Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats].
hierna te noemen: de vader,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI].
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 april 2023;
- het V6-formulier d.d. 7 juli 2023, met bijlage, van de zijde van de moeder.
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De beoordeling
Om die reden heeft de raad er onvoldoende vertrouwen in dat de hulp en zorg die voor [minderjarige] noodzakelijk is, ook zonder kinderbeschermingsmaatregel duurzaam door de ouders wordt ingezet en geaccepteerd. Temeer nu telkens opnieuw blijkt dat de ouders een eigen visie hebben op wat nodig is voor [minderjarige], aangeven dat zij zich gedwongen voelen om in te stemmen met een medisch traject en zij de verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie volledig buiten zichzelf leggen.
.In aanvulling op het oordeel van de rechtbank overweegt het hof het volgende.
failure to thrive. Anders dan de moeder betoogt, is het hof van oordeel dat deze omstandigheden een ernstige ontwikkelingsbedreiging vormen voor [minderjarige]. [minderjarige] is nog erg jong en kwetsbaar. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat de ouders in het verleden niet altijd passend hebben gereageerd op de zorgen rondom [minderjarige] en de in dat kader geïndiceerde onderzoeken en zorg. Dit leidt het hof onder meer af uit het feit dat de ouders niet met [minderjarige] op alle controles bij het consultatiebureau zijn verschenen en aanvankelijk ook niet zijn ingegaan op verzoeken van de huisarts om met [minderjarige] naar het spreekuur te komen. Verder leidt het hof dit af uit het feit dat de eerste verwijzing naar het ziekenhuis in [plaats 1] reeds in maart 2022 heeft plaatsgevonden. Uit de brief d.d. 19 april 2023 van het ziekenhuis in [plaats 1] aan de huisarts van de moeder (productie 1 beroepschrift) blijkt dat [minderjarige] en de moeder in mei 2022 op consult zijn geweest bij de kinderarts maar dat de toen geïndiceerde onderzoeken zijn geweigerd en de moeder is vertrokken zonder vervolgafspraak. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vragen gesteld over de wijze waarop dit is verlopen. De moeder heeft op deze vragen geen concreet antwoord kunnen geven zodat voor het hof niet duidelijk is geworden waarom deze onderzoeken destijds niet zijn verricht, maar niet in geschil is dat de onderzoeken destijds niet hebben plaatsgevonden. Voor zover de moeder stelt dat zij [minderjarige] op eigen initiatief in [plaats 2] heeft laten onderzoeken stelt het hof vast dat dit onderzoek, blijkens de brief van de neuroradioloog in [plaats 2] (productie 2 beroepschrift), pas in februari 2023 heeft plaatsgevonden. Op dat moment was de raad al gestart met het raadsonderzoek naar aanleiding van een verzoek tot onderzoek op 2 januari 2023 en een melding van Veilig Thuis op 9 januari 2023. De raad heeft dit raadsonderzoek op
6.De beslissing
;