ECLI:NL:GHSHE:2023:2529

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
200.320.582_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en ontzegging omgang tussen moeder en kinderen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzoekt om het gezamenlijk gezag over de kinderen te behouden en om omgang met hen te herstellen. De vader, die het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, verzet zich hiertegen en stelt dat de moeder psychisch instabiel is en niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert eveneens dat de moeder geen omgang met de kinderen dient te hebben, gezien haar psychische problemen en de impact daarvan op de kinderen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waaronder de langdurige afwezigheid van de moeder en de angst van de kinderen voor haar. Het hof concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de omgang met de moeder wordt ontzegd. De verzoeken van de moeder worden afgewezen en de beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 augustus 2023
Zaaknummer: 200.320.582/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/386259 / FA RK 21-2652
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Köller,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. V.C. Serrarens.
Deze zaak gaat over
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007;
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008;
  • [minderjarige 3] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009;
  • [minderjarige 4] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011;
  • [minderjarige 5] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de ouders zijn het niet eens over de vraag of de moeder, naast de vader, met het gezag over de kinderen belast dient te zijn en of de omgang tussen de moeder en de kinderen dient te worden ontzegd. De moeder vraagt daarnaast om een informatie- en consultatie regeling.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen bij het hof op 23 december 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, en
1. alsnog de verzoeken van de vader af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren,
2. partijen indien nodig te verwijzen naar het UHA voor hulp bij de gezamenlijke invulling van het gezag en ouderschap en het vormgeven van een zorg-/omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen,
3. te bepalen dat de vader de moeder maandelijks informeert en consulteert over de kinderen, hun ontwikkeling en activiteiten,
één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
2.2.
De vader heeft op 19 april 2023 een verweerschrift ingediend, met bijlage, en verzocht het beroep van de moeder af te wijzen, kosten rechtens.
2.3.
Het hof heeft verder kennis genomen van:
- de brief van de raad van 10 januari 2023, met bijlage, ingekomen bij het hof op 11 januari 2023;
- het V6-formulier van 13 januari 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder;
- het V6-formulier van 27 januari 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder;
- de stukken uit eerste aanleg, ontvangen van de rechtbank op 2 maart 2023;
- het V6-formulier van 13 juni 2023, met bijlagen, van de advocaat van de vader.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben, ieder apart, het hof een brief gestuurd met hun mening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van deze brieven zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007 (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2008 (hierna: [minderjarige 2] );
  • [minderjarige 3] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009 (hierna: [minderjarige 3] );
  • [minderjarige 4] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011 (hierna: [minderjarige 4] );
  • [minderjarige 5] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2012 (hierna: [minderjarige 5] ).
3.2.
De kinderen verblijven bij de vader. De vader heeft de kinderen erkend.
3.3.
De rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2014 de moeder en de vader belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen. Het hoofdverblijf van de kinderen is bij de vader bepaald en er is een voorlopige contactregeling vastgesteld, waarbij de ene vrijdag in de twee weken [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met de moeder contact hebben en de andere vrijdag [minderjarige 4] en [minderjarige 5] , gedurende twee uur onder begeleiding van de GI en [instantie 1] .
3.4.
Bij beschikking van 8 april 2015 is een definitieve zorgregeling vastgesteld, waarbij de moeder en de minderjarigen gedurende twee uur op de ene vrijdag, of in onderling overleg op een andere dag, in de twee weken contact hebben met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , en de andere vrijdag, of in onderling overleg te bepalen een andere dag, met [minderjarige 4] en [minderjarige 5] , onder begeleiding van de GI en [instantie 1] .
3.5.
Bij beschikking van 19 oktober 2021 heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de moeder is geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over de kinderen. Daarnaast is de zorgregeling voorlopig opgeschort in afwachting van het onderzoek van de raad.
3.6.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigd en bepaald dat de vader met ingang van datum beschikking het eenhoofdig gezag heeft over de kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank de moeder met ingang van datum beschikking het recht op omgang met de kinderen ontzegd.
3.7.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen.
Gezag
3.8.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder wil het gezag over de kinderen behouden. De moeder is eerder niet in staat geweest om verweer te voeren omdat zij een intensieve behandeling onderging voor haar problemen. Inmiddels heeft de moeder de behandeling doorlopen en leidt zij een stabiel leven. De moeder heeft ook woonruimte gevonden in Middelburg. De moeder is praktisch en emotioneel beschikbaar om invulling te geven aan het gezag.
