ECLI:NL:GHSHE:2023:2573

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
20-001598-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de straf in een zaak van schuldheling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor schuldheling van een gestolen Volkswagen en kreeg een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast naar een gevangenisstraf van 3 maanden. Het hof heeft de bewijsvoering aangevuld en verbeterd, en heeft de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn strafblad en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen en de inbeslaggenomen kentekenplaten te retourneren, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte en een lichtere straf vroeg. Het hof oordeelde dat de ernst van het bewezenverklaarde en de recidive van de verdachte een zwaardere straf rechtvaardigden. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001598-22
Uitspraak : 31 juli 2023
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 13 juli 2022 in de strafzaak met parketnummer 02-074879-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als ‘schuldheling’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen en voorts – nu de politierechter geen beslissing heeft genomen over de inbeslaggenomen kentekenplaten – deze kentekenplaten zal retourneren aan de rechthebbende.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de inbeslaggenomen kentekenplaten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komen de strafoverwegingen van de politierechter te vervallen en zullen deze worden vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
Het hof zal geen beslissing nemen over de inbeslaggenomen Duitse kentekenplaten, nu uit het dossier van de politie naar voren komt dat hierop reeds een beslissing is genomen en dat de kentekenplaten reeds ter vernietiging zijn aangeboden (pagina 5 van het procesdossier).
Het hof zal tevens de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de politierechter zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Aanvulling van de bewijsvoering
Met betrekking tot de bewijsvoering vult het hof de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen aan met:
-
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2022, dossierpagina’s 16 en 19, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte [medeverdachte] :
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
O = Opmerking verbalisant
O: Je wordt in dit onderzoek verdacht van heling van een gestolen Volkswagen voorzien met het kenteken [kenteken] .
V: Wat kun en wil je verklaren over wat er is gebeurd?
A: Ik werd gisteravond gebeld door [verdachte]
(het hof begrijpt telkens: de verdachte), dat is diegene die tijdens de aanhouding naast mij zat. (…) Onderweg naar die plek in Tilburg vroeg ik of hij de autopapieren had en waar we naar toe zouden gaan. [verdachte] vertelde mij dat er niks aan de hand was en dat we alleen een huurauto terug gingen brengen.
Verbetering van de bewijsoverweging
Het hof schrapt uit de bewijsoverweging van de politierechter, zoals vermeld op pagina 4 van het proces-verbaal van de openbare zitting van de politierechter op 13 juli 2022, de volgende zin:
“De politierechter overweegt dat de verdediging geen bewijs ziet voor schuld- dan wel opzetheling, maar de politierechter had eventueel zelfs diefstal op de tenlastelegging verwacht.”
Op te leggen straf
De raadsman van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft daarbij het hof verzocht – rekening houdende met de toepassing van de taakstrafbeperking van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht – aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor beperkte duur met daarnaast een taakstraf, dan wel een geheel voorwaardelijke straf. Subsidiair is bepleit de duur van de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf te matigen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een voertuig, te weten een Volkswagen Transporter. Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde strafbare feiten, terwijl deze feiten leiden tot financiële schade en overlast voor de eigenaren van de weggenomen goederen. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich onder meer diverse veroordelingen ter zake van vermogensdelicten, die dateren van vóór het bewezenverklaarde. Die veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 maart 2018 is de verdachte ter zake van meerdere vermogensdelicten veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De vervangende hechtenis van deze taakstraf is blijkens voornoemd uittreksel ten uitvoer gelegd in de periode van 6 mei 2020 tot en met 27 juni 2020. Gelet daarop is de taakstrafbeperking van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Tevens blijkt uit voornoemd uittreksel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De raadsman van de verdachte heeft naar voren gebracht dat de verdachte niet meer bij de moeder van zijn kinderen woont, maar dat hij daar wel af en toe blijft slapen en zijn kinderen ziet. Het bedrijf dat de verdachte heeft, zou volgens de raadsman nog bestaan.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het strafblad van de verdachte, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof ziet geen aanleiding om aan de verdachte een straf op te leggen als door de raadsman is bepleit, nu een dergelijke straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Tevens is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd en door de politierechter is opgelegd, gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 31 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.