (bestaande uit mevrouw [voormalig voorzitter van de RvT] , voorzitter van de RvT en de heer [lid van de RvT 2] , lid van de RvT). In het verslag van dit gesprek (d.d. 20 oktober 2021, productie 16 bij inleidend verzoekschrift) zijn punten van kritiek op het functioneren van [de werknemer] weergegeven.
- In de avond van l3 oktober 2022 heeft mevrouw [lid van de RvB] (eveneens lid van de RvB en hierna: [lid van de RvB] ) formeel het vertrouwen in [de werknemer] opgezegd.
- [de werknemer] heeft op vraag van de RvT in zijn e-mails van 18 oktober 2021 (productie 14 bij inleidend verzoekschrift en productie 33 bij beroepschrift) aan de RvT een nadere toelichting gegeven van zijn belangrijkste dossiers en van de door hem daarbij behaalde resultaten.
- In een gesprek met de RvT op 21 oktober 2022 is vervolgens door de RvT de conclusie getrokken dat [de werknemer] niet verder kan als bestuurder van [de werkgever] . Hierna zijn
[de werknemer] en [de werkgever] vrij snel gestart met gesprekken over een vertrekregeling. Die regeling is uiteindelijk niet tot stand gekomen.
- Op 6 december 2021 heeft [de werknemer] zich ziek gemeld bij [de werkgever] wegens overspannenheid.
- Bij brief van 11 maart 2022 is [de werknemer] uitgenodigd voor de vergadering van de RvT
van 17 maart 2022, waarvoor het voorgenomen ontslag van [de werknemer] als statutair bestuurder is
geagendeerd. Als reden voor het voornemen [de werknemer] te ontslaan als statutair bestuurder is in de
uitnodiging (productie 4 bij verzoekschrift) het volgende genoemd:
"(…)Gronden voor besluit
Deze brief dient tevens ter verdere onderbouwing van de redenen van de RvT om te willen komen tot een beëindiging van jouw positie binnen de [de werkgever] (hof: [de werkgever] ). Arbeidsrechtelijk ligt de grondslag van dit besluit primair in artikel 7:699 lid 3 sub h en subsidiair sub d BW. Kort gezegd is er bij de RvT onvoldoende vertrouwen in jou als bestuurder en is er geen vertrouwen dat er voldoende basis is voor een verdere
samenwerking.
Uiteraard betreuren wij dit, maar terugkijkend naar de totstandkoming van het besluit hebben wij moeten vaststellen dat wij op verschillende momenten en in het kader van verschillende gebeurtenissen aan jou kenbaar hebben gemaakt niet tevreden te zijn met de wijze waarop jij jouw taken uitvoerde en dat wij ons zorgen maakten overeen aantal 'dossiers' en de wijze waarop jij daarmee omging en bent omgegaan. Dit is vervolgens 'geëscaleerd' toen medio oktober 2021 onder meer uit de RvB hele duidelijke signalen kwamen over het gebrek aan vertrouwen in een samenwerking met jou. Dit heeft de besluitvorming van de RvT in een stroomversnelling gebracht.
(…)
Start van zorgen RvT
Terugkijkend naar het moment waarop de RvT steeds toenemendere zorgen kreeg over het
functioneren van de RvB en jouw rol daarin, kunnen we vaststellen dat dit voor ons rond april 2021 is gestart. Dat was het moment waarop de OR zich kritisch uitliet over [de werkgever] , over de werkdruk, de gebrekkige reactie van de RvB op punten van de OR, de afstand die werd ervaren tussen de medewerkers en de RvB, gebrek aan betrokkenheid en de snelheid van bepaalde veranderingen.Kortom, een kritisch beeld werd geschetst wat ons zorgen baarde. Dat heeft de RvT ook uitgesproken.
De RvT heeft zich vanaf mei 2021 steeds kritischer uitgelaten richting de RvB en daarmee ook naar jou. In de RvT vergadering van april 2021 en daarna, is er bijvoorbeeld in iedere vergadering aan jou gevraagd om te komen met een strategisch plan over de vastgoedontwikkeling en portfoliostrategie. Uit de aantekeningen van deze vergaderingen valt op dat jij stelselmatig hebt nagelaten om met de gevraagde input te komen en ook geen goede argumenten kon geven waarom jouw input achterwege bleef.