3.9.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader wil het eenhoofdig gezag over de kinderen. De vader geeft aan dat de moeder sinds de geboorte van [minderjarige 5] psychisch is afgegleden. De moeder heeft sinds de bestreden beschikking verbleven bij [instantie 2] en daarna in een psychiatrisch ziekenhuis in [plaats] . Sinds maart 2023 was de moeder spoorloos. De kinderen zijn bang om de moeder op straat tegen te komen. De jongste drie kinderen durven hierdoor niet meer alleen naar school, sportclub of winkel. Alle vijf de kinderen hebben emotionele schade door het gedrag van de moeder en bijna allemaal hebben zij daar therapie voor nodig. De kinderen mogen niet nog meer emotionele schade oplopen, omdat de moeder bijvoorbeeld toestemming voor een behandeling weigert en intrekt. De vader betwist dat het met de moeder goed (genoeg) gaat om het gezag uit te kunnen oefenen.
3.10.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. De vader dient het eenhoofdig gezag over de kinderen uit te kunnen oefenen, omdat de moeder vanwege haar jarenlange psychische problemen onvoldoende beschikbaar en aanwezig is om belangrijke en de juiste beslissingen te nemen voor de kinderen. Het door de moeder ingestelde beroep levert onrust op in het gezin. De kinderen hebben er mee moeten leren omgaan dat ze een moeder hebben die afwezig is. Het is onduidelijk hoe het nu met de moeder gaat en de situatie blijft daardoor onvoorspelbaar. Dat is precies waar de raad de kinderen tegen wil beschermen. De hulpverlening voor de kinderen moet gericht zijn op het zich kunnen ontwikkelen zonder de aanwezigheid van de moeder in het leven van de kinderen.
3.11.
Het hof overweegt als volgt.
3.11.1.
Op grond van artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.11.2.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd dient te worden. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.11.3.
De wijziging van omstandigheden is, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, gelegen in de situatie waarin de moeder in verband met haar psychische problematiek lange tijd onbereikbaar is geweest voor de kinderen en voor de vader en er hierdoor ook al lange tijd geen contact is tussen de moeder en de kinderen en de moeder en de vader.
3.11.4.
Vast staat dat de moeder al jarenlang kampt met ernstige psychische problematiek waarbij er tevens zorgen zijn over middelengebruik door de moeder. De moeder is hierdoor in de afgelopen jaren meerdere keren langdurig onbereikbaar en onvindbaar geweest en is ook meerdere keren opgenomen geweest in een psychiatrische kliniek. Voornoemde situatie heeft ertoe geleid dat de moeder bij beschikking van 19 oktober 2021 in de uitoefening van het gezag is geschorst. Tussen de moeder en de kinderen is al een aantal jaren geen contact meer en de pogingen om dit te herstellen (middels hulpverlening) hebben niet tot verbetering geleid. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] willen op dit moment geen contact met de moeder en er is sprake van angstgevoelens richting de moeder.
Het is het hof niet gebleken dat voornoemde situatie sinds de bestreden beschikking is verbeterd. Het hof beschikt niet over rapportages of stukken die de enkele, niet verder onderbouwde, stelling van de moeder onderbouwen dat het nu structureel beter met haar zou gaan. Daar komt bij dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling bij het hof niet is verschenen. De advocaat van de moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij de moeder in de ochtend van de zitting nog twee keer telefonisch heeft gesproken en dat de verwachting was dat de moeder zou verschijnen. Nu zij echter toch niet is verschenen zijn de vragen die het hof voor de moeder had niet beantwoord.
