ECLI:NL:GHSHE:2023:2567

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
200.319.640_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens aanwezigheid van hennepstekkerij met 1925 hennepstekken

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen de bewindvoerder van een huurder en Stichting WonenBreburg. De bewindvoerder, die optreedt voor de huurder, had in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die eerder had geoordeeld dat de huurovereenkomst ontbonden moest worden vanwege ernstige tekortkomingen van de huurder. De kern van het geschil was de aanwezigheid van een hennepstekkerij in de huurwoning, waar maar liefst 1925 hennepstekken waren aangetroffen. Dit leidde tot overlast voor omwonenden en een schending van de huurovereenkomst en de Opiumwet.

Het hof heeft vastgesteld dat de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst tekortgeschoten is door de aanwezigheid van de hennepstekkerij en de daaruit voortvloeiende overlast. De bewindvoerder voerde aan dat de tekortkomingen van de huurder van geringe betekenis waren en dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd was. Het hof oordeelde echter dat de omvang van de hennepstekkerij en de overlast die dit veroorzaakte, een zodanige tekortkoming vormden dat ontbinding gerechtvaardigd was. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd en de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van het handhaven van huurovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van huurders om overlast te voorkomen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de huurder, maar oordeelde dat deze niet opwogen tegen de belangen van de verhuurder, die een zero-tolerance beleid hanteert ten aanzien van hennepgerelateerde activiteiten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.319.640/01
arrest van 8 augustus 2023
in de zaak van
[persoon A] ,maat van “De bewindvoerder Den Haag” tevens handelend onder de naam “Stabilum”,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de te [woonplaats] wonende [appellant],
zaakdoende te [kantoorplaats ] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
hierna respectievelijk aan te duiden als de bewindvoerder en als [appellant] ,
advocaat: mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
Stichting WonenBreburg,
gevestigd en kantoorhoudende te [kantoorplaats ] , alsmede te [kantoorplaats ] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als WonenBreburg,
advocaat: mr. C.P. van den Berg te Leiden,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 21 maart 2023 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 9726054 en rolnummer CV EXPL 22-670 gewezen vonnis van 16 november 2022.

5.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Het verloop van de procedure in hoger beroep tot aan het tussenarrest van 21 maart 2023 blijkt uit dat tussenarrest.
Bij dat tussenarrest heeft het hof:
  • de incidentele vordering van de bewindvoerder tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het beroepen vonnis afgewezen;
  • de beslissing over de proceskosten van het incident aangehouden tot aan de einduitspraak in de hoofdzaak;
  • in de hoofdzaak verstaan dat de zaak op de rol staat voor fourneren;
  • iedere verdere beslissing in de hoofdzaak aangehouden.
De bewindvoerder heeft daarna zijn procesdossier gefourneerd. Het hof heeft tot slot een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

Het tussenarrest van 21 maart 2023
6.1.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de beslissingen genomen die hierboven zijn weergegeven.
6.1.2.
WonenBreburg heeft overigens in haar memorie van antwoord in het incident en in de memorie van antwoord in de hoofdzaak meegedeeld dat zij uit coulance bereid is om de veroordeling tot ontruiming in afwachting van de eindbeslissing in hoger beroep nog niet ten uitvoer te leggen.
6.1.3.
Het hof kan nu overgaan tot een beoordeling van de hoofdzaak.
De vaststaande feiten en de kern van het geschil
6.2.1.
Het gaat in deze zaak naar de kern genomen om de vraag of [appellant] zodanig in de nakoming van de huurovereenkomst is tekortgeschoten dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [appellant] tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
6.2.2.
In dit hoger beroep kan op hoofdlijnen worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • a. Bij huurovereenkomst van 18 mei 2006 heeft WonenBreburg de woning aan de [adres] te [plaats] verhuurd aan [appellant] .
  • b. Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene Voorwaarden Woonruimte Stichting WonenBreburg d.d. 1 augustus 2003” van toepassing. In de algemene voorwaarden staat onder meer het volgende:
6.7 overlast
6.7.1
Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door hemzelf, zijn huisgenoten, (huis)dieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten
bevinden.
