ECLI:NL:GHSHE:2023:2558

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
20-002027-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen en belediging van ambtenaren in functie met betrekking tot WhatsApp-fraude

Op 8 augustus 2023 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen en belediging van ambtenaren in functie. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van een bedrag van € 4.950,65, dat afkomstig was uit WhatsApp-fraude, en van het beledigen van politieambtenaren tijdens hun werkzaamheden. Het hof oordeelde dat de verdachte, door zijn bankrekening ter beschikking te stellen voor de overmaking van het frauduleuze bedrag, zich had laten gebruiken als geldezel. De verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast beledigde hij op 27 april 2022 twee politieagenten door hen te beschimpen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en legde de verdachte een geldboete op van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet kon worden vastgesteld of het bedrag door de bank was vergoed. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact van belediging van ambtenaren in functie.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-002027-22
Uitspraak : 8 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 september 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-071410-22 en 02-146302-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘medeplegen van eenvoudig witwassen’ (feit 1 primair in de zaak met parketnummer 02-071410-22) en ‘eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening’ (in de zaak met parketnummer 02-146302-22) veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de politierechter, naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbonden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante verslavingsbehandeling, het meewerken aan alcohol- en drugscontroles en reclasseringstoezicht. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is toegewezen tot het bedrag van € 4.950,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Ten behoeve van het slachtoffer is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 impliciet alternatief primair tenlastegelegde schuldwitwassen en de in de zaak met parketnummer 02-146302-22 tenlastegelegde belediging van ambtenaren in functie bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, zonder daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat deze daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 onder feit 1 primair tenlastegelegde eenvoudig witwassen en subsidiair verzocht om het in die zaak impliciet alternatief primair tenlastegelegde schuldwitwassen bewezen te verklaren. Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 02-146302-22 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het gerechtshof. Daarnaast is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht om dezelfde straffen op te leggen als de advocaat-generaal heeft gevorderd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 02-071410-22:
hij op of omstreeks 27 augustus 2021 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 4.950,65, althans enig (groot) geldbedrag,
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet toe en veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), op of omstreeks 27 augustus 2021 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 4.950,65, althans enig (groot) geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl een of meer onbekend gebleven pers(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) –
onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 27 augustus 2021 te Tilburg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) (meermalen) zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen;
- zijn/verdachtes bankpas(sen) en/of pincode en/of internetbankieren en/of bankrekeningnummer ter beschikking te stellen aan die een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of zijn/hun mededader(s) en/of
- contante geldopname(s) en/of contante geldstortingen te doen en/of
- digitale overboeking en/of digitaal betalingsverzoek te (vol)doen;
in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 02-146302-22:
hij op of omstreeks 27 april 2022 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk een of meer politieambten(a)ar(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening in zijn/hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hem/hen de woorden toe te voegen: "Kankersukkels", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het bewijs ervoor tekort schiet dat de verdachte het primair tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 02-071410-22, voor zover dat ziet op opzetwitwassen, heeft begaan, zodat het hof de verdachte in zoverre zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 primair (impliciet alternatief) tenlastegelegde en in de zaak met parketnummer 02-146302-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 02-071410-22:
hij op 27 augustus 2021 in Nederland, een geldbedrag van € 4.950,65 voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geldbedrag – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
in de ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde zaak met parketnummer 02-146302-22:
hij op 27 april 2022 te Breda, opzettelijk politieambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hen de woorden toe te voegen: "Kankersukkels".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
Ingevolge het bepaalde in artikel 420quater, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht maakt men zich schuldig aan het schuldwitwassen van een goed indien men redelijkerwijs moet vermoeden dat dit goed afkomstig is uit enig misdrijf. Naar bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad moet het gaan om grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid ten aanzien van de herkomst van het goed. Daarvan is sprake indien de verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens betreffende het goed, had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het goed niet had mogen handelen zoals is bewezen verklaard. Wat van de verdachte omtrent de in acht te nemen voorzichtigheid verwacht mag worden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat op 27 augustus 2021 om 20:08 uur op de bankrekening van de verdachte een geldbedrag ter hoogte van € 4.950,65 is overgemaakt door [benadeelde] , die het slachtoffer was geworden van WhatsApp-fraude. Op verzoek van iemand die zich voordeed als haar dochter die niet kon internetbankieren maar dringend een betaling moest doen stortte zij geld op de rekening van verdachte. Het girale bedrag is diezelfde dag om 20:17 uur contant door de verdachte opgenomen bij een geldautomaat aan de Heuvelstraat in Tilburg.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 27 augustus 2021 rond 17:15 uur met zijn broer en zijn collega [betrokkene 1] naar het Paletplein in Tilburg fietste. Onderweg werd [betrokkene 1] door ene [betrokkene 2] , die een glazenwassersbedrijf zou hebben en een vriend zou zijn van die [betrokkene 1] , gevraagd of er door een klant een bedrag op zijn rekening kon worden gestort en of hij enkele tientallen euro’s voor hem wilde pinnen. De pinpas van [betrokkene 2] was kapot. Aangezien [betrokkene 1] onder bewind was gesteld was dit niet mogelijk en werd dezelfde vraag voorgelegd aan de verdachte, op welk aanbod hij is ingegaan. Nadat de verdachte bij deze [betrokkene 2] in zijn auto was gestapt zijn zij naar de Westermarkt in Tilburg gereden, waar in de nabijheid op een parkeerplaats werd gestopt. [betrokkene 2] meldde toen dat de klant het gehele maandbedrag vooruit wilde betalen en volgens de verdachte kwam er op dat moment ‘een groot junkachtig type’ aangelopen die bonsde op het raam van de auto. In deze stressvolle situatie heeft de verdachte zijn mobiele telefoon afgegeven aan [betrokkene 2] , die via de bankierenapplicatie het daglimiet van de bankrekening van de verdachte heeft verhoogd naar € 5.000,00. Daarna is de verdachte met [betrokkene 2] naar een coffeeshop in Waalwijk gereden om vervolgens via Goirle terug naar Tilburg te rijden. In de tussentijd zag de verdachte dat er 1 eurocent op zijn rekening was overgemaakt door ene [betrokkene 3] (18:36 uur), welk bedrag hij op verzoek van [betrokkene 2] naar zijn broer heeft overgemaakt. Hierna ging men weer naar Tilburg. In Tilburg heeft de verdachte nog een biertje gekocht en is men nog langs zijn huis gereden. Opeens reden zij volgens de verdachte ‘snoeihard’ naar Tilburg-centrum en stopten zij in de Heuvelstraat bij de pinautomaat. De verdachte keek op zijn rekening en zag dat er € 4.959,65 euro was overgemaakt door [benadeelde] . Naar eigen zeggen ‘draaide zijn maag toen om’. De verdachte heeft het geld opgenomen om 20:17 uur en aan [betrokkene 2] gegeven.
Het hof is van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld ten opzichte van de herkomst van het geldbedrag dat op zijn rekening was overgemaakt. De verdachte heeft onder dubieuze omstandigheden zijn bankrekening ter beschikking gesteld om een geldbedrag met voor hem onbekende herkomst over te laten maken en dat geld vervolgens opgenomen voor een thans onbekend gebleven persoon met de naam [betrokkene 2] . Aldus heeft hij zich laten gebruiken als geldezel, zonder nader onderzoek te doen naar de herkomst van het bedrag dat op zijn rekening werd gestort en de identiteit van de betrokken personen, waaronder [betrokkene 2] en degenen op wier naam de banktransacties werden gedaan. Gezien de opmerkelijke gang van zaken, daaronder begrepen de tijdsduur van ongeveer 3 uren waarbinnen een en ander zich heeft afgespeeld, het door [betrokkene 2] laten verhogen van het daglimiet op verdachtes rekening, het laten overmaken van 1 eurocent (hetgeen doorgaans bij frauduleuze transacties ter verificatie pleegt te gebeuren) en de grootte van het geldbedrag, hadden de nodige alarmbellen bij de verdachte moeten gaan rinkelen. De verdachte moest naar het oordeel van het hof redelijkerwijs vermoeden dat er een transactie zou plaatsvinden op zijn bankrekening en dat het geld dat daarmee gemoeid was, afkomstig was uit enig misdrijf. Het hof ziet zich in dat oordeel gesterkt door de uitlating van de verdachte, inhoudende dat ‘zijn maag omdraaide’ op het moment dat hij zag dat het litigieuze bedrag van € 4.959,65 euro op zijn bankrekening was overgemaakt. Dat de verdachte zich zelf ook slachtoffer voelt, zelf ook melding heeft gedaan bij de politie dat hij als geldezel is gebruikt en door zijn vriend [betrokkene 1] op het verkeerde been is gezet dat hij [betrokkene 2] zou kunnen vertrouwen, maakt het oordeel van het hof niet anders. Ondanks dat had de verdachte op grond van de bovenbeschreven omstandigheden, bij enig nadenken, redelijkerwijs moeten vermoeden dat het gestorte bedrag van misdrijf afkomstig zou kunnen zijn en had hij nader onderzoek moeten doen naar de herkomst daarvan.
Resumerend acht het hof, gelet op het vorenoverwogene en de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, zoals in de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 primair, impliciet alternatief, tenlastegelegde is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 primair, impliciet alternatief, tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

schuldwitwassen.

Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 02-146302-22 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen en het beledigen van ambtenaren in functie. Met zijn handelen heeft de verdachte een vorm van fraude gefaciliteerd en lonend gemaakt. Daarmee wordt grof misbruik gemaakt van het vertrouwen en de hulpvaardigheid van anderen, zoals in het onderhavige geval dat van het slachtoffer dat haar dochter wilde helpen met het betalen van een aantal bedragen. Witwassen is een ernstig delict, omdat daarmee wordt getracht criminele gelden in het legale circuit te brengen. Dat vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft door zijn handelen daaraan bijgedragen.
Door het publiekelijk beledigen van twee politieagenten tijdens Koningsdag 2022 heeft de verdachte hen in hun eer en goede naam aangetast. Personen met een publieke taak, zoals deze agenten, moeten in het belang van de openbare orde en de veiligheid kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijke beledigingen.
Gezien het vorenstaande rekent het hof de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 1 juni 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte weliswaar eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, doch niet voor soortgelijke feiten als de onderhavige.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies van Novadic-Kentron in het arrondissement Oost-Brabant van 31 augustus 2022. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de verdachte kampt met alcohol- en cannabisproblematiek en hij makkelijk is te beïnvloeden door anderen die misbruik willen maken van zijn goedgelovigheid. De verdachte is gemotiveerd om blijvend te stoppen met alcoholgebruik en heeft in dat verband vrijwillig hulp gezocht. Het risico op recidive wordt door de reclassering als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert om een straf op te leggen met bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, een ambulante behandeling voor de verslavingen van de verdachte met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname en het meewerken aan controles op middelengebruik.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof naar voren gebracht dat hij thans woonachtig is met zijn broer in een anti-kraakwoning, dat hij is gestopt met zijn opleiding tot docent aan de kunstacademie en voltijds als productiemedewerker werkzaam is bij kunststoffabricagebedrijf [bedrijf] . De verdachte is lijdende aan ADD, gebruikt zo nu en dan softdrugs en drinkt geen alcohol meer. Gezien zijn stabiele leefsituatie is door de verdediging nadrukkelijk verzocht om niet over te gaan tot oplegging van bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende acht het hof, zoals is gevorderd door de advocaat-generaal en waartoe door de verdediging is verzocht, oplegging van een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van deze geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van voormelde voorwaardelijke straffen wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 4.950,65, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering ziet op het bedrag dat middels oplichting via WhatsApp door de benadeelde partij is overgemaakt op de bankrekening van de verdachte.
De politierechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [benadeelde] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is van oordeel dat thans onvoldoende kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre, de benadeelde partij het door oplichting afhandig gemaakte bedrag vergoed heeft gekregen van haar bank. Hierbij is mede acht geslagen op het feit dat op de bij de vordering geproduceerde bankafschriften melding wordt gemaakt van een gecrediteerd bedrag door de bank. Een nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Mitsdien zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, in die zin dat beide partijen ieder hun eigen kosten dragen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 63, 266, 267 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 primair tenlastegelegde, voor zover dat ziet op opzetwitwassen, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-071410-22 primair, impliciet alternatief, tenlastegelegde en in de zaak met parketnummer 02-146302-22 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 8 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Platschorre en mr. Fortuin voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.