Resultaten: RvT wordt onaangenaam verrast
In de tweede helft van 2021 bleek opeens dat het verwachte jaarresultaat niet alleen negatief was maar dat de berekende bedragen schrikbarend slecht waren, er zou een negatief resultaat zijn van € 3.2m. Ook bleek dat de organisatie niet in control was onder andere omdat administratieve processen niet op orde waren. Zoals je je nog zal kunnen herinneren was de RvT ontzettend onaangenaam verrast en bezorgd. Ons is bijgebleven dat hoewel dit statutair een hoofdelijke verantwoordelijkheid is, jij niet echt betrokken leek te zijn bij het werken aan een oplossing. Dat is in de daaropvolgende vergaderingen ook gebleken.
Huisvestingsplannen blijven achter
In de volgende vergaderingen hebben wij jou meerdere malen gevraagd om een huisvestingsplan op te stellen. Wij hebben het met elkaar gehad over het feit dat vanuit [bedrijf 1] was uitgesproken dat men teleurgesteld was in de samenwerking met jou en dat men deze samenwerking wenste te herijken. Je hebt hier niet echt inhoudelijk op gereageerd, wat ons destijds ook heeft verbaasd.
Hierover is ook later met jou gedeeld dat vanuit [bedrijf 1] werd aangegeven dat men tijdens vergaderingen onder meer de indruk had dat jij de stukken niet goed had gelezen, niet goed in staat was om to the point over onderwerpen te spreken, dat jouw input achter bleef en dat men geen vertrouwen in jou had.
In de vergadering van augustus jl. bleek dat het verwachte jaarresultaat zou neerkomen op een negatiefsaldo van € 6.9m. Dat was het moment waarop de crisis werd uitgesproken en besloten werd dat met de managers gesproken zou moeten worden om te komen tot maatregelen met onder meer als doel het resultaat terug te brengen naar 0.
Wij spraken met jou wederom over het (ontbreken van het) meerjaren huisvestingsbehoefteplan, dat gekoppeld zou zijn aan een nieuwe strategische koers. Omdat een duidelijke procesbeschrijving ontbrak was het niet mogelijk om met elkaar daadwerkelijk te spreken over een proces. Dat hebben wij als RvT ook uitgesproken en toegelicht waarom wij dit zo zagen. Jij was daarover verbaast.
Daar komt bij als ander voorbeeld van het gebrek aan jouw betrokkenheid, dat jij tijdens de
presentatie van [lid van de RvB] over de cijfers aangaf niet bekend te zijn met de beschreven overschrijdingen.
Verwachtingen RvT en afspraken met RvB
In een notitie van 1 september 2021 heeft de RvT beschreven welke (grote) zorgen de RvT had, wat wij met elkaar hadden besproken en afgesproken. Namens de RvT is in die notitie nogmaals schriftelijk herhaald welke verwachtingen de RvT van de RvB had
In de vergaderingen daarna, ik verwijs onder meer naar de notitie van 21 september jl., is vast komen te staan dat de door jullie bedachte maatregelen niet het gewenste effect hadden, dat het verlies niet op de voorgespiegelde wijze afgewend zou kunnen worden en dat verder ingrijpen noodzakelijk was. Ook bleek dat de plannen van de RvB niet zoals wij met elkaar hadden afgesproken waren uitgevoerd.
Ten aanzien van jouw eigen portefeuille bleek nogmaals dat jij in de tussenliggende periode datgene dat jij ons had voorgehouden te zullen doen nog steeds niet had gedaan. Geen volledige stukken aangeleverd en ook geen goede verklaring waarom dit alles zo lang op zich liet wachten.