Dit alles betekent dat handhaving van het gezamenlijk gezag vanwege de ernstige psychische instabiliteit van de moeder en het, als gevolg daarvan, niet emotioneel beschikbaar zijn, een onaanvaardbaar risico op zou leveren dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders. Het is van belang dat de rust die nu is ontstaan doordat de vader het eenhoofdig gezag heeft, gewaarborgd blijft en dat de kinderen toekomen aan de behandeling die zij ieder voor zich nodig hebben. Het hof volgt de raad in zijn advies dat er in het belang van de kinderen geen zorgen (meer) mogen bestaan over bijvoorbeeld de mogelijkheid dat de moeder de toestemming voor een behandeling niet geeft of intrekt. De kinderen moeten, voor zover mogelijk, op dit moment beschermd worden tegen de onvoorspelbaarheid van de moeder. Het hof heeft tevens bij de beoordeling betrokken dat de moeder feitelijk al jarenlang geen uitvoering geeft aan het gezag en daarnaast heeft het hof niet de verwachting dat de situatie van de moeder binnen afzienbare tijd zal verbeteren.
Dit maakt, alles overziende, dat het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd dient te worden. Onder deze omstandigheden is een verwijzing naar het UHA, zoals de moeder verzoekt, om hulp te krijgen bij de invulling van het gezag en ouderschap niet aan de orde.
3.11.5.
Dit betekent dat het verzoek van de moeder ten aanzien van het gezag zal worden afgewezen.
Omgang
3.12.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder is emotioneel beschikbaar en psychisch stabiel. Zij wil graag het contact met de kinderen herstellen, zo nodig via hulpverlening vanuit het UHA.
3.13.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. Er is jarenlang begeleide omgang geweest, waarnaar de kinderen zich hebben moeten voegen en waarin de moeder onbetrouwbaar in het nakomen van de afspraken is geweest. Het onvoorspelbare gedrag van de moeder is schadelijk geweest voor de kinderen. Inmiddels zijn de kinderen op een leeftijd dat een contactregeling niet meer valt te combineren met school, hobby’s vrienden en therapie. De kinderen geven bovendien zelf aan geen contact te willen met de moeder en ze hebben angstgevoelens voor de moeder. De moeder heeft overigens in de afgelopen maanden geen contact opgenomen met de vader of de kinderen, behalve dan dat zij een verontrustende ansichtkaart heeft gestuurd.
3.14.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. De omgang met de kinderen dient de moeder te worden ontzegd. Door alles wat de kinderen hebben meegemaakt kan dit contact niet zomaar hersteld worden. Mocht er sprake zijn van langdurige stabiliteit aan de kant van de moeder en een situatie waarin de moeder erkenning kan geven voor alles wat het voor de kinderen heeft betekend, dan zou dit op termijn wellicht mogelijk ruimte geven voor contactherstel. Voor nu moet iedere hulp echter gericht zijn op het ontwikkelen van de kinderen en het zich kunnen handhaven zonder de moeder in het leven van de kinderen. De kinderen moeten hun ervaringen en de afwezigheid van contact met hun moeder een plek leren geven. Mocht een kind een opening geven voor enig contact met de moeder dan is het belangrijk om dat aan te grijpen.
3.15.
Het hof overweegt als volgt.
3.15.1.
Ingevolge artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.15.2.
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 en lid 3 aanhef en sub BW ontzegt de rechter het recht
op omgang - al dan niet voor bepaalde tijd – indien:
sub a: omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
sub b: de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang;
sub c: het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken;
sub d: omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
3.15.3.
Evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en waardering overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de moeder de omgang met de kinderen dient te worden ontzegd. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.15.4.
De wijziging van omstandigheden is, zoals hiervoor reeds is overwogen, gelegen in de situatie waarin de moeder in verband met haar psychische problematiek al lange tijd onbereikbaar is geweest voor de kinderen en voor de vader en dat er hierdoor ook al lange tijd geen contact is tussen de moeder en de kinderen en de moeder en de vader.
3.15.5.
Net zoals het hof onder 3.11.4 heeft overwogen is het hof niet gebleken dat de situatie sinds de bestreden beschikking is verbeterd. De moeder heeft haar blote stelling dat zij emotioneel beschikbaar en psychisch stabiel is om het contact met de kinderen te kunnen vormgeven niet nader onderbouwd en heeft één en ander niet tijdens de mondelinge behandeling kunnen toelichten. De kinderen hebben feitelijk sinds 2021 geen contact meer met de moeder en hebben bovendien in hun brieven aan het hof ieder voor zich aangegeven op dit moment geen contact te willen met de moeder. Het hof acht, net als de vader en de raad, een begeleide omgangsregeling niet meer passend bij de leeftijd van de kinderen. Mogelijk wordt dit voor de kinderen anders wanneer zij ouder worden (meerderjarig) en hulpverlening krijgen bij het contactherstel. De moeder zou weliswaar graag zien dat de hulpverlening die de kinderen krijgen meer gericht zou zijn op het verkrijgen van een positief beeld over de moeder, zodat er ruimte komt voor contactherstel, maar net zoals de raad opmerkt dienen de kinderen op dit moment juist beschermd worden tegen de onvoorspelbaarheid van de moeder. De hulpverlening voor de kinderen moet daarom nu gericht zijn op het zich kunnen ontwikkelen en handhaven zonder de moeder in het leven van de kinderen en het een plek kunnen geven van alle gebeurtenissen die er in het verleden hebben plaatsgevonden.
