ECLI:NL:GHSHE:2023:2587

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
20-002986-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling, bedreiging met zware mishandeling en wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederspannigheid, met een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 500,00. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van de feiten en de bewijsvoering. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van zijn buurman met een lamp en het toebrengen van letsel door hem bij de keel te grijpen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij, een politieagent, werd ook integraal toegewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De mishandeling werd bewezen verklaard, evenals de bedreiging met zware mishandeling en de wederspannigheid, waarbij de verdachte zich verzette tegen de aanhouding door de politie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tevens is de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Parketnummer: 20-002986-21

Uitspraak : 22 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 7 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-217479-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van mishandeling (feit 1), bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feit 2 subsidiair) en wederspannigheid (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis en is beslist op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd onder 1, 2 subsidiair en 3, en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] integraal zal toewijzen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Van de zijde van de verdachte is:
  • primair vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde mishandeling en subsidiair is een noodweerverweer gevoerd;
  • vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2 subsidiair tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel bedreiging met zware mishandeling;
  • ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3 bepleit dat er enkel sprake is van wederspannigheid, zonder strafverhogende omstandigheden;
  • een strafmaatverweer gevoerd;
  • verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te Maastricht [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] bij de keel te grijpen en/of te knijpen;
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een (glazen) lamp vanuit het raam op de eerste verdieping in de richting van (het hoofd van) voornoemde [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te Maastricht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een lamp in de richting van (het hoofd van) voornoemde [slachtoffer] te gooien;
3.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 te Maastricht zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg) en/of [benadeelde] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door
- te trachten de voordeur dicht te trappen en/of te duwen, en/of
- te slaan en/of schoppen in de richting van voornoemde ambtenaren, en/of
- zich los te rukken en/of trekbewegingen te maken in tegengestelde richting dan die waarin bovengenoemde ambtenaren verdachte trachtten te geleiden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke en/of blauwverkleurde elleboog en/of een schaafwond op de elleboog bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 5 juni 2021 te Maastricht [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] bij de keel te grijpen en te knijpen;
2. subsidiair
hij op 5 juni 2021 te Maastricht [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een lamp in de richting van voornoemde [slachtoffer] te gooien;
3.
hij op 5 juni 2021 te Maastricht zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren
[verbalisant 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg) en [benadeelde] (hoofdagent bij politie Eenheid Limburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte, door
- te trachten de voordeur dicht te trappen en te duwen, en
- te slaan in de richting van voornoemde ambtenaren en te schoppen in de richting van ambtenaar [benadeelde] , en
- zich los te rukken en trekbewegingen te maken in tegengestelde richting dan die waarin bovengenoemde ambtenaren verdachte trachtten te geleiden,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een pijnlijke en blauwverkleurde elleboog en een schaafwond op de elleboog bij die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juni 2021, (pagina’s 2-3), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pagina 2)
Op zaterdag 5 juni 2021, om 22.30 uur, was ik samen met mijn vriendin in mijn woning.
Ik woon aan [adres 2] .
Om 22.30 uur kwam ik thuis samen met mijn vriendin. Mijn vriendin zag dat de
achtertuin overhoop lag. Ik ging naar mijn achtertuin en zag dat mijn hekwerk, dat
grenst aan [adres 3] , kapot geknipt was. Ik stuurde mijn buurman een bericht
via WhatsApp, om te vragen waarom hij het hekwerk kapot geknipt had. Daarna belde ik hem op zijn telefoon, maar hij reageerde nergens op. Vervolgens belde ik aan bij zijn
voordeur, maar ook daar werd niet open gedaan. Ik probeerde meermaals aan te bellen,
maar op een gegeven moment had hij zijn voordeurbel uitgetrokken. Ik bonkte tegen
zijn voordeur, want ik wist dat hij thuis was.
Omstreeks 22.45 uur zag ik dat mijn buurman [verdachte] zijn voordeur opendeed. Ik zag dat
mijn buurman zijn rechterarm naar voren strekte, richting mijn nek. Ik voelde dat hij
met zijn rechterhand heel hard in mijn nek kneep. Hij kneep mij zo hard dat ik
achterover viel. Ik zag later dat mijn nek rood was en dat ik klein sneetje van
vermoedelijk zijn nagel in mijn nek had.