Gesprekken met RvT
De gesprekken tussen de RvT en jou zijn geïntensiveerd vanaf september 2021 enerzijds omdat de RvT constateerde dat de resultaten achterbleven, dat jij onvoldoende als bestuurder jouw verantwoordelijkheid nam en omdat er steeds meer signalen kwamen over jouw leiderschap en functioneren. Er is nogmaals herhaald wat de feedback vanuit BW op jouw leiderschap en management was. Stevige kritiek die de RvT niet kon pareren. Jouw antwoord hierop was voor ons niet bevredigend en heeft eraan bijgedragen dat ons vertrouwen in jou dat al fragiel was nog meer is afgenomen.
Signalen over gebrek aan zichtbaarheid en betrokkenheid
Daarbij heeft een rol gespeeld dat vanuit de organisatie meerdere malen signalen zijn neergelegd bij de RvT over jouw functioneren. Dat ging over zichtbaarheid en betrokkenheid, over jouw instructies aan het secretariaat over afspraken, over bereikbaarheid, voor de organisatie onduidelijke afspraken over thuiswerken etc. Het is ook hier dat jouw bijna laconieke houding ons opviel wat we niet goed konden plaatsen.
Onvoldoende communicatie
Rode draad in de onderwerpen die wij met elkaar hebben besproken in die periode is de gebrekkige en onvolledige communicatie naar de RvT. Wederom een voorbeeld van de redenen voor het afnemende vertrouwen in jou als bestuurder. We hebben daar, stevig, over gesproken en jou op verschillende onderwerpen geconfronteerd met vragen, jouw reactie en onze verbazing en zorg over het gebrek aan pro activiteit van jouw kant.
Medebestuurder spreekt uit geen vertrouwen te hebben
Uiteindelijk is er een situatie ontstaan waarbij de RvT op basis van haar eigen waarnemingen, aanwijzingen en zorgen vanuit [de werkgever] over jou vaststelde dat een verdere samenwerking niet goed mogelijk bleek. Daar is toen nog bij gekomen het feit dat jouw medebestuurder aan de RvT heeft laten weten geen vertrouwen meer in jou te hebben. Wij hebben op 14 oktober 2021 hierover met jou gesproken. Jij schrok zichtbaar van deze mededeling en was mede daardoor niet goed in staat om hier meteen inhoudelijk op te reageren wat begrijpelijk is. Wij hebben de onderwerpen waarop dat gebrek aan vertrouwen was en is gebaseerd met jou gedeeld. Later heb jij hier nog op gereageerd, zowel per e-mail als in het hiervoor genoemde gesprek van 26 november jl. Ook over dit onderwerp
gaf jij aan het niet terecht te vinden dat de RvT op basis van deze mededeling conclusies had
verbonden die gevolgen hadden voor jouw positie binnen [de werkgever] . Je had graag gezien dat er nog een poging was gedaan om al dan niet via mediation tot een vergelijk te komen. Hoewel jouw reactie niet geheel onbegrijpelijk zou zijn als de mededeling van jouw medebestuurder op zichzelf staand zou zijn, maar dat was het voor de RvT niet. (…)"
- [de werknemer] is in de vergadering van 17 maart 2022 ontslagen als statutair bestuurder. Op
dat moment was hij arbeidsongeschikt als gevolg waarvan de arbeidsovereenkomst niet
gelijktijdig is beëindigd. In de vergadering van 17 maart 2022 is besloten dat de
arbeidsovereenkomst na de hersteldmelding van [de werknemer] zou worden opgezegd.
- Op 7 april 2022 heeft [de werknemer] zich beter gemeld.
Bij brief van 12 april 2022 heeft [de werkgever] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 mei
2022 (productie 11 bij verzoekschrift).
- [de werkgever] heeft in verband met de beëindiging van het dienstverband in totaal een bedrag van € 38.429,00 bruto aan transitievergoeding betaald. Daarnaast heeft [de werkgever] een bedrag van € 75.000,00 bruto betaald in verband met het niet in achtnemen van de opzegtermijn.