Dit betekent, alles overziende, dat de omgang tussen de moeder en de kinderen dient te worden ontzegd, aangezien de omgang op dit moment ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen. De moeder moet op dit moment vanwege haar psychische gesteldheid kennelijk ongeschikt en niet in staat worden geacht tot omgang. Ook hebben [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] van ernstige bezwaren tegen de omgang doen blijken en de omgang is, alles overziende, in strijd is met de zwaarwegende belangen van alle kinderen.
Van een verwijzing naar het UHA voor hulp bij het vormgeven van een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen, zoals door de moeder is verzocht, kan onder voornoemde omstandigheden geen sprake zijn.
3.15.6.
Dit betekent dat het verzoek van de moeder ten aanzien van de omgangsregeling zal worden afgewezen.
Informatie- en consultatieregeling
3.16.
De moeder wil graag dat de vader de moeder maandelijks informeert en consulteert over de kinderen, hun ontwikkeling en activiteiten. Dit is belangrijk zodat de moeder aanknopingspunten heeft om het contact te kunnen herstellen.
3.17.
De vader staat niet achter een door het hof vast te leggen informatie- en consultatieregeling waarbij er rechtstreeks contact met de moeder dient te zijn. De kinderen geven aan dat zij niet willen dat de moeder alles van hen weet. De vader is wel bereid om, zonder dat dit opgelegd wordt, met enige regelmaat informatie over de kinderen voor de moeder achter te laten bij [instantie 1] .
3.18.
De raad adviseert – samengevat – het volgende. Het is belangrijk dat de moeder een opening houdt om informatie te krijgen over de kinderen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen via [instantie 1] waarnaar de vader twee keer per jaar informatie stuurt over de kinderen, waarbij de moeder weet dat deze voor haar klaarligt en zij die informatie op kan vragen als zij daaraan toe is. Het is niet wenselijk dat de informatieregeling rechtstreeks via de ouders verloopt.
3.19.
Het hof overweegt als volgt.
3.19.1.
De ouder die met het gezag is belast, is op grond van artikel 1:377b BW, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen. De rechter kan bepalen dat de ouder met gezag niet verplicht is om de andere ouder over het kind te informeren, als het belang van het kind dat vereist.
3.19.2.
Hoewel het hof het belang van de moeder ziet om met regelmaat informatie te (kunnen) krijgen over de kinderen, wordt het verzoek in het belang van de kinderen afgewezen. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat de moeder kennelijk snel geprikkeld raakt als de vader zaken over de kinderen naar de moeder stuurt, hetgeen in het verleden heeft geleid tot ongewenste situaties en ongevraagd contact. Het is in het belang van de kinderen dat er rust komt. Daarbij past op dit moment geen verplichting voor de vader om de moeder met een vaste regelmaat rechtstreeks te informeren over de kinderen. Ook van het consulteren kan op dit moment geen sprake zijn vanwege de psychische problematiek van de moeder.
Het staat de vader natuurlijk vrij om, conform hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling, in overleg met [instantie 1] daar met enige regelmaat (bijvoorbeeld één of twee keer per jaar) informatie achter te laten bestemd voor de moeder.
3.19.3.
Gelet op het voorgaande zal het hof het verzoek van de moeder om een informatie- en
consultatieregeling op te leggen, afwijzen.
3.2
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en de verzoeken van de moeder in hoger beroep afwijzen.
3.21.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de procedure en het feit dat de ouders een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 oktober 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, M.J. van Laarhoven en C.N.M. Antens
en is op 3 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.