In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen op 28 september 2022. Het hof heeft op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in het incident van niet-ontvankelijkheid dat door de geïntimeerden, waaronder de gemeente Valkenburg aan de Geul, was ingesteld. De geïntimeerden stelden dat [appellant] niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, omdat partijen in eerste aanleg hadden afgesproken de zaak ex artikel 96 Rv aan de kantonrechter voor te leggen, zonder voorbehoud van hoger beroep. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen. [appellant] voerde aan dat hij erop mocht vertrouwen dat hoger beroep mogelijk was, terwijl [geïntimeerden] stelde dat er impliciet afstand was gedaan van het recht om hoger beroep in te stellen. Het hof concludeerde dat, hoewel er een overeenkomst was om de zaak ex artikel 96 Rv te behandelen, deze niet correct was uitgevoerd. Hierdoor was [appellant] ontvankelijk in zijn hoger beroep. Het hof heeft de vordering tot niet-ontvankelijkheid afgewezen en de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling. De beslissing over de proceskosten is aangehouden. Het hof heeft ook een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast om te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen.