Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- ‘medeplegen opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’ (feit 1),
- ‘in strijd met een hem bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming’ (feit 2),
- De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 26 juni 2023;
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: het onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek d.d. 10 mei 2019, opgemaakt door [verbalisant 2] , themaonderzoeker en toezichthouder, werkzaam bij Directie Handhaving van het UWV, betreffende de onderzoeksbevindingen als weergegeven op pg. 16 dat [verdachte] inkomsten uit eigen onderneming genoot naast de uitkering en diens activiteiten en inkomsten niet aan het UWV heeft gemeld (pg. 12 t/m 31);
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: een brief van UWV Ziektewet d.d. 2 maart 2016, gericht aan [verdachte] , met een bijlage (pg. 52 t/m 54), bevattende onder meer de plichten van de ontvanger bij het ontvangen van een Ziektewetuitkering;
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: een brief van UWV Ziektewet d.d. 13 april 2016, gericht aan [verdachte] (pg. 65 t/m 67), betreffende de toekennende beslissing van het UWV van de Ziektewetuitkering per 2 maart 2016;
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: een brief van UWV Ziektewet d.d. 2 februari 2018, gericht aan [verdachte] (pg. 86 en 87), betreffende de beëindiging van de Ziektewetuitkering per 26 februari 2018;
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: een uittreksel uit de Kamer van Koophandel d.d. 29 september 2017 (pg. 94 en 95), met betrekking tot Hotel [hotel] te [plaats ] waarvan de verdachte sinds 15 oktober 2014 tot aan de staat van faillissement op 8 augustus 2017 eigenaar is geweest;
- een geschrift als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder 5 Sv, te weten: een uitdraai van de Belastingdienst, aangevraagd d.d. 17 december 2018, betreffende de door de verdachte gedane aangifte winst (IB/PV, ZVW) over 2016(het hof begrijpt de aangifte inkomstenbelasting over 2016), voor zover deze betrekking heeft op de ondernemingswinst ad € 14.679,00, de privéonttrekking ad € 26.940,00 en de zelfstandigenaftrek ad € 7.280,00 (pg. 118 t/m 120).
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.