6.7.2
Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in de directe omgeving die tot het gehuurde behoort, hennep te kweken of te verhandelen of het gehuurde in te richten als
hennepkwekerij. Huurder is bekend met het feit dat het hebben van een hennepkwekerij leidt tot schade aan het gehuurde, leidt tot gevaarzetting alsmede overlast veroorzaakt.
6.7.3
Het is huurder evenmin toegestaan om qat, soft drugs, hard drugs of andere verboden middelen te verhandelen te produceren of in groepsverband te gebruiken of te laten gebruiken in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een
deel daarvan, of in de directe omgeving van het gehuurde. Het is huurder bekend dat
het handelen in strijd met voormelde gepaard kan gaan met overlast zoals vervuiling,
vandalisme etc.”
  • c. Bij beschikking van 5 november 2020 zijn de goederen van [appellant] vanaf 6 november 2020 onder bewind gesteld met benoeming van [persoon B] , maat van Stabilum, als bewindvoerder.
  • d. Omstreeks eind 2020 is de partner van [appellant] , [persoon C] , bij [appellant] in de woning getrokken.
  • e. Bij brief van 25 februari 2021 heeft WonenBreburg aan [appellant] onder meer het volgende meegedeeld:
“WonenBreburg heeft van omwonenden meldingen van overlast ontvangen welke
afkomstig zijn van uw adres [adres] . De overlast bestaat uit geluidsoverlast
van gillen en schreeuwen. Ook zou er veel bezoek komen en geeft men aan dat er
mogelijk drugs vanuit uw woning verhandeld worden.
(…)
Ik verzoek u bovengenoemde overlast per direct te beëindigen. Ik reken op uw
medewerking en ga ervan uit dat wij geen meldingen van overlast meer zullen
ontvangen.”
  • f. Ook daarna in de maanden mei 2021, juni 2021, september 2021, oktober 2021, december 2021 en januari 2022 heeft WonenBreburg overlastmeldingen van buurtbewoners ontvangen over [appellant] . Het gaat daarbij om geluidsoverlast, dreigend en provocerend gedrag, (schreeuwen en schelden), hoeveelheden grof vuil en vuilniszakken in de achtertuin en (het vermoeden van) bezit en handel in drugs.
  • g. Op dinsdag 12 oktober 2021 heeft de politie een hennepstekkerij met 1925 hennepstekken aangetroffen in de woning. Naar aanleiding daarvan heeft de politie op 20 oktober 2021 een bestuurlijke rapportage opgesteld. Daarin staat onder meer het volgende:
“Op dinsdag 12 oktober 2021 heeft de politie meerdere hennepstekken (1925 stuks) aangetroffen op de [adres] te [plaats] . (...)
Na binnentreden in de woning werd er in de woning een hennepstekkerij aangetroffen. (...)
Als wijkagent van onder andere de [straatnaam] wil ik graag benoemen dat er meerdere meldingen zijn op het adres aan de [adres] te [plaats] . Deze meldingen en signalen bestaan uit het melden van geluidsoverlast, huiselijk geweld en het vermoeden dat er drugs ligt / wordt gebruikt in de woning. Niet alleen bij de politie, maar ook bij woningcorporatie wonen Breburg zijn meerdere overlastmeldingen bekend omtrent dit adres.
Signalen vanuit de omwonenden /aanloop woning
Velen buurtbewoners zijn bij mij als wijkagent op de lijn gekomen dat zij vermoedens hebben dat er vaak drugs wordt geleverd. Dit vermoeden komt omdat er vaak korte bezoeken aan de voordeur plaatsvinden. Niet alleen de vermoedens van drugs, maar ook de geluidsoverlast en het huiselijk geweld wat plaatsvindt in de woning zorgt voor een hoop onrust in de straat. Buurtbewoners zijn bang dat dit omslaat naar conflicten in de straat. Dit tast het veiligheidsgevoel van velen omwonenden aan. Ook zou [appellant] vaak door de straat lopen en dan naar iedereen aan het schreeuwen en
schelden zou zijn. Dit zorgt ervoor dat buurtbewoners niet uit hun woning durven te komen.”