De verzoeken aan de rechtbank en het oordeel van de rechtbank
3.3.1.[de werknemer] heeft de rechtbank verzocht, voor zover in beroep nog relevant:
1. voor recht te verklaren dat er geen sprake is van een rechtsgeldig genomen ontslagbesluit op 17 maart 2022, waardoor ook geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van het dienstverband, zodat deze nog onverminderd voortduurt;
Indien en voor zover moet worden aangenomen dat wel sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen ontslagbesluit en opzegging van de arbeidsovereenkomst tegen 1 mei 2022:
2. [de werkgever] te veroordelen om, binnen 8 dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking, aan [de werknemer] te betalen € 101.228,88 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling, dit op de voet van c.q. als gevolg van de onregelmatige opzegging in de zin van artikel 7:672 lid 11 BW;
3. [de werkgever] te veroordelen om, binnen 8 dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking, aan [de werknemer] te betalen € 38.429, -- bruto althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, bij wege van wettelijke transitievergoeding in de zin van artikel 7:673 BW en rekening houdende met een eerst mogelijke einddatum na ommekomst van de overeengekomen opzegtermijn van 6 maanden, te weten 1 november 2022;
4. [de werkgever] te veroordelen om, binnen 8 dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking, aan [de werknemer] te betalen € 821.000 bruto althans een in goede justitie door de Rechtbank te bepalen bedrag, rekening houdende met de in de arbeidsovereenkomst in artikel 9 bepaalde contractuele schadevergoeding, zulks bij wege van billijke vergoeding in de zin van artikel 7:682 lid 7 BW;
5. [de werkgever] te veroordelen om, binnen 8 dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking, zorg te dragen voor een correcte eindafrekening inclusief de uitkering van de overeengekomen doch niet genoten vakantiedagen over 2022 als bedoeld in artikel 7:641 BW;
6. [de werkgever] te veroordelen om, binnen 8 dagen na betekening van de in deze te wijzen beschikking, aan [de werknemer] te betalen c.q. te vergoeden de daadwerkelijk door hem geleden vermogensschade in verband met de noodzakelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand en inschakeling van een pensioenspecialist, zulks op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW;
7. met veroordeling van [de werkgever] in de proceskosten.
3.3.2.Aan dit verzoek heeft [de werknemer] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Het ontslag is niet rechtsgeldig. Bij het ontslag als statutair bestuurder heeft [de werkgever] meerdere formaliteiten niet in acht genomen. Voor wat betreft de opzegging van het dienstverband was er volgens [de werknemer] geen redelijke grond voor [de werkgever] om daartoe over te gaan. Voor zover die grond er wel was, heeft volgens [de werknemer] te gelden dat [de werkgever] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en heeft hij daarom recht op een billijke vergoeding, waarbij rekening kan worden gehouden met de hem toekomende contractuele schadevergoeding wegens beëindiging van het dienstverband. Bovendien heeft [de werkgever] bij de opzegging de opzegtermijn welbewust niet in acht genomen en kan hij daarom aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 67:672 lid 11 BW ten bedrage van € 101.228,88 bruto (zijnde het loon over de periode vanaf 12 april 2022 tot en met 1 november 2022). [de werkgever] dient volgens [de werknemer] verder op grond van artikel 6:96 lid 2 BW de kosten van de door hem ter berekening van de als gevolg van het ontslag ontstane pensioenschade ingeschakelde deskundige en de juridische kosten aan hem te vergoeden.
3.3.3.[de werkgever] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, hierna aan de orde komen.
3.3.4.De rechtbank heeft [de werkgever] veroordeeld tot betaling aan [de werknemer] van € 38.429,00 bruto ter zake van transitievergoeding, verminderd met het bedrag dat [de werkgever] aan transitievergoeding aan [de werknemer] heeft betaald, tot verstrekking van een correcte eindafrekening inclusief de uitkering van de overeengekomen doch niet genoten vakantiedagen over 2022 als bedoeld in artikel 7:641 BW. De rechtbank heeft [de werknemer] veroordeeld tot betaling van de proceskosten (conform het liquidatietarief). De rechtbank heeft de beschikking voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De verzoeken in hoger beroep