ECLI:NL:GHSHE:2023:2523

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
200.319.867_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van mentorschap en curatele zonder psychiatrische stoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de bekrachtiging van een mentorschap en curatele. De zaak betreft [verzoeker], die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek tot opheffing van het bewind en mentorschap was afgewezen. De rechtbank had in 2021 op verzoek van [verzoeker] een bewind en mentorschap ingesteld, omdat hij destijds niet in staat werd geacht om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. [verzoeker] stelde dat hij ten onrechte als psychiatrisch patiënt was aangemerkt en dat hij nu in staat was om zijn zaken zelf te regelen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2023 werd echter duidelijk dat [verzoeker] nog steeds onder behandeling staat en dat er zorgen zijn over zijn gedrag, waaronder verbaal agressief gedrag en roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol en drugs. Het hof oordeelde dat de gronden voor het bewind en mentorschap nog steeds aanwezig zijn, ongeacht de vraag of er sprake is van een psychiatrische stoornis. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van [verzoeker] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 augustus 2023
Zaaknummer: 200.319.867/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9865638 BM VERZ 22-1880
9865647 MS VERZ 22-561
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoeker],
wonende op een geheim adres,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.J.W. van Janssen-van Rooij.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[bewindvoerder en mentor] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder en mentor,
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder van [verzoeker] ,
[de zus 1],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus van [verzoeker] ,
[de zus 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de zus van [verzoeker] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 september 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 december 2022, heeft [verzoeker] verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zijn verzoek tot opheffing van het bewind en het mentorschap alsnog toe te wijzen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • namens [verzoeker] , mr. Janssen-van Rooij;
  • namens [bewindvoerder en mentor] B.V., [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
2.3.1.
[verzoeker] , de moeder van [verzoeker] en de zussen van [verzoeker] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 8 juli 2022;
  • het e-mailbericht d.d. 20 december 2022 met bijlage van [voormalige bewindvoerder en mentor] (de voormalige bewindvoerder en mentor van [verzoeker] );
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van [verzoeker] op 23 december 2022;
  • de brief van de bewindvoerder en mentor d.d. 26 januari 2023;
  • de door de advocaat van [verzoeker] ingediende nadere stukken, ingekomen ter griffie op 12 juni 2023;
  • het tijdens de mondelinge behandeling door de bewindvoerder en de mentor over-gelegde e-mailbericht d.d. 20 juni 2023 van [betrokkene 3] Team Beschermd Wonen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 14 april 2021 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, – op verzoek van [verzoeker] – over de goederen die [verzoeker] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld en ten behoeve van [verzoeker] een mentorschap ingesteld, met benoeming van [voormalige bewindvoerder en mentor] tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 9 mei 2022, heeft [verzoeker] de kantonrechter verzocht om opheffing van het bewind en mentorschap.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] tot opheffing van het bewind en mentorschap, afgewezen.
3.3.1.
Bij deze beschikking heeft de kantonrechter verder het verzoek tot ontslag van de voormalige bewindvoerder en mentor toegewezen, met ingang van de datum dat de opvolgend bewindvoerder en mentor wordt benoemd.
De kantonrechter heeft [verzoeker] verder in gelegenheid gesteld om uiterlijk op 1 oktober 2022 een bereidverklaring over te leggen van een door hem zelf gekozen te benoemen opvolgend professionele bewindvoerder en mentor.
3.4.
Bij beschikking van 25 oktober 2022 heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, [voormalige bewindvoerder en mentor] met ingang van 1 november 2022 als bewindvoerder en mentor ontslagen en met ingang van die datum [bewindvoerder en mentor] B.V. tot bewindvoerder en mentor benoemd.
3.5.
[verzoeker] kan zich met deze beslissing – voor zover daarbij zijn verzoek tot opheffing van het bewind en mentorschap is afgewezen – niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
[verzoeker] voert in het beroepschrift – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte het verzoek tot opheffing van het bewind en mentorschap afgewezen. Het bewind en mentorschap is in 2021 ingesteld op grond van de geestelijke en/of lichamelijke toestand van [verzoeker] . [verzoeker] is destijds ten onrechte aangemerkt als psychiatrisch patiënt. [verzoeker] zou namelijk nooit zelf hebben verzocht om een bewind en mentorschap. Hij heeft destijds op aandringen van mensen een onbekend formulier getekend, hetgeen later een verzoek tot onderbewindstelling en/of instelling van een mentorschap bleek te zijn. [verzoeker] heeft recentelijk aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. [verzoeker] is (thans) zelf in staat om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke zaken te regelen. Hij beschikt over een (medische) verklaring waaruit dit volgt. [verzoeker] betwist dat hij ondersteuning van het FACT-team krijgt.
3.6.1.
De advocaat van [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – verklaard dat zij niet het beeld herkent wat de bewindvoerder/ mentor van [verzoeker] schetst. [verzoeker] woont nog steeds begeleid. Hij heeft werk gehad, maar dit werk mocht [verzoeker] van de bewindvoerder niet langer uitvoeren. [verzoeker] blijft van mening dat het bewind en mentorschap niet noodzakelijk is. Hij heeft om een second opinion gevraagd bij de afdeling Psychiatrie van het [medisch centrum] Medisch Centrum te [plaats] . Het duurde echter een tijd voordat er een afspraak gemaakt kon worden. De afspraak staat nu gepland op 28 juni 2023. Het is jammer dat op dit moment nog niet de uitkomsten van de second opinion bekend zijn. De advocaat van [verzoeker] verzoekt daarom de verdere behandeling van de zaak aan te houden, in afwachting van de uitkomsten van de second opinion.