- h. Bij een foto in het rapport staat de volgende tekst:

Op deze afbeelding is te zien hoe de hennepstekken verlicht worden om de groei te bevorderen. Deze belichting wordt gedaan middels TL-lampen. Zoals te zien op de afbeelding hangt de bekabeling bloot en staat de TL-balk op een houten tafelblad. Dit zorgt bij kortsluiting voor rechtstreeks brandgevaar.”
  • i. Bij brief van 20 oktober 2021 heeft WonenBreburg aan [appellant] medegedeeld dat zij de huurovereenkomst wenst te beëindigen vanwege de aangetroffen hennepstekken, en dat [appellant] een gerechtelijke procedure daarover kan voorkomen door schriftelijk te bevestigen dat hij instemt met beëindiging van de huurovereenkomst.
  • j. Bij e-mail van 26 oktober 2021 heeft [appellant] aan WonenBreburg onder meer meegedeeld dat, kort gezegd, slechts sprake was van hobbymatige kweek zonder winstoogmerk.
  • k. Bij brief van 1 december 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Breda aan WonenBreburg een waarschuwing opgelegd wegens overtreding van de Opiumwet in de door [appellant] gehuurde woning. In de brief staat onder meer het volgende:
“De op 12 oktober 2021 aangetroffen hoeveelheden softdrugs zijn immers zodanig van omvang dat er geen sprake kan zijn van een hoeveelheid voor eigen gebruik. Bij hennepplanten wordt gesproken over een handelshoeveelheid indien het om meer dan 5 planten gaat. Gezien de aangetroffen hoeveelheid hennepstekken (1925) is het zeer aannemelijk dat de aangetroffen drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Hennep staat op lijst II behorende bij de Opiumwet (softdrugs). In artikel 3 sub b van de Opiumwet is bepaald dat het verboden is om een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II te telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren. Op grond van de informatie van de politie constateer ik dat in de woning aan de [adres] in [plaats] artikel 3 sub b van de Opiumwet is overtreden.”
  • l. Bij brief van 24 december 2021 heeft WonenBreburg [appellant] nogmaals in de gelegenheid gesteld om schriftelijk in te stemmen met beëindiging van de huurovereenkomst teneinde een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen. [appellant] heeft niet ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst.
  • m. [appellant] heeft tijdens de bij de kantonrechter op 8 juni 2022 gehouden rolzitting meegedeeld dat hij op 1 april 2022 door de politierechter is veroordeeld tot 90 uur werkstraf wegens huiselijk geweld en wegens de aanwezigheid van de hennepstekken in de woning.
  • n. [persoon C] heeft op diezelfde rolzitting meegedeeld dat het de bedoeling is dat [appellant] en zij apart van elkaar gaan wonen, en dat zij bezig is met het zoeken van een eigen woning.
  • o. Bij beschikking van 13 oktober 2022 (één dag voor de in de onderhavige procedure bij de kantonrechter gehouden mondelinge behandeling) is [persoon B] met ingang van 1 november 2022 als bewindvoerder over de goederen van [appellant] ontslagen en is zijn kantoorgenoot [persoon A] met ingang van die datum als zodanig benoemd.
  • p. Kort voor de bij de kantonrechter gehouden mondelinge behandeling is [persoon C] bevallen van een baby.
Het geding bij de kantonrechter
6.3.1.
In het geding bij de kantonrechter vorderde WonenBreburg na vermeerdering van eis, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang:
  • ontbinding van de tussen WonenBreburg en [appellant] gesloten huurovereenkomst;
  • veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning;
  • veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van “de maandelijks verschuldigde huurpenningen vanaf de datum der dagvaarding, welke achterstand per 3 oktober 2022 € 545,68 bedraagt en nog zullen vervallen tot aan de datum van ontruiming”;
  • veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding, gelijk aan de huurprijs, voor het gebruik van de woning vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van de feitelijke ontruiming;
met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten, inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
6.3.2.