Ik zag dat mijn buurman zijn voordeur dicht deed. Ik hoorde dat hij het raam op de
eerste verdieping opendeed. Ik zag dat hij een grote witte lampenkap vasthield en
richting mijn hoofd gooide. Ik ontweek de lamp snel. Ik schrok en rende snel mijn
woning binnen. Ik deed snel alles op slot. Ik belde de politie. Vervolgens zag ik dat
mijn buurman voor mijn raam stond en hard tegen mijn raam bonkte.
2.
Het proces-verbaal Fotomap onderzoek: poging zware mishandeling [locatie] d.d. 5 juni 2021, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [benadeelde] , (pagina’s 8-11), voor zover inhoudende als verklaringen van die verbalisant:
(pagina 8)
Foto nr:1
Toelichting: Letsel hals aangever.
(pagina 11)
Alle door mij gemaakte foto’s zijn digitaal opgenomen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 6 juni 2021 (pagina’s 12-13) , voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
(pagina 12)
Ik, verbalisant [benadeelde] , verhoorde op zaterdag 5 juni 2021 om 22.50 uur de getuige [getuige] , zij verklaarde:
Ik stond met mijn fiets op [adres 4] . Ik zag dat
er een man uit een woning kwam en een deur terug begon aan te bellen, vervolgens
begon hij op de deur harder te bonken. Deze deur werd door een man geopend en die
vloog direct de aankloppende man naar zijn strot. Hierdoor ontstond een ruzie. Het
betroffen buren waarvan [adres 2] bij [adres 3] aanklopte. Het ging allemaal zo snel, de deur werd
weer dichtgesmeten en vervolgens stond die man van [adres 3] een etage hoger en gooide
vanuit het raam iets naar beneden richting de buurman. De buurman werd hierbij niet
geraakt. De buurman van [adres 2] is toen zijn eigen woning in gevlucht.
Vervolgens zag ik de buurman van [adres 3] naar buiten komen en de spullen van de straat af
rapen. Tijdens het gooien hoorde ik glasgerinkel en zag ik iets kapot vallen op
straat. Het leek op een lamp.
Tijdens het oprapen liep hij regelmatig naar binnen en buiten zeer agressief en
opgefokt. Hij bonkte bij de buurman hard op de ramen en voordeur van perceel [adres 2] .
Die reageerde niet meer. Toen ging hij naar binnen bij [adres 3] en toen kwamen jullie.
4.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 8 maart 2023, voor zover inhoudende:
Op zaterdag 5 juni 2021 kwam mijn buurman, [slachtoffer] , verhaal halen omdat ik de heg had gesnoeid en dat was een rommeltje geworden. Eerst stuurde hij me berichten via WhatsApp en daarna kwam hij aan de deur. Toen ik de deur opendeed, was [slachtoffer] boos en heb ik de deur dichtgesmeten.
U, voorzitter, zegt mij dat ik zojuist een beweging maakte met mijn armen en twee handen naar voren. Dat klopt, ik heb [slachtoffer] aangeraakt. Ik duwde hem weg. Misschien heb ik met mijn nagel van mijn duim zijn keel geraakt.
Nadat ik de deur heb dichtgesmeten ben ik naar boven gegaan. Toen ik het raam opendeed, viel er een lamp kapot. Een gedeelte van die lamp heb ik toen uit het raam gesmeten. De lamp had [slachtoffer] kunnen raken, maar dat is niet gebeurd.
Even later kwam de politie aan mijn deur. Ik opende mijn voordeur en wist niet wat er gebeurde. Ik hoorde dat de politie zei dat ik was aangehouden. Ik probeerde toen de voordeur weer dicht te doen.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2021 betreffende (pagina’s 4-5), op ambtsbelofte dan wel ambtseed opgesteld door verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [benadeelde] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
(pagina 4)
Op zaterdag 5 juni 2021 omstreeks 22.45 uur kwamen wij ter plaatse op de [locatie] te Maastricht.
Wij, [verbalisant 1] en [benadeelde] , klopten tegen de deur van [adres 3] . De deur
werd ons geopend door een man. Ik, [benadeelde] , vroeg aan de man of hij de bewoner van
dit pand betrof. Wij, [verbalisant 1] en [benadeelde] , hoorden hem zeggen dat hij dit was. Ik,
[benadeelde] , zei tegen hem dat hij was aangehouden en met ons mee moest. Wij zagen dat
de bewoner, [verdachte] , ons met grote pupillen aankeek. Wij roken dat zijn adem
rook naar het inwendig gebruik van alcohol. Wij zagen dat zijn ogen bloeddoorlopen
waren. [verdachte] kwam zeer agressief en opgefokt op ons over. Wij zagen dat hij
achteruit stapte en met kracht de voordeur wilde dichtgooien. Gezien de feiten en
omstandigheden dat [verdachte] tot voor kort met glaswerk uit zijn woning had gegooid,
vernielingen had gepleegd in de tuin van zijn buurman, agressief tegen ons was, niet
meewerkte aan zijn aanhouding en gedronken had besloten wij de deur tegen te houden
om escalatie en verdere verstoring voor de openbare orde te voorkomen.
