In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verdachte werd veroordeeld voor stalking. De rechtbank had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, alsmede een contactverbod met het slachtoffer voor de duur van 5 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met aanpassing van de straffen. De verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof heeft geoordeeld dat de eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende 15 maanden schuldig heeft gemaakt aan belaging van het slachtoffer door het sturen van brieven en e-mails, en het plaatsen van foto's op sociale media. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting en heeft de taakstraf gematigd naar 160 uren. Uiteindelijk heeft het hof de straffen en maatregelen bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen, en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, een taakstraf van 160 uren, en een contactverbod voor 5 jaren, met vervangende hechtenis voor het geval de maatregel niet wordt nageleefd.