Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
voorlopigezorgregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
- de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw verblijven, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op zondagavond om 19:00 uur;
- gedurende de helft van de vakanties bij de man verblijven en de andere helft bij de vrouw.
5.De motivering van de beslissing
- de man in afwijking van de inhoud van de beschikkingen van de rechtbank Oost- Brabant van 20 mei 2022 respectievelijk 26 oktober 2022 met ingang van 1 juli 2023 aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal voldoen van € 200,- per kind per maand;
- op grond van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 mei 2022 de man vanaf 1 juli 2023 geen nieuwe alimentatiebijdragen van € 250,- per kind per maand (exclusief indexering) verschuldigd zal worden;
- in de beschikking van 26 oktober 2022 alleen de nihilstelling van de kinderalimentatie geacht wordt vernietigd te zijn;
- de vrouw door middel van een betaling van € 270,- per maand het restant van de huwelijkse schulden voldoet, die thans omtrent € 7.000,- belopen;
- de man aan de vrouw, totdat de huwelijkse schulden zijn afgelost, vanaf 1 juli 2023 een bedrag van € 135,- per maand betaalt op een door haar aan te geven rekening;
- bij de Belastingdienst [minderjarige 1] als wonende bij de man staat geregistreerd. De vrouw respecteert die notering en onderneemt ten aanzien daarvan geen acties;
- iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.