Ik, [verbalisant 1] , duwde met mijn rechterarm tegen de deur en voelde dat deze weer openging.
Ik trachtte [verdachte] vast te pakken bij zijn arm. Ik kreeg [verdachte] bij zijn arm te
pakken, maar hij trok zich terug waardoor ik in de hal terechtkwam en naast [verdachte]
stond. Ik zag dat [verdachte] met zijn voet de voordeur probeerde dicht te trappen. Ik
pakte [verdachte] vast en trok hem weg bij de deur. Ik kwam samen met [verdachte] ten val. Ik
kwam met mijn rug tegen een muur te staan en had [verdachte] met zijn rug tegen mijn buik
(pagina 5)
aangedrukt. Ik zag dat [verdachte] met zijn voeten de voordeur met kracht wilde
dichtrappen zodat mijn collega's niet binnen konden komen. Ik schreeuwde tegen [verdachte]
dat hij moest meewerken. Ik voelde dat [verdachte] zich van mij probeerde los te rukken en
begon te zwaaien met armen en benen. Ik kreeg geen controle over [verdachte] omdat ik nog
steeds met mijn rug tegen de muur stond en weinig tot geen ruimte had. Ik maakte een
omvatting om de nek van [verdachte] en heb hem vastgehouden totdat mijn collega's binnen
waren. Ik zag dat verbalisanten [benadeelde] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] binnenkwamen. Wij
brachten de verdachte naar buiten en plaatsten hem op de grond om hem de
transportboeien aan te leggen.
Ondertekend door onder anderen [verbalisant 1] en [benadeelde] voornoemd, beiden als hoofdagent bij de Eenheid Limburg.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2021 betreffende (pagina’s 6-7), op ambtsbelofte dan wel ambtseed opgesteld door verbalisanten [benadeelde] , [verbalisant 2] , [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende:
(pagina 6)
Ik, [verbalisant 1] , zag dat verdachte ook begon te slaan in de richting van ons.
(pagina 7)
Ik, [benadeelde] , zag dat [verbalisant 1] probeerde de verdachte onder controle te krijgen. Ik zag en voelde dat de verdachte met armen en benen aan het slaan en schoppen was in de
richting van mij en mij meerdere malen raakte. Vervolgens sloeg hij wild om zich heen
en werkte totaal niet mee. Wij, verbalisanten, riepen herhaaldelijk met luide stem
dat de verdachte moest meewerken en dat hij het verzet moest staken. Wij,
verbalisanten, merkten, doordat hij verzet bleef bieden en constant in tegengestelde
richting bewoog, dat hij hier geen gehoor aan gaf.
7.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juni 2021, (pagina’s 15-17), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde] :
(pagina 15)
Ik ben werkzaam bij de Nationale Politie, Eenheid Limburg, in het District
Zuid-West, Maastricht. De genoemde mishandeling heeft plaatsgevonden tijdens de
uitvoering van mijn politietaak op 5 juni 2021 tussen 22.45 en 22.57 uur.
Op bovengenoemde dag, datum en tijdstip werden meerdere patrouilles gestuurd naar
[adres 3] in verband met een buurman die in de tuin
vernielingen aan het plegen was. Ik ben aldaar samen met andere collega's ter
plaatse gegaan waarbij verdachte [verdachte] werd aangehouden. Bij deze
aanhouding ben ik gewond geraakt aan mijn rechter elleboog.
Op zaterdag 5 juni 2021 stond ik samen met mijn collega [verbalisant 1] voor
de voordeur van het adres [adres 3] . Ik, [benadeelde] , heb aangebeld bij de voordeur waarna deze direct geopend werd door de verdachte
(pagina 16)
[verdachte] . Ik, [benadeelde] , deelde [verdachte] mede dat ik het verhaal van hem
graag wilde horen wat er voorgevallen was en dat op het moment dat het verhaal zou
kloppen wat wij hadden gehoord van buurtbewoners dat hij dan zou worden aangehouden. Ik zag dat [verdachte] op dat moment een stap naar voren zetten, naar buiten, en gelijk met een hand mijn collega [verbalisant 1] weg duwde. Op dat moment zag ik dat mijn collega [verbalisant 1] de arm van verdachte [verdachte] vastpakt. Ik, [benadeelde] , deelde verdachte [verdachte] hierop mede dat hij was aangehouden.