Aan deze vordering heeft WonenBreburg, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] is in de nakoming van de huurovereenkomst tekortgeschoten doordat hij:
  • in de woning een hennepstekkerij met 1925 hennepstekjes aanwezig had;
  • overlast veroorzaakt, bestaande uit geluidsoverlast (gillen en schreeuwen), uit provocerend gedrag en uit het laten vervuilen van zijn tuin;
  • een huurachterstand van een maand heeft.
Deze tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van de bewindvoerder tot ontruiming van de woning.
6.3.3.
De bewindvoerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.3.4.
In het tussenvonnis van 13 juli 2022 heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bevolen. Die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2022. De door de griffier van de mondelinge behandeling gemaakte aantekeningen bevinden zich bij de gedingstukken.
6.3.5.
In het beroepen eindvonnis van 16 november 2022 heeft de kantonrechter, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, als volgt geoordeeld:
  • [appellant] heeft overlast veroorzaakt voor omwonenden en hij heeft een hennepstekkerij met 1925 stekjes in de woning gehad. [appellant] is hierdoor tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (rov. 4.6).
  • De tekortkomingen ter zake de overlast en ter zake de vervuiling van de tuin zijn niet gering van aard of omvang (rov. 4.8).
  • Gelet op het aantal in de woning aangetroffen hennepstekjes (1925 stuks) is niet aannemelijk dat de hennepkwekerij slechts hobbymatig was bedoeld. WonenBreburg heeft er een gerechtvaardigd belang bij om streng op te treden bij het aantreffen van een hennepstekkerij in een woning (rov. 4.9).
  • Het woonbelang van [appellant] leidt, afgezet tegen het belang van WonenBreburg bij beëindiging van de huurovereenkomst, niet tot de conclusie dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. De vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en tot ontruiming van de woning zullen daarom worden toegewezen (rov. 4.10).
  • De vordering van WonenBreburg ter zake betaling van huur en gebruiksvergoeding is ook toewijsbaar (rov. 4.12).
  • Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (rov. 4.14).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang:
  • de huurovereenkomst ontbonden;
  • de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde;
  • de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van, kort gezegd, de maandelijks verschuldigde huurpenningen tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een maandelijkse gebruiksvergoeding, gelijk aan de huur, vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van de feitelijke ontruiming.
Tot slot heeft de kantonrechter, kort gezegd, de bewindvoerder in de proceskosten veroordeeld, het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en met meer of anders gevorderde afgewezen.
Het geding in hoger beroep
6.4.1.
De bewindvoerder heeft één grief aangevoerd tegen het beroepen eindvonnis. Op basis van die grief heeft de bewindvoerder geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van WonenBreburg, met veroordeling van WonenBreburg in de proceskosten.
6.4.2.
WonenBreburg heeft de grieven bestreden en geconcludeerd tot, kort gezegd, bekrachtiging van het beroepen vonnis met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten van het hoger beroep.
Over de grief: is [appellant] zodanig in de nakoming van de huurovereenkomst tekortgeschoten dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt?
6.5.1.
Door middel van de grief betoogt de bewindvoerder naar de kern genomen dat de tekortkomingen van [appellant] in de nakoming van de huurovereenkomst, vanwege hun bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen (de veroordeling tot ontruiming van de woning) niet rechtvaardigen.
6.5.2.
Het hof stelt bij de beoordeling van deze grief het volgende voorop.
Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
De hoofdregel en de tenzij-bepaling brengen tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast brengt de structuur van hoofdregel en tenzij-bepaling in de systematiek van het BW echter wel mee dat de schuldeiser moet stellen en zo nodig bewijzen dat sprake is van een tekortkoming aan de zijde van de schuldenaar, en dat het aan de schuldenaar is om de omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die zien op toepassing van de tenzij-bepaling. Bij beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn. Ten aanzien van de ontbinding van een overeenkomst van huur en verhuur van woonruimte gelden geen bijzondere regels. Het is aan de feitenrechter om te beoordelen of de tekortkoming, gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder het concrete belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst, van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden (HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
6.5.3.