3.7.
De bewindvoerder/mentor voert in de brief d.d. 26 januari 2023, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Het is niet gelukt telefonisch, per brief en via de begeleiding van [instantie] [verzoeker] te bereiken. In het gesprek dat uiteindelijk heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023 was [verzoeker] verbaal agressief en wenste hij geen samenwerking. Nadien heeft beperkt contact met [verzoeker] plaatsgevonden. Nu iedere samenwerking met [verzoeker] ontbreekt kan de bewindvoerder en mentor – evenals de voormalige bewindvoerder/ mentor – zijn taken niet naar behoren uitoefenen. Op de locatie van [instantie] waar [verzoeker] nu woont gaat het niet goed. De open setting is niet veilig meer voor [verzoeker] . [verzoeker] levert ook een gevaar op voor de medewerkers van deze open setting. Er staat geen auto op naam van [verzoeker] . Wel staat er ergens een auto waarvan [verzoeker] gebruik maakt. Hij rijdt onder invloed van alcohol en drugs rond. [verzoeker] heeft een eigen onderneming en hij weigert de bewindvoerder inzage in te geven in mogelijke activiteiten die hiermee verband houden. Hij kampt met wanen en hij is ervan overtuigd dat hij een volle agenda heeft. Er is volgens [verzoeker] echter sprake van een denkbeeldig persoon die alle afspraken afzegt. De onderneming is een lege huls; er wordt geen inkomen mee gegenereerd. Het inkomen van [verzoeker] komt niet bij de bewindvoerder binnen en het is ook onbekend met welke rekening hij bankiert. [verzoeker] ontving aanvankelijk een WW-uitkering. Ook bij het UWV is het bekend dat [verzoeker] een eigen onderneming heeft. De uitkering van [verzoeker] is daarom stopgezet. De bewindvoerder heeft het [verzoeker] verboden om zich in te schrijven in het register van de Kamer van Koophandel (KvK). De bewindvoerder is weliswaar bevoegd om de inschrijving van [verzoeker] in het register van de KvK alsnog ongedaan te maken, maar hij vreest dat dit bij [verzoeker] voor een totale ontwrichting zal zorgen. De bewindvoerder/mentor hoopt dat in de second opinion de diagnose van [verzoeker] wordt bevestigd en dat [verzoeker] dan wel open staat voor samenwerking. Indien de diagnose niet wordt bevestigd dan is de bewindvoerder/mentor voornemens om een verzoek om een zorgmachtiging in te dienen.
3.8.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
3.8.3.
Op grond van artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
3.8.4.
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter het mentorschap opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de mentor of degene die gerechtigd is het mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451 BW, alsmede ambtshalve.
3.8.5.
De advocaat van [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de zaak – in afwachting van de uitkomsten van de second opinion bij de afdeling Psychiatrie van het [medisch centrum] Medisch Centrum – aan te houden. Het hof gaat aan dat verzoek voorbij omdat het aan [verzoeker] is om bij de instelling van het hoger beroep zijn stelling dat de gronden voor het bewind en mentorschap niet (langer) aanwezig zijn nader te motiveren en met stukken te onderbouwen. Niet valt in te zien dat [verzoeker] daartoe niet eerder dan na de mondelinge behandeling in staat was. [verzoeker] heeft op geen enkele wijze zijn stelling onderbouwd. In het beroepschrift heeft [verzoeker] opgemerkt dat hij over een medische verklaring beschikt en dat hij aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte. Beiden stukken zijn door [verzoeker] echter niet overgelegd. Het hof kan daarom niet anders dan beslissen op grond van de in het dossier aanwezige stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
3.8.6.
Uit de instellingsbeschikking van 14 april 2021 volgt dat het bewind en het mentorschap destijds zijn ingesteld omdat [verzoeker] ten gevolge van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat was om ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof is op grond van de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat – ook zonder de uitkomsten van de second opinion – dit thans nog steeds het geval is. Vast staat dat [verzoeker] nog steeds begeleid woont bij het [instantie] , hij wordt begeleid door het FACT-team en hij onder behandeling staat van een psychiater. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder/mentor hier nog aan toegevoegd dat beschermd wonen niet langer toereikend lijkt. De open setting waar [verzoeker] thans woont is niet langer veilig voor [verzoeker] en hij levert tevens een gevaar voor de medewerkers aldaar. Dit wordt bevestigd in het door de bewindvoerder/mentor tijdens de mondelinge behandeling overgelegde e-mailbericht d.d. 20 juni 2023 van [betrokkene 3] Team Beschermd Wonen. Hieruit blijkt dat [verzoeker] niet begeleidbaar is en dat hij verbaal agressief gedrag vertoont. Ook volgt hieruit dat [verzoeker] roekeloos rijgedrag vertoont doordat hij onder invloed van alcohol en/of drugs op het terrein van [instantie] en mogelijk ook daarbuiten rond rijdt. De gronden voor het bewind en mentorschap zijn daarmee nog onverkort aanwezig. Of er al dan niet sprake is van een psychiatrische stoornis bij [verzoeker] , maakt dat – gelet op het voorgaande – niet anders.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.10.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 september 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.P. de Beij en H.J. Witkamp en is op 3 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.