Op dat moment zag ik dat verdachte [verdachte] zich probeerde los te trekken door weer
naar binnen te lopen. Ik zag dat collega [verbalisant 1] meegetrokken werd en hierdoor
tussen de voordeur en het deurkozijn terechtkwam. Ik zag dat [verdachte] met zijn
rechter arm de arm van collega [verbalisant 1] hierbij vasthield en de deur probeerde dicht
te duwen. Dit terwijl mijn collega nog steeds met de helft van zijn lichaam tussen de
deur en het kozijn vastzat. Hierop heb ik tegen de deur geduwd om deze verder open te
krijgen. Ik zag dat collega [verbalisant 1] plaats kreeg waarna deze de gang ingetrokken
werd. Ik hoorde dat collega [verbalisant 1] en verdachte [verdachte] direct in een worsteling
terechtkwamen. Ik probeerde naar binnen te komen, echter bemerkte ik dat de deur van
de binnenzijde dicht geduwd dan wel getrapt werd. Ik kon voorkomen dat de deur
volledig dicht werd geduwd door in eerste instantie mijn voet tussen de deur te
plaatsen.
Ik probeerde op dat moment met man en macht binnen te komen om mijn collega bij te
staan, ik ben vervolgens met mijn rechterschouder krachtig tegen de deur gaan duwen
om deze open te krijgen, dit heb ik meerdere malen geprobeerd. Ik voelde dat de deur
telkens vanaf de binnenzijde dichtgeduwd of getrapt werd. Ik kreeg de deur niet
verder open dan enkele centimeters. Hierop heb ik geprobeerd om mijn rechterzijde van
mijn lichaam door de opening te steken om zodoende meer ruimte te krijgen. Ik zag op
dat moment dat de verdachte diverse malen tegen de binnenzijde van de voordeur
trapte. Ik kon dit zien omdat ik door de opening zag dat de voet van de verdachte
tegen de deur kwam. Ik, [benadeelde] , kon op dat moment mijn rechterarm niet terug trekken waardoor mijn rechter elleboog klem kwam te zitten tussen de deur en het kozijn. Ik voelde op dat moment pijn en druk aan mijn elleboog. Ik schat dat de verdachte zeker 3 a 4 keer tegen de deur trapte terwijl ik hier tussen in zat.
Tijdens dit voorval heb ik meerdere malen luidkeels geschreeuwd dat verdachte zijn
verzet moest breken en de deur moest openen. Ik bemerkte dat de verdachte hier niet
aan voldeed.
Vervolgens lukte het mij om de deur open te duwen. In de hal van de woning zag ik dat
direct voor mij verdachte [verdachte] stond en hier achter mijn collega [verbalisant 1] . Ik
zag dat verdachte [verdachte] mijn collega [verbalisant 1] met zijn rug tegen de muur duwde.
Ik zag dat verdachte [verdachte] met zijn voeten in de richting van de voordeur stond
en zich door het afzetten tegen de voordeur collega [verbalisant 1] tegen de muur kon
blijven duwen.
Samen met mijn collega’s hebben wij vervolgens verdachte [verdachte] kunnen
overmeesteren en de transportboeien kunnen aanleggen.
Direct na het incident had ik last van mijn rechter elleboog, hier was een schaafwond
en een grote blauwe plek zichtbaar. Deze blauwe plek is na enkele dagen, ik schat 5
dagen, langzaam weggetrokken. Ik heb ongeveer 2 weken last gehad van mijn elleboog
als ik iets moest tillen of dergelijke.
(pagina 17)
Ik heb voor de pijn aan mijn elleboog de eerste twee dagen na het incident paracetamol geslikt.