Tegen de achtergrond van deze maatstaf zal het hof onderzoeken of de tekortkomingen die in deze zaak aan de orde zijn, de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
Hennepstekkerij
6.6.1.
Het hof zal eerst de kwestie van de aangetroffen hennepstekkerij bespreken. In de toelichting op de grief betwist de bewindvoerder niet dat [appellant] , door deze hennepstekkerij in de woning te realiseren, tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. Volgens de bewindvoerder is deze tekortkoming echter zo gering dat zij de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. De bewindvoerder heeft daartoe betoogd:
  • dat de hennepkwekerij bedoeld was als hobbymatige kweek;
  • dat de hennepstekken zijn verkregen van drie kennepplanten in de tuin, en op amateuristische wijze in een kamertje zijn gezet;
  • dat in de kamer waar de hennepstekken zijn aangetroffen weliswaar een ledlamp hing die op amateuristische wijze was opgehangen, maar dat daarbij geen sprake was van gevaarlijke elektriciteitskabels of aansluitingen.
6.6.2.
WonenBreburg heeft de grief gemotiveerd bestreden. Het hof komt tot de volgende bevindingen.
6.6.3.
Gelet op het aantal hennepstekjes dat in de woning is aangetroffen (1925 stuks), is sprake geweest van een omvangrijke hennepstekkerij. Het gaat hier om een aantal hennepstekjes dat een aannemelijke hoeveelheid voor eigen gebruik ver te boven gaat. WonenBreburg hoeft de aanwezigheid van een dergelijke hennepstekkerij in een van haar huurwoningen niet te tolereren. De aanwezigheid van een dergelijk aantal hennepstekken in de huurwoning levert een overtreding op van de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst en ook een overtreding van de Opiumwet.
6.6.4.
WonenBreburg heeft er – gelet op het door haar en andere woningcorporaties gevoerde zerotolerancebeleid – belang bij om streng op te treden tegen een omvangrijke hennepstekkerij in een huurwoning. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort hennep-gerelateerde praktijken schade, overlast en gevaar kunnen veroorzaken en criminaliteit kunnen aantrekken, wat ten koste kan gaan van de woonomgeving. De inhoud van de bestuurlijke rapportage van de politie wijst er ook op dat sprake was van veelvuldig kort bezoek aan de woning en dat het veiligheidsgevoel van de omwonenden door de situatie is aangetast. Het behoort tot de taak van WonenBreburg om dit soort risico’s voor de woonomgeving zoveel mogelijk te bestrijden.
6.6.5.
Dat het in dit geval gaat om een hennepstekkerij en niet om een hennepkwekerij, leidt niet tot een ander oordeel. Hennepstekkerijen vormen een belangrijke schakel in de keten van illegale hennepkweek. Met het aantal van 1925 hennepstekjes zouden meerdere illegale hennepkwekerijen in andere woningen kunnen worden gevuld, met alle daaruit volgende risico’s voor misstanden van dien.
6.6.6.
Van belang is voorts dat de wijze waarop de verlichting boven de hennepstekjes is aangebracht, door de politie als brandgevaarlijk is bestempeld. Dat het risico op brand zich in dit geval niet heeft verwezenlijkt, laat onverlet dat WonenBreburg dit soort situaties in haar woningen niet hoeft te tolereren.
6.6.7.
WonenBreburg mag ook vanuit een oogpunt van precedentwerking streng optreden tegen hennepgerelateerde activiteiten van deze aard en omvang in haar huurwoningen. Zij heeft er een gerechtvaardigd belang bij dat ook andere huurders, die het kweken van hennep in hun woningen zouden overwegen, zien dat er geen sprake van is dat het na het plegen van dit soort feiten “wel losloopt”.
6.6.8.
Het hof concludeert dat reeds de aanwezigheid van de hennepstekkerij in de woning in beginsel een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert, dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Dat de hennepstekkerij inmiddels niet meer aanwezig is, leidt niet tot een ander oordeel. De tekortkoming die er in het verleden is geweest, wordt daardoor niet ongedaan gemaakt.
