ECLI:NL:GHSHE:2023:2522

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
200.314.557_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot contactregeling tussen vader en kinderen na raadsonderzoek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader tot vaststelling van een contactregeling met zijn kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in principaal appel, en de vader, verweerder in principaal appel, zijn in een langdurige juridische strijd verwikkeld over de zorg- en opvoedingstaken van hun kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport van 1 mei 2023 geadviseerd dat contact met de vader op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Dit advies is gebaseerd op de bevindingen dat de kinderen zich goed ontwikkelen, maar dat de onderlinge relaties tussen de ouders problematisch zijn en dat de kinderen momenteel geen contact met de vader wensen. Het hof heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om op het rapport van de raad te reageren, en beide ouders hebben aangegeven in te stemmen met het advies van de raad. Het hof heeft vervolgens besloten het verzoek van de vader tot vaststelling van een contactregeling af te wijzen, met de overweging dat het contact op dit moment te belastend is voor de kinderen. De vader heeft aangegeven de kinderen niet verder te willen belasten en respecteert hun wensen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Limburg vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 3 augustus 2023
Zaaknummer: 200.314.557/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/258119 / FA RK 18-4644
in de zaken in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Meuwissen,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.M.B. Leerkotte.
Deze zaak gaat over [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ) en [minderjarige 2] (hierna te noemen [minderjarige 2] ), beiden geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 12 januari 2023

Bij die beschikking heeft het hof – voor zover thans nog van belang – een onderzoek door de raad gelast waarbij de raad met name dient te onderzoeken of er nog mogelijkheden zijn om op enigerlei wijze in de toekomst een (onbelast) contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te realiseren.
Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot 18 mei 2023 pro forma.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 1 mei 2023;
- het V6-formulier ingediend door de advocaat van de moeder op 5 juni 2023;
- het V6-formulier ingediend door de advocaat van de vader op 5 juni 2023.
6.2.
Nu partijen bij genoemde V6-formulieren het hof hebben bericht dat zij instemmen met het advies van de raad, zal het hof deze zaak op de stukken afdoen.

7.De verdere beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
7.1.
De raad heeft in het rapport van 1 mei 2023 – samengevat – het volgende geadviseerd.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ontwikkelen zich goed op alle levensgebieden. De zorgen zijn gelegen in de onderlinge relaties in het systeem, waarbij de ouders zorgen over elkaar uiten, en de moeder ook over de familie van de vader. Deze situatie speelt al jaren, waarbij er een beweging is ontstaan van contactherstel naar contactbreuk tussen de vader en de kinderen. De moeder ervaart dit patroon als afwijzend van de vader naar de kinderen en zij maakt zich zorgen over de impact hiervan op de ontwikkeling van de kinderen. De vader ervaart dat de moeder de situatie, en dus ook het patroon, in stand houdt doordat ze (dan wel niet onderliggend) de vader afwijst in zijn vaderrol. Voor de kinderen bestaat deze verstand-houding tussen de ouders al vanaf hun geboorte. Zij hebben geen ruimte ervaren om een nieuwe modus te vinden tussen hun gescheiden ouders en de scheiding een plekje te geven. Dit heeft geresulteerd in de huidige situatie, waarbij de kinderen geen enkel contact met de vader hebben en ook uitspreken dit niet te willen. Het ‘afdwingen’ van contact zal leiden tot het verkeerde resultaat, namelijk nog meer weerstand bij de kinderen jegens de vader. De kinderen zijn steeds verder vastgelopen in hun verdriet, boosheid en teleurstelling en zij zijn vanuit overleving (om hier maar niet mee geconfronteerd te blijven) één ouder gaan afwijzen. Zowel de ouders als de kinderen lijken in de huidige situatie een mate van rust te hebben gevonden. Gedurende het onderzoek is duidelijk geworden dat, ondanks de wil van de ouders die het beste voor hebben met de kinderen, het contact tussen de vader en de kinderen op dit moment te belastend is voor de kinderen. De vader (h)erkent deze belasting voor de kinderen en wil de wens van de kinderen respecteren waarbij hij, ondanks zijn eigen pijn, afstand zal nemen. De vader, die naar eigen zeggen, jarenlang procedures heeft gevoerd om de kinderen te zien, heeft benoemd hiermee te willen stoppen en de kinderen en de moeder niet verder meer te willen belasten. De vader heeft vertrouwen in de moeder als opvoeder van de kinderen. De moeder ervaart ook de last van de jarenlange procedures en zij wil hier eveneens vanaf. Hoewel het uitgangspunt is dat de kinderen contact hebben met beide ouders, acht de raad het op dit moment in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om geen contact met de vader te hebben. Zij kunnen zich hierdoor onbelast (verder) ontwikkelen binnen hun omgeving. De situatie dient voor nu geaccepteerd te worden zoals hij is. Er zal rust worden gecreëerd, waarbinnen de kinderen kunnen ‘teren’ op eerdere positieve ervaringen en herinneringen en zij zich kunnen focussen op hun ontwikkeling. De raad hoopt dat die herinneringen er uiteindelijk toe zullen leiden dat wanneer de kinderen ouder zijn en zij meer met hun identiteit bezig zijn, dat zij opnieuw een bepaalde nieuwsgierigheid naar de vader krijgen. De raad adviseert het hof om op dit moment geen contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vast te stellen. De raad heeft het vertrouwen dat de moeder, wanneer de kinderen behoefte hebben aan contact met de vader, de kinderen de ruimte geeft voor dit contact en zij hen hierin zal ondersteunen.
7.2.
Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport van de raad te reageren.
7.3.
Bij genoemd V6-formulier van 5 juni 2023 heeft de moeder het hof bericht dat zij instemt met het advies van de raad.
7.4.
Bij genoemd V6-formulier van 5 juni 2023 heeft de vader het hof bericht dat hij het advies van de raad onderschrijft. De vader wil de kinderen niet langer belasten. Zijn wens voor de kinderen is dat zij zich onbelast kunnen ontwikkelen binnen hun omgeving/gezin. De deur van de vader zal altijd open staan voor de kinderen. Als de kinderen op enig moment, in hun jeugd of veel later, contact met de vader wensen dan zal hij daar graag toe bereid zijn.
7.5.
Het hof overweegt het volgende.
7.5.1.
Op grond van de bevindingen van de raad in het rapport van 1 mei 2023 is het hof van oordeel dat het dit geding inleidende verzoek van de vader tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsnog dient te worden afgewezen. Het hof overweegt daartoe dat contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om redenen zoals in het rapport van de raad en onder rechtsoverweging 7.1. van deze beschikking vermeld – op dit moment – niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Het hof sluit hiermee volledig aan bij het rapport van de raad. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat partijen zich blijkens de inhoud van genoemde V6-formulieren van 5 juni 2023 met de inhoud van het raadsrapport kunnen verenigen en dat de vader de kinderen niet langer wil belasten. Het hof merkt op dat de vader wel uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zijn deur altijd voor de kinderen open zal blijven staan, wanneer zij op enig moment alsnog contact met hem wensen.
7.6.
Gelet op het voorgaande zal het hof beslissen als hierna onder 8 vermeld.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 16 mei 2022, voor zover daarbij een (definitieve) regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is vastgesteld,
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het dit geding inleidende verzoek van de vader d.d. 30 november 2018 tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , beiden geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, E.P. de Beij en M.L.F.J. Schyns en is op 3 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.