Ik heb naar aanleiding van dit incident de 3 diensten hierop volgend binnen gewerkt,
dit in verband met de pijn aan mijn elleboog.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bespreking van de verweren ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een mishandeling nu de verdachte heeft verklaard dat hij de heer [slachtoffer] enkel heeft weggeduwd en hem bij de schouders heeft aangeraakt naar aanleiding van de confrontatie die [slachtoffer] had opgezocht bij de woning van de verdachte. Bovendien is er door de politie geen letsel waargenomen bij [slachtoffer] . Weliswaar is door getuige [getuige] verklaard dat de verdachte naar de strot van [slachtoffer] zou hebben gegrepen, maar er is geen pijn of letsel ontstaan. De verdediging stelt zich op het standpunt dat dit handelen niet kan worden gekwalificeerd als mishandeling.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte ten aanzien van de mishandeling heeft gehandeld uit noodweer, hetgeen eveneens tot vrijspraak zou moeten leiden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het primaire deel van het verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van aangever en de objectieve getuige [getuige] volgt dat de verdachte aangever naar de strot is gevlogen/hem bij de nek heeft gegrepen. Aangever zelf heeft verklaard dat verdachte hem in zijn nek kneep. Aangever verklaart dat zijn nek hierdoor rood was en dat daarin een sneetje was ontstaan, terwijl ook verbalisant [benadeelde] klaarblijkelijk letsel heeft geconstateerd in de hals van aangever nu hij diezelfde dag van die hals een foto heeft gemaakt en daarbij als toelichting heeft geschreven “letsel hals aangever”.
Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] en de waarnemingen van verbalisant [benadeelde] . Het hof overweegt dat de verdachte opzettelijk letsel heeft toegebracht aan de nek van [slachtoffer] door hem bij de keel te grijpen en knijpen. Het hof is van oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op het toebrengen van letsel nu dit volgt uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte. Het hof is derhalve van oordeel dat dit onderdeel als mishandeling kan worden gekwalificeerd.
Het verweer wordt verworpen.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte uit noodweer handelde nu hij zich diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf, andermans lijf en goed, nu [slachtoffer] tegen zijn voordeur bleef bonken en de verdachte op dat moment thuis was en daar een etentje had met vrienden en aldus ook andermans lijf diende te beschermen. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte proportioneel heeft gehandeld door [slachtoffer] weg te duwen.
Het hof overweegt als volgt en gaat uit van de hiervoor omschreven, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van de aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte of dat van zijn gasten en evenmin van zijn voordeur, zoals de verdediging betoogt. Immers, de confrontatie van [slachtoffer] was gericht op het enkele aanspreken van de verdachte, nadat deze eerder niet had gereageerd op zijn berichten via de app en telefoon en het aanbellen bij verdachtes voordeur. Er bestond hierdoor in redelijkheid geen enkele onmiddellijke vrees voor enige aantasting van eigen lijf of dat van een van zijn gasten. Het enkel bonken door [slachtoffer] op de voordeur van de verdachte is evenmin een (dreigende) aantasting van een goed. Het hof stelt voorts vast dat juist de verdachte aanvallend heeft gereageerd, hetgeen wordt bevestigd door getuige [getuige] . Derhalve is niet aannemelijk geworden dat de verdachte gerechtvaardigd heeft gehandeld uit noodweer.
Het verweer wordt verworpen.
Bespreking van het verweer ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder 2
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder 2 heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel bedreiging met zware mishandeling wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen redelijke vrees op letsel bestond. Bovendien komen de verklaringen van aangever, getuige [getuige] en de verdachte hieromtrent niet overeen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat, nadat de verdachte de voordeur heeft dichtgedaan, hij naar boven is gelopen en een raam heeft geopend. Vervolgens heeft de verdachte een lamp uit het raam naar beneden gegooid in de richting van [slachtoffer] . De lamp heeft [slachtoffer] niet geraakt. [slachtoffer] kon de lamp ontwijken. Hij schrok, is naar binnen gerend en heeft de politie gebeld.
Op grond van het bovenstaande en in onderlinge samenhang bezien, acht het hof de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Dat zij op onderdelen anders hebben verklaard maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. Het hof is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling door op de eerste verdieping van zijn woning opzettelijk een (gedeelte van een) lamp uit een raam te gooien in de richting van [slachtoffer] die op dat moment op straat stond. Deze gedraging is van zodanige aard en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen wanneer (een gedeelte van) de lamp op hem was terechtgekomen. Het hof merkt op dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij de lamp naar beneden heeft gesmeten en dat de lamp [slachtoffer] had kunnen raken.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer in al zijn onderdelen.