6.6.9.
Het hof zal in het navolgende nog ingaan op de vraag of het woonbelang van [appellant] aan de ontbinding van de huurovereenkomst in de weg moet staan.
Het woonbelang [appellant]
6.10.1.
[appellant] heeft in de toelichting op de grief gesteld dat hij een zodanig groot belang heeft bij het behoud van de huurwoning, dat de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van de woning disproportioneel zouden zijn. Ter onderbouwing van die stelling heeft [appellant] aangevoerd dat zijn vriendin één dag voor de bij de kantonrechter gehouden mondelinge behandeling is bevallen, en dat hij met zijn vriendin en pasgeboren baby in de woning wil blijven wonen. Volgens [appellant] is het voor hem onmogelijk om op korte termijn een andere huurwoning te vinden.
6.10.2.
Voor zover [appellant] hiermee wil zeggen dat zijn vriendin en jonge kind door de ontruiming op straat komen te staan, overweegt het hof het volgende. Tussen [appellant] en [persoon C] is sprake geweest van huiselijk geweld. [persoon C] heeft in verband daarmee in het geding bij de kantonrechter meegedeeld dat het de bedoeling is dat [appellant] en zij apart van elkaar gaan wonen, en dat zij bezig is met het zoeken van een eigen woning (zie hiervoor, rov. 6.2.2 sub n). Uit de aantekeningen van de griffier bij de mondelinge behandeling blijkt dat WonenBreburg heeft toegezegd dat bij de hulpverlening al is aangegeven dat er bij een eventuele ontruiming ten aanzien van [persoon C] sprake zal zijn van een zogeheten “warme overgang” naar andere woonruimte, zodat zij niet op straat komt te staan. WonenBreburg heeft volgens de aantekeningen van de griffier gegarandeerd dat [persoon C] en haar kind niet op straat komen te staan. De kantonrechter heeft dit in rov. 4.11 van het beroepen vonnis ook in aanmerking genomen, en [appellant] heeft tegen die overweging geen grief gericht. Ook in de memorie van antwoord heeft WonenBreburg die toezegging herhaald. In zoverre ziet het hof, evenals de kantonrechter, geen beletsel om [appellant] tot ontruiming van de woning te veroordelen.
6.10.3.
WonenBreburg heeft in de memorie van antwoord voorts gesteld dat de kinderen van [appellant] en [persoon C] uit huis zijn geplaatst en dat er geen kinderen meer verblijven in de woning. Het hof zal die stelling terzijde laten omdat [appellant] daarna in deze procedure niet meer aan het woord is geweest en dus niet op die stelling heeft kunnen reageren.
6.10.4.
Het voorgaande neemt niet weg dat de veroordeling tot ontruiming ook voor [appellant] zelf ingrijpend is. De belangen van WonenBreburg bij ontruiming van de woning wegen echter zwaarder.
6.10.5.
[appellant] heeft geen concreet bewijsaanbod gedaan met betrekking tot feiten die het hof anders kunnen doen beslissen, zodat zijn bewijsaanbod al hierom wordt gepasseerd.
6.10.6.
Om bovenstaande redenen verwerpt het hof de grief. Het hof zal het beroepen vonnis bekrachtigen.
De andere tekortkomingen: overlast, vervuiling van de achtertuin en huurachterstand.
6.11.
Omdat de aanwezigheid van de hennepstekkerij al leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst, kunnen de andere door WonenBreburg gestelde tekortkomingen onbesproken blijven.
Conclusie en afwikkeling
6.12.1.
Omdat de grief geen doel treft, zal het hof het beroepen vonnis bekrachtigen.
6.12.2.
Het hof zal de bewindvoerder als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de proceskosten van het incident.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 9726054 en rolnummer CV EXPL 22-670 tussen partijen gewezen vonnis van 16 november 2022;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten aan de zijde van WonenBreburg tot op heden op € 783,-- aan griffierecht en op € 2.366,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en C.B.M. Scholten van Aschat en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 8 augustus 2023.
griffier rolraadsheer