Bespreking van het verweer ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3 heeft de verdediging bepleit dat enkel sprake kan zijn van wederspannigheid zonder strafverhogende omstandigheden. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat in het proces-verbaal van bevindingen op de pagina’s 4-5 van het dossier niet wordt gesproken over het klemzitten van de arm van verbalisant [benadeelde] of enig ander letsel. Pas later heeft verbalisant [benadeelde] gesproken over het letsel aan zijn arm. De verdediging stelt zich op het standpunt dat naarmate het verhaal vaker wordt verteld er meerdere aspecten aan worden toegevoegd. Het proces-verbaal van bevindingen op de pagina’s 4-5 dient als uitgangspunt voor het bewijs te worden genomen.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [benadeelde] en [verbalisant 3] hebben op 6 juni 2021 uitvoerig beschreven wat er in de avond van 5 juni 2021 aan [adres 3] is gebeurd en dit opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen op pagina’s 4-5 van het dossier. Op diezelfde dag hebben deze vier verbalisanten een aanvullend proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin onder meer wordt gerelateerd over de verwonding die [benadeelde] daarbij heeft opgelopen: “Ik, [benadeelde] , zag en voelde dat de voordeur herhaaldelijk dicht werd geduwd. Deze ging niet dicht omdat mijn rechterarm tussen de deur en het kozijn zat. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn rechter onderarm en elleboog. (dossierpagina’s 6-7)” Voorts is door verbalisant [benadeelde] op 29 juni 2021 aangifte gedaan en hij heeft daarbij uitvoerig en gedetailleerd verklaard over het letsel dat hij heeft opgelopen (zie pagina’s 15-17 van het dossier). Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door verbalisant [benadeelde] gedane aangifte, die overigens op andere details steun vindt in de andere bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

mishandeling.

Het onder 2 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

bedreiging met zware mishandeling.

Het onder 3 bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:

wederspannigheid

en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Van de zijde van de verdachte is verzocht om enkel een taakstraf aan de verdachte op te leggen met dien verstande dat deze taakstraf voor een minder lange duur wordt opgelegd dan geëist door de advocaat-generaal. Uitdrukkelijk is verzocht om aan de verdachte geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, bedreiging met zware mishandeling en wederspannigheid, met enig lichamelijk letsel tot gevolg voor een van de twee politieagenten die betrokken waren bij zijn aanhouding. De verdachte heeft zijn buurman bij de keel gegrepen en geknepen en hem bedreigd door een lamp in zijn richting te gooien. Voorts heeft de verdachte zich verzet tegen politieambtenaren bij zijn aanhouding, waardoor [benadeelde] letsel heeft opgelopen.
Het hof slaat in het bijzonder acht op de omstandigheden dat:
  • de verdachte ten aanzien van de onder 1 bewezenverklaarde mishandeling met zijn handelwijze een inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer;
  • de onder 2 bewezenverklaarde bedreiging was gericht op zware mishandeling van hetzelfde slachtoffer en persoonlijk leed en angst teweeg heeft gebracht;
  • de verdachte door het plegen van de onder 3 bewezenverklaarde wederspannigheid blijk geeft weinig achting te hebben voor het gezag van de politie.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake soortgelijke feiten, maar enkel ten aanzien van de Wegenverkeerswet met justitie in aanraking is gekomen. Gelet op het bewezenverklaarde onder feit 3 is het taakstrafverbod aan de orde. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles overziende en het voorgaande in overweging nemende acht het hof – met de advocaat-generaal – oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis passend en geboden.
De gedingstukken geven het hof in het kader van de straftoemeting aanleiding te onderzoeken of het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een openbare behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn is geschonden. Gebleken is dat de rechtbank het dossier niet binnen acht maanden naar het hof heeft gestuurd, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen.
Gelet op de aard en de duur van de op te leggen sanctie, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. Het hof zal daarom volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen en de benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep gehandhaafd zodat deze vordering in hoger beroep aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft integrale toewijzing van de vordering tot schadevergoeding gevorderd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding nu er geen sprake zou zijn van wederspannigheid met strafverhogende omstandigheden. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen onder feit 3 rechtstreeks schade heeft geleden tot € 300,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof zal tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf 5 juni 2021, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde] . Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door deze benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 300,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 180, 181, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toede vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeeltde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. G.J. Schiffers, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. N.I.B.M. Buljevic, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen en B. Kocyilmaz-Yazi, griffiers,
en op 22 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffiers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de politie eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Basisteam Maastricht, zaakregistratienummer PL2411-2021085511, sluitingsdatum 29 juni 2021, doorgenummerde pagina’